Ridderorden onder Peter II
Op 30 januari 1962 organiseerde Grootmeester Paul de
Cassagnac een bijeenkomst van Europese leden van de Sovereign Order of St.
John of Jerusalem, Knights of Malta op het Chateau de Granson, waarbij
voormalig Koning Peter II van Joegoslavië werd benoemd als Groot-Protector van
de orde. Pichel royeerde daarop Cassagnac, met als gevolg dat Peter II en de
aanhangers van Cassagnac hun eigen orde startten, de ‘Sovereign Order of
St. John of Jerusalem, Knights Hospitaller’. Cassagnac werd benoemd tot
Grootmeester en Peter II leverde de orde een Charter.
De leiding besefte dat zij ook een nieuwe grondwet nodig
hadden. Deze werd in 1964 door Peter II getekend. Met het hoofd van een
koninklijk huis als beschermheer van de orde, begon de orde vanaf die tijd aan
een enorme expansie. In hetzelfde jaar werd een priorij opgezet in Malta, onder
leiding van Gaston Thonna-Barthet. Er werden contacten gelegd met allerlei
andere kleine orden en afsplitsingen van de Shickshinny-orde. Een aantal van hen
sloot zich bij de Cassagnac-orde aan.
Verschillende aanhangers van Peter II hadden zijn
verkiezing als Grootmeester in gedachten. Maar Cassagnac zag die rol voor
zichzelf weggelegd en weigerde af te treden. Op 30 januari 1965 werd Peter II
echter toch verkozen tot 73e Grootmeester van een nieuw gevormde
vereniging onder voorzitterschap van Franklin West, de Sovereign Order of St.
John of Jerusalem, The Hospitallers, Knights of Malta. Formhals, een van de
leiders van de Shickshinny-orde ging accoord met het samenvoegen van ‘zijn’
orde met die van de koning, zolang die los zou staan van de orden van Pichel en
Cassagnac. De druk op Cassagnac om afstand te doen van zijn grootmeesterschap
werd vergroot, maar hij bleef weigeren. Uiteindelijk bleef hij tot zijn dood in
1966 leider van een kleine, afgesplitste, Franse priorij. Deze orde, Ordre
Régulier de Saint Jean de Terre Sainte, bestaat nog steeds.
Op 18 juni 1965 werd de verkiezing van Peter II als
Grootmeester bevestigd door de Provisional Universal Sovereign Council
van de orde. De koning aanvaarde deze ratificatie op 21 juni 1965. De eenheid
die daarop volgde duurde echter niet lang. In februari 1967 werd Franlin West
door Peter II ontslagen als voorzitter. De koning stelde dat West al een aantal
maanden volstrekt onafhankelijk van hem opereerde. West stierf korte tijd later,
maar een deel van de orde ging zelfstandig verder onder leiding van een
opvolger, dr. Urosh L. Seffer,
onder de naam Sovereign Order of St. John of Jerusalem, Knights Hospitaller.
Pogingen om tot een verzoening te komen waren weer succesvol; in 1968
kwamen de groepen weer tot elkaar. Peter II accepteerde een nieuwe grondwet,
waarbij hij geen Grootmeester meer was, maar Koninklijk Hoofd. Feitelijk werd
hij uit het bestuur van de orde gezet en bleef voor hem een ere-functie over.
Na een lang ziekbed overleed Peter II in november 1970. Nog
geen half jaar later ontstond de eerste grote scheuring in de orde. Robert
Formhals ging verder met een eigen orde: Hospitaller Order of St. John of
Jerusalem, Knights Hospitaller en ene prins Sergei S. Troubetzkoy richtte de
Sovereign Order of St. John of Jerusalem, Knights Hospitaller op. Deze
laatste orde kreeg voornamelijk aanhang in Europa: Malta, Engeland, België en
Zwitserland.
De broer van Peter II, prins Andrej werd door Formhals
ingelijfd bij diens orde als beschermheer. Peters zoon, Alexander, heeft zich
altijd verre gehouden van betrokkenheid bij deze valse orden en heeft de
authenticiteit daarvan bestreden.
Na de dood van Peter II en het daarmee wegvallen van de
voornaamste bindende factor, vielen de achterblijfselen snel uit elkaar.
Voornamelijk als gevolg van persoonlijke conflicten en machtsstrijd volgde de
ene scheuring de andere in snel tempo op. De verschillende nieuwe orden, die
allemaal claimden de ware opvolger te zijn van de orde van Peter II, tooiden
zich allemaal met namen die nagenoeg aan elkaar gelijk zijn.
De verschillende ridderorden doen er van alles aan om hun
afkomst en koninklijke banden te claimen. Eén van de Belgische ridderorden, de Commanderie royale de l’Ordre
souverain, hospitalier et militaire de Saint-Jean de Jérusalem, Chevaliers œcuméniques
de Rhodes et de Malte en Royaume de Belgique haalde daarvoor Prins Bernhard
tevoorschijn. Bernhard zou, samen met Peter II de koninklijke afkomst van
deze orde hebben bevestigd.
Een jaar na de oprichting van deze orde in 1986 werd ze overigens alweer opgeheven.