Militaire en Hospitaler Orde van Sint Lazarus van Jeruzalem
Deze (internationale) orde heeft haar hoofdzetel in Malta
en 33 lokale jurisdicties. Onder het motto ‘Atavis et Armis’ beloven de
leden van de orde (tegenwoordig zijn dat er volgens eigen zeggen wereldwijd
zo’n 2500) ‘om het Christelijk geloof te verdedigen, om armen en zieken, met
name lepra-lijders, te beschermen, bij te staan en te helpen, om de principes
van het christelijk ridderschap te promoten en te bewaren, te werken voor
Christelijke eenheid en om de leer van Christus en zijn heilige kerk in al zijn
werken te volgen’.
De wortels van de oorspronkelijke ‘Orde van Sint
Lazarus’ zijn in de vierde eeuw ontstaan. Ze zou zijn gesticht door de
aartsbisschop Sint Basilius om geneeskundige verzorging te verschaffen in een
leprozenhuis buiten Jeruzalem.
Toen Jeruzalem in 1099 werd bezet door de eerste
kruisvaarders bleek het noodzakelijk een efficiënte verdediging voor het
hospitaal te organiseren, want de streek werd onveilig gemaakt door plunderende
bendes. De orde kreeg een militaire tak: de ‘Militaire en Hospitaler Orde van
Sint lazarus was geboren. Koning Lodewijk VII van Frankrijk nam na de tweede
kruistocht (1147-1149) een aantal Lazarus-ridders mee naar Frankrijk. Hij
installeerde ze bij Boigny (bij Orléans) en vertrouwde ze het beheer van alle
leprozenhuizen in het koninkrijk toe. De in Jeruzalem achtergebleven ridders
voegden zich ruim een eeuw later bij hen.
Toen het Heilig Land was gevallen en de oorspronkelijke
opdracht van de ridders verviel, verloor de Orde steeds meer aan belang, ondanks
het feit dat ze over veel bezittingen
beschikte. Die bezittingen zouden andere, concurrerende ridderordes uiteraard
goed van pas komen. In 1490 wilde paus Innocentius IV de orde integreren in de
roemrijke ‘Orde van Sint-Jan van Jeruzalem’, waar hij een grotere controle
over had. Maar Frankrijk verzette zich heftig tegen een dergelijke operatie en
verwierp de pauselijke vorderingen. Pas op bet einde van de l6de eeuw werd de
scheef gegroeide situatie recht getrokken. Er kwamen twee takken. Een deel van
de orde, met inbegrip van de Italiaanse bezittingen, werd geïntegreerd in de
‘Ordre de Saint-Maurice’, een dynastieke ridderorde van de hertogen van
Savoye.
Het Huis van Savoye leverde reeds een eerste graaf in het midden van de elfde
eeuw, onder de naam Humbert 1. Op die manier ontstond dan de ‘Ordre des
Saints-Maurice-et-Lazare’, die tot op de dag van vandaag nog bestaat en
uitsluitend een politico-financiëel clubje is rond de familie Savoye. De huidige
grootmeester is de zoon van Umberto II, prins Victor-Emmanuel van Napels. Die
heeft rond zich een ‘Groot-Magisterium’ of ‘Junta’ gecreëerd, bestaande
uit zeer invloedrijke personaliteiten. De Orde beeft afdelingen in
Noord-Amerika, Sicilië, Spanje, Portugal, Zuid-Amerika en uiteraard Italië.
De andere tak van de ‘Ordre de Saint-Lazare’ werd geïntegreerd
in de ‘Ordre de Notre-Dame du Mont-Carmel’, gesticht door Hendrik IV
(1553-1610), de eerste Franse koning van het Huis Bourbon. Met de oprichting
van die dynastieke ridderorde sloeg de Hugenoot Hendrik twee vliegen in één
klap. Met het opdragen van een ridderorde aan ‘Onze-LieveVrouwe’ stemde de
anti-paapse vorst Rome enigszins tevreden en kon hij de begeerde goederen en
gronden van de ‘Orde van Sint-Lazarus’ recupereren. Die dreigden immers
definitief in handen te komen van de hem vijandig gezinde ridders van de ‘Orde
van Sint-Jan van Jeruzalem’. Paus Paulus V bevestigde die toestand in 1608.
De Italiaanse goederen gingen over in de ‘Ordre des Saints Maurice-et-Lazare’
en de Franse bezittingen kwamen terecht bij de ‘Ordre de Saint-Lazare et de
Notre Dame du Mont Carmel’. Het grootmeesterschap van die laatste orde kwam
toe aan de koning van Frankrijk.
De Franse revolutie maakte een einde aan de orde. De
‘Assemblée Nationale’ hief ze bij decreet op. Tijdens de Restaurarie, in
1830 om precies te zijn, schafte koning Louis-Philippe I op zijn beurt de Orde af.
Het verhaal van de ‘Orde van Sint-Lazarus’ lijkt hier ten einde. Nochtans...
Een zekere Jean-Joseph Moser creëerde in 1910 een ‘Ordre des Chevaliers
Hospitaliers de Saint-Lazarus et de Notre-Dame de la Merci’. Vanaf 1920
kwam de inmiddels genocmde ‘Ordre de Saint-Lazare’ in de handen van Charles
Otzenberger, een wijnhandelaar. Otzenberger zocht een ‘belangrijk man’ om
zijn orde een officieel imago te geven. Dat werd de hertog van Sevilla, de
grootvader van de huidige chef en een generaal onder Franco. Hij werd in 1935
tot grootmeester verkozen. Zijn zoon don Francisco werd coadjutor. Charles
Otzenberger werd ‘graaf’. De Heilige Stoel protesteerde: ‘de Orde van
Sint-Lazarus’ is vals’! Maar de toekomst lag open voor de Orde. Er stond
immers een Bourbon aan de top. ‘Graaf’
Otzenbergers toekomst raakte echter belast toen bij na de oorlog meermaals
opgepakt werd wegens economische collaboratie met het Nazi-regime.
De orde leefde verder. Don Francisco Enrique de Borbón y
de Borbón, een kolonel in het Francistische leger, werd in 1957, na de dood van
zijn vader, benoemd tot 45ste grootmeester. In 1967 ontstond er onenigheid in
de rangen van de ridders. Tijdens een ‘paleisrevolutie’ werd don Francisco
afgezet en Charles-Philippe, hertog van Nemours, achterkleinzoon van koning
Louis-Philippe die in 1830 de orde afschafte, werd tot grootmeester verkozen.
Coadjutor werd Michel d’Orléans, zoon van de graaf van Parijs, de pretendent
van de Franse kroon. De hertog van Nemours installeerde de hoofdzetel van de
Orde op het eiland Malta, neutraler terrein. Toen de hertog in 1970 stierf,
liet de ‘administrateur-général’ en ‘grand prieur de France’, François
de Cossé, hertog van Brissac, zich tot ‘chef suprème’ verkiezen. In 1973
verkozen ontevreden ridders opnieuw don Francisco tot grootmeester, de 47ste
ditmaal. Don Francisco omringde zich met coadjutor prins Michel d’Orléans,
grootcommandeur luitenant-kolonel Robert Gayre of Gayre and Nigg, en ‘Grand
Référendaire’ ‘markies’ de Haro-Union. Hij trad in 1995 af en werd
opgevolgd door zijn zoon Don Francisco
de Paula Enrique de Borbón y Escasany.
Tot op de dag van vandaag bestaan er dus twee Ordes van
Sint-Lazarus, elk met hun eigen vertegenwoordigers en dignitarissen. Beide
hebben ronkende namen in de rangen. De Franse Orde bijvoorbeeld, momenteel
gedirigeerd door Pierre de Cossé, kon zich verheugen op de aanmoedigingen van
aartshertog Otto von Habsburg.
De beide Ordes van Sint-Lazarus stellen juist omwille van
hun invloedrijke leden nogal wat problemen. Hoewel de insignes en decoraties,
behalve dan in Canada, niet officieel worden erkend en geen voorrechten
opleveren voor de dragers ervan, sluit men op diplomatiek vlak vaak verveeld
de ogen. De dignitarissen van de ordes worden officieus geduld. Dat men best
wat omzichtig omspringt met de Sint-Lazarus-ridders, kan afgeleid worden uit een
brief, gedateerd 14 november 1963, van de ambassadeur van België in Frankrijk,
baron Jaspar, aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Paul-Henri
Spaak: ‘Ik doe U ten overvloede opmerken dat ik bij gelegenheid te weten ben
gekomen dat zeer hoge personaliteiten drager zouden zijn geweest van deze
decoraties na de eerste wereldoorlog, namelijk de Koning der Belgen en
Generaal Pershing.’
De huidige Belgische afdeling van de Orde die zich
onderwerpt aan het gezag van don Francisco, groepeert een elite. De Belgische
voorzitter, bankier Paul Pourbaix, leidt een ‘priorij’ bestaande uit
baronnen, graven en zelfs een prins. Onder de Belgische vertegenwoordigers
valt graaf Rodolphe de Brouchoven de Bergeyck op, ook bestuurder van tal van
Opus Dei-organisaties. De ‘strijd voor het behoud van het christelijke
geloof, zoals bepaald in de statuten van de Orde van Sint-Lazarus, wordt
inderdaad ook intens gevoerd door het Opus Dei. Dat beide organisaties in
mekaars verlengde liggen, moet duidelijk zijn. Bovendien wordt er gefluisterd
dat don Francisco zelf een eminent lid van het Opus Dei is Die informatie is
echter moeilijk te verifiëren. Het lidmaatschap van deze katholieke
organisatie blijft uiterst geheim.
In tegenstelling tot in de meeste landen floreert in
Frankrijk de orde van ‘Chef Supreme’ de Cossé, hertog van Brissac. Ook de
Cossé kan zich verheugen op eminente en machtige volgelingen. Een onder hen is
de Roemeense vluchteling Gustave Pordéa. In juni 1984 werd Pordéa verkozen tot
Europees parlementslid voor het extreem-rechtse Front National. Pordéa is
bovendien zeer nauw verbonden met de hevig anti-communistisch ingestelde
Moon-sekte.
Ook in Nederland zijn de twee obediënties actief, al
werken ze tot op zekere hoogte wel samen.
De Parijse obediëntie, onder de naam Independent Commandery
of the Netherlands of the Military and Hospitaller Order of Saint Lazarus of
Jerusalem werd in 1974 opgericht door de vrijmetselaren Henri van den Akker en Pieter
Pott, die als derde bestuurslid (quaestor, penningmeester) Cornelis Hagen
benoemden. Hagen werd later secretaris van het Grootoosten.
Ondanks het feit dat Hagen en Pott inmiddels zijn overleden
en de vereniging Independent Commandery in 1987 is opgeheven, is er nog steeds een aantal vrijmetselaars
actief op bestuursniveau in deze obediëntie.
Tegenwoordig heet deze tak van de orde het ‘Groot-Prioraat’.
Ze is voornamelijk actief op het gebied van lepra-bestrijding in Zuid-Oost Azië
en onderhoudt daartoe contacten met de Nederlandse Stichting voor
Leprabestrijding. Samen met deze stichting is er een aparte stichting in het
leven geroepen: de Stichting Leprahulp St. Lazare. Los daarvan is er nog een
andere stichting vanuit de orde opgericht die zich met hetzelfde doel
bezighoudt: Stichting International Lazarus Leprosy
Society. De Parijse Obediëntie heeft in Nederland enkele eigen
steun-stichtingen: Stichting Custodians of the
Treasury of the Military and Hospitaller Order of Saint Lazarus of Jerusalem
en Atavis et Armis (opgeheven in 2001).
De Maltezer obediëntie, onder leiding van Don Francisco,
werd in Nederland in 1973 opgericht. In 1990 werd de organisatie geformaliseerd
in de Stichting Atavis et Armis (niet te
verwarren met de stichting met dezelfde naam van de Parijse obediëntie), maar
de naam werd al snel gewijzigd in de Stichting Malta Obedience. Met een statutenwijziging
in 1998 kwam deze stichting nog meer onder de invloedssfeer van de Orde.
Vanaf medio jaren negentig van de twintigste eeuw werd de Orde in Nederland
enigszins actief. Er ontstond een ‘Groot-Balije’ in Nederland, met drie commanderijen:
St. Willebrord, St. Servaas en St. Damiaan..
De commanderijen St. Servaas en St. Damiaan (gericht op
België) zijn nauwelijks actief, St.
Willebrord is op zeer bescheiden schaal actief met het inzamelen van fondsen ten
behoeve van projecten in de gezondheidszorg in Nederland en daarbuiten. De
omvang van deze hulp is onduidelijk.
Opvallend is, dat de orde samenwerkt met een andere
‘ridderorde', St. Jacob. Het feit dat de commanderij-voorzitter Albert de
Bruijn ook commandeur is van deze Souvereine Orde van St. Jacob in
Holland zal daar ongetwijfeld mee te maken hebben.
Statuten Parijse Obediëntie
Statuten Maltezer Obediëntie
Deze tekst is gedeeltelijk gebaseerd op: Ridders van Nu / Andre van
Bosbeke, Antwerpen, 1987.
Om verder te lezen:
Orders
of Knighthood and Merit,
Peter Bander van Buren
Religion und Dekoration, F.W. Haack
The Order of Saint Lazarus, Guy Stair Sainty