Wetboek der Hoge Graden

 
Dit wetboek is op 1 mei 1974 in werking getreden. Inmiddels is het op een aantal punten aangepast.
Aanvullende regelgeving bestaat uit bestaat uit het Reglement inzake de procedure ter verkrijging van het lidmaatschap der Hoge Graden en het Reglement van orde voor het Hoofdkapittel der Hoge Graden. Algemene regels met betrekking tot de Hoge Graden zijn ook te vinden in de statuten.

Algemene Bepalingen

Artikel 1
‘De Hoge Graden van de Orde van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel in Nederland’ is een zelfstandige vereniging van Vrijmetselaren, welke ten doel heeft: de voortgezette toepassing van de beginselen der Vrijmetselarij, onder de hoge wijding van de Alomvattende Liefde.
Deze vereniging wordt in de volgende artikelen van deze Wet aangeduid als de Hoge Graden.
Zij heeft haar zetel te ‘s-Gravenhage.

Artikel 2
De graden, welke door het Hoofdkapittel tot de Hoge Graden worden gerekend, zijn:
1. die van Elu of Uitverkoren Meester;
2. de Schotse Graden of die van Ridder van Sint Andreas;
3. die van Ridder van de Degen of van het Oosten;
4. die van S\ P\ van het R\ +, overeenkomende met de 18e graad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus.
De onder 1, 2 en 3 genoemde graden worden als historische graden beschouwd en bij communicatie verleend; alleen na verkregen machtiging van het Opperbestuur mag hierin worden gewerkt.

Artikel 3
Tot de Hoge Graden behoren uitsluitend degenen, die lid zijn van een onder het Hoofdkapittel werkend Kapittel.
Ieder lid der Hoge Graden kan slechts lid zijn van één onder het Hoofdkapittel werkend Kapittel.

Artikel 4
Kapittels zijn verenigingen van Vrijmetselaren behorende tot de Hoge Graden.

Artikel 5
De aanvraag tot het oprichten van een Kapittel of tot het heropenen van een rustend Kapittel geschiedt door tenminste zeven Vrijmetselaren, SS\ PP\ van het R\ +, waarbij op goede gronden moet worden aangetoond, dat het Kapittel bij de oprichting of heropening een zodanig aantal leden zal tellen, dat met vrucht kan worden gearbeid. De aanvraag wordt gericht tot het Hoofdkapittel, dat daarop in zijn eerstvolgende vergadering een beslissing neemt.

Artikel 6
De installatie van een Kapittel geschiedt door of namens het Opperbestuur.

Artikel 7
Bij de installatie van een Kapittel wordt een constitutiebrief uitgereikt, waarvoor een door het Opperbestuur vast te stellen bedrag moet worden betaald. Ter vervanging van een in het ongerede geraakte constitutiebrief kan het Opperbestuur kosteloos een certificaat uitreiken, waarbij deze installatie wordt erkend.

Artikel 8
Een Kapittel draagt de naam, die in de constitutiebrief is vermeld.

Artikel 9
Een Kapittel kiest zijn bestuur, bestaande uit ten minste vijf leden.

Artikel 10
Een Kapittel maakt een huishoudelijk reglement en indien gewenst statuten op, welke, alvorens in werking te treden, door het Opperbestuur moet(en) zijn goedgekeurd.
Voor latere wijzigingen wordt eveneens goedkeuring vereist.

Artikel 11
Een Kapittel, dat ophoudt te werken, zendt terstond zijn constitutiebrief en zijn archief aan het Opperbestuur ter bewaring in het archief van de Hoge Graden.

Artikel 12
Een Kapittel zendt vóór 15 februari aan het Opperbestuur een verslag van zijn werkzaamheden gedurende het afgelopen kalenderjaar, alsmede een opgave van de samenstelling van zijn bestuur. 

Leden

Artikel 13
Het lidmaatschap van de Hoge Graden kan niet worden aangevraagd.
Voor het lidmaatschap kunnen worden voorgedragen leden ener Loge, werkende onder het Grootoosten der Nederlanden of onder een door dit Grootoosten erkende maçonnieke Grootmacht. Zij moeten, op het moment waarop hun voordracht bij het Opperbestuur of bij de betrokken Gedeputeerd Grootmeester wordt ingediend, ten minste twee jaar Meester-Vrijmetselaar zijn en gedurende de laatste vijf jaren als lid ener Loge op zodanige wijze hebben gearbeid, dat mag worden verwacht, dat zij in de geest van artikel 1 aan de bevordering van het doel der Hoge Graden zullen medewerken.
In verband daarmede zijn de volgende voorwaarden gesteld:
a. de kandidaat moet zijn een toegewijd lid en medewerker van zijn Loge;
b. hij moet de algemene waardering hebben van de medeleden van zijn Loge;
c. op goede gronden moet kunnen worden aangenomen, dat de Vrijmetselarij, door de beoefening ervan volgens een andere ritus dan die der Symbolieke Graden, voor hem aan waarde en diepte kan winnen.
De Grootmeester of de betrokken Gedeputeerd Grootmeester kan in bijzondere gevallen, op een gemotiveerd schriftelijk verzoek van een Kapittel, dispensatie verlenen van de termijnen, vermeld in de derde alinea van dit artikel.
Omtrent kandidaten, die lid zijn van een door het Grootoosten der Nederlanden erkende buitenlandse Grootmacht, wordt door het Opperbestuur het advies ingewonnen van de betrokken buitenlandse Grootmacht, binnen welker jurisdictie de graad van S\ P\ van het R\ + wordt beoefend.

Artikel 14
a. Het voorstel om een Meester-Vrijmetselaar, die als lid wordt voorgedragen, aangenaam te verklaren gaat uit van het bestuur van een Kapittel.
b. De wijze waarop het lidmaatschap der Hoge Graden kan worden verkregen wordt nader geregeld bij een daartoe door het Hoofdkapittel vast te stellen reglement.
c. Van bij dat reglement voorgeschreven termijnen kan de Grootmeester of de betrokken Gedeputeerd Grootmeester in bijzondere gevallen, op een gemotiveerd schriftelijk verzoek van een Kapittel, dispensatie verlenen.

Artikel 15
Het lidmaatschap der Hoge Graden gaat verloren:
a. wanneer men ophoudt lid ener door het Grootoosten der Nederlanden erkende Loge te zijn;
b. zodra men ophoudt lid van een Kapittel te zijn;
c. door ontzetting uit het lidmaatschap.

Artikel 16
Voor de inwijding in de graad van S\ P\ van het R\ + wordt door de kandidaat een door het betrokken Kapittel te bepalen bedrag betaald.
Door het Kapittel wordt binnen veertien dagen na de inwijding een door het Opperbestuur vastgesteld bedrag aan de Algemene Kas afgedragen. Na inschrijving van bet nieuwe lid in het Gouden Boek, geeft het Opperbestuur een diploma af.
Voor een in het ongerede geraakt diploma kan aan de betrokkene, ter vervanging daarvan, een certificaat omtrent diens inwijding in de graad van S\ P\ van het R\ + kosteloos worden verstrekt. Tabliers, cordons en insignes, volgens door het Opperbestuur vastgestelde modellen, worden tegen betaling door de Kanselarij geleverd.
Hiervan afwijkende regalia mogen niet worden gedragen.
Slechts in bijzondere gevallen kan het Opperbestuur van dit verbod dispensatie verlenen.

Artikel 17
De inwijding tot S\ P\ van het R\ + geschiedt door of namens het Kapittel, waarin de kandidaat aangenaam is verklaard, volgens het geldende rituaal en heeft tengevolge, dat de nieuw aangenomene lid is van laatst bedoeld Kapittel.
Het Opperbestuur en de Kapittels worden door tijdige mededeling in staat gesteld aan de inwijding deel te nemen.

Artikel 18
Indien de inwijding van een kandidaat tot S\ P\ van het R\ + niet is geschied binnen twee jaar nadat daartoe door het Opperbestuur machtiging is verleend, vervalt deze machtiging, tenzij het Opperbestuur om bijzondere redenen deze termijn heeft verlengd. Deze kandidaat kan echter opnieuw worden voorgedragen, met inachtneming van het in artikel 14, sub b bedoelde reglement.

Artikel 19
Bij de aan de inwijding voorafgaande voorbereiding zal aan de kandidaat artikel 1 van deze Wet worden voorgelezen; tijdens de inwijding wordt door hem de volgende belofte afgelegd:
‘Getrouw aan mijn belofte, gedaan in de Symbolieke Graden, zal ik steeds het belang van die Graden blijven bevorderen.
Ik beloof met al mijn kracht te zullen medewerken aan het doel der Hoge Graden, door met mijn woorden en daden de mensen te doordringen van de geest van broederschap, van de Liefde van Mens tot Mens. Ik aanvaard het Kruis’.

Artikel 20
Na toestemming van het Opperbestuur kunnen zonder inwijding tot leden van Kapittels worden aangenomen zij, die de graad van S\ P\ van het R\ + onder welke ritus ook buiten Nederland hebben ontvangen, mits zij lid zijn van een door het Grootoosten der Nederlanden erkende Grootmacht. Het Opperbestuur verleent deze toestemming niet dan na advies te hebben ingewonnen van de betrokken buitenlandse Grootmacht, binnen welker jurisdictie de graad van S\ P\ van het R\ + wordt beoefend. Hun diploma moet dan door de Grootmeester en de Grootkanselier worden gelegaliseerd.

Artikel 21
Leden van een Kapittel kunnen zich naar een ander Kapittel doen overschrijven, mits zij aan alle geldelijke verplichtingen tegenover het Kapittel, dat zij verlaten, hebben voldaan.
Aan een verzoek tot overschrijving moet door beide Kapittels onverwijld worden voldaan. Beide Kapittels geven van deze overschrijving binnen acht dagen kennis aan het Opperbestuur met gebruikmaking van het daarvoor bestemde formulier (mutatiestaat).

Artikel 22
Over het al dan niet toelaten van een S\ P\ van het R\ +, die voor het lidmaatschap der Hoge Graden had bedankt en weer wenst toe te treden tot een Kapittel, dat zich bereid verklaart hem als lid op te nemen, beslist het Opperbestuur.
Van deze beslissing is geen beroep mogelijk bij het Hoofdkapittel.

Artikel 23
Een gewoon lid van een Kapittel kan tevens van een ander Kapittel buitengewoon lid zijn. SS\ PP\ van het R\ + die lid zijn van een Loge ressorterende onder een door het Grootoosten der Nederlanden erkende buitenlandse Grootmacht kunnen, na ingewonnen advies van de betrokken buitenlandse Grootmacht, binnen welker jurisdictie de graad van S\ P\ van het R\ + wordt beoefend, en slechts met toestemming van het Opperbestuur, buitengewoon lid van een Kapittel worden. Voor buitengewone leden wordt geen jaarlijkse bijdrage aan de Algemene Kas voldaan.
Buitengewone leden tellen niet mede bij het bepalen van het aantal leden van een Kapittel.

Artikel 24
Na elke inwijding of aanneming wordt hiervan, binnen acht dagen, door de Kanseliers der Kapittels kennis gegeven aan de Grootkanselier, met gebruikmaking van het vastgestelde formulier (mutatiestaat), teneinde de nieuw aangenomen leden te doen inschrijven in het Gouden Boek en de registers.
Van alle mutaties wordt op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijn aan de Grootkanselier bericht gezonden.

Hoofdkapittel

Artikel 25
Het oppergezag in de Hoge Graden berust bij bet Hoofdkapittel, dat het recht van wetgeving bezit en de belangen der Hoge Graden behartigt.

Artikel 26
Het Hoofdkapittel, samengesteld uit de afgevaardigden en vertegenwoordigers der Kapittels, vergadert te ‘s-Gravenhage.

Artikel 27
De gewone jaarlijkse bijeenkomst van het Hoofdkapittel wordt gehouden in de maand juni, op dag en uur door het Opperbestuur te bepalen.
Buitengewone bijeenkomsten worden gehouden zo dikwijls het Opperbestuur het nodig acht, of op schriftelijke, met redenen omklede, aanvrage van vijf Kapittels.

Artikel 28
De Kapittels benoemen hun afgevaardigden uit hun leden. Het aantal dier afgevaardigden bedraagt voor een Kapittel, dat op 1 januari vooraf gaande aan de jaarlijkse bijeenkomst niet meer dan 30 leden had, één, en voor een Kapittel, dat op die datum 31 of meer leden telde, twee.
Voor een Kapittel dat na 1 januari, vooraf gaande aan de vergadering van het Hoofdkapittel, werd geïnstalleerd geldt voor de bepaling van het aantal afgevaardigden, het aantal leden op de dag van de installatie.

Artikel 29
De Kapittels, buiten Nederland gevestigd, benoemen in plaats van afgevaardigden, vertegenwoordigers ten getale als in artikel 28 is omschreven, hetzij uit hun eigen leden, hetzij uit de leden van de Kapittels in Nederland.

Artikel 30
Uit één Kapittel mogen niet meer dan in het geheel vijf leden als afgevaardigden en/of vertegenwoordigers aan de stemming in het Hoofdkapittel deelnemen.
Niemand mag tegelijk afgevaardigde en vertegenwoordiger zijn.

Artikel 31
De Kapittels kunnen voor hun afgevaardigden of vertegenwoordigers plaatsvervangers aanwijzen.

Artikel 32
Tot het Hoofdkapittel worden allen toegelaten: afgevaardigden of vertegenwoordigers van die Kapittels, welke aan hun verplichtingen tegenover de Algemene Kas hebben voldaan.

Artikel 33
De afgevaardigden en/of vertegenwoordigers dienen, ter bijwoning van de bijeenkomsten van het Hoofdkapittel, te zijn voorzien van een kaart, volgens een door het Opperbestuur vastgesteld model.

Artikel 34
a. Tot alle bijeenkomsten worden, voor zover er plaatsruimte beschikbaar is, als bezoekers toegelaten leden der Hoge Graden, met uitzondering van hen, die lid zijn van een Kapittel, dat niet aan zijn verplichtingen tegenover de Algemene Kas heeft voldaan.
b. Toelating van andere bezoekers kan geschieden door het Opperbestuur.
c. Bezoekers mogen niet aan de beraadslagingen deelnemen, tenzij met toestemming van het Hoofdkapittel.
d. In gevallen, waarin het Opperbestuur dit wenselijk acht, kan de Grootmeester of hij die hem als zodanig vervangt, bet Hoofdkapittel doen overgaan in comité-generaal, waarbij bezoekers niet tegenwoordig mogen zijn.

Artikel 35
Elke afgevaardigde of vertegenwoordiger brengt in het Hoofdkapittel één stem uit.

Artikel 36
Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen, voor zover in deze Wet niet anders is bepaald. Stemming over zaken geschiedt mondeling, over personen schriftelijk.

Artikel 37
De onderwerpen ter behandeling in de bijeenkomsten van het Hoofdkapittel worden door middel van een beschrijvingsbrief aan de Kapittels medegedeeld.
Deze wordt tenminste drie maanden vóór de bijeenkomst aan de Kapittels bekend gemaakt.

Artikel 38
In de beschrijvingsbrief worden opgenomen de voorstellen, die óf door het Opperbestuur, óf door een Kapittel worden aanhangig gemaakt; deze laatste moeten bij het Opperbestuur zijn ingediend uiterlijk ultimo februari van het jaar, waarin het Hoofdkapittel zal worden gehouden.
Geen besluiten worden genomen over voorstellen, welke niet in de beschrijvingsbrief zijn opgenomen, tenzij zulke voorstellen vóór de bijeenkomst door de afgevaardigden of vertegenwoordigers van drie Kapittels schriftelijk bij het Opperbestuur zijn ingediend en het Hoofdkapittel deze urgent heeft verklaard.
Het Opperbestuur heeft eveneens het recht urgentie aan te vragen voor een voorstel, dat niet in de beschrijvingsbrief is opgenomen. Voorstellen tot wijziging van deze Wet worden echter slechts in behandeling genomen, wanneer deze in de beschrijvingsbrief zijn opgenomen.

Artikel 39
De gewone jaarlijkse bijeenkomst van het Hoofdkapittel wordt met een broedermaal besloten.

Artikel 40
Bij het rituele gedeelte van de bijeenkomst van het Hoofdkapittel zijn alle aanwezigen in het zwart gekleed met witte das en witte handschoenen (militairen desverkiezend in uniform); zij dragen daarbij tablier, cordon en insigne; bij het administratief gedeelte en bij het broedermaal wordt alleen het cordon met insigne gedragen.

Artikel 41
De Kapittels zijn verplicht tenminste drie weken vóór de bijeenkomst van het Hoofdkapittel aan de Grootkanselier op te geven het aantal en de namen hunner leden, die als afgevaardigden, plaatsvervangers of bezoekers, aan de bijeenkomst van het Hoofdkapittel, respectievelijk aan bet broedermaal zullen deelnemen.
De vertegenwoordigers zijn verplicht aan de Grootkanselier mede te delen of zij aan de bijeenkomst van het Hoofdkapittel, respectievelijk aan het broedermaal zullen deelnemen.

Opperbestuur

Artikel 42
Het Hoofdkapittel kiest een Opperbestuur. De leden hebben zitting voor een tijdvak van ten hoogste zes jaren en zijn slechts éénmaal terstond herkiesbaar, eveneens voor een tijdvak van ten hoogste zes jaren.

Artikel 43
De leden van het Opperbestuur leggen bij hun installatie de volgende belofte af: ‘Ik beloof de waardigheid der Hoge Graden te zullen handhaven, voor hun bloei en luister te zullen waken en het ambt, dat mij wordt opgedragen, met ijver, trouw en toewijding te zullen vervullen’.

Artikel 44
Het Opperbestuur stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 43, een rooster vast voor de aftreding van zijn leden. Hierbij wordt er op gelet, dat de Grootmeester en de Generaalinspecteur niet gelijktijdig aftreden.

Artikel 45
Het Opperbestuur is in volgorde van voorrang samengesteld uit: een Grootmeester, een Generaalinspecteur, een eerste Grootopziener, een tweede Grootopziener, een Grootredenaar, een eerste Grootkanselier, een Grootthesaurier, een tweede Grootkanselier, een Grootbouw- en meubelmeester, een Grootceremoniemeester en een Grootarchivaris tevens tweede Grootceremoniemeester.

Artikel 46
De leden van het Opperbestuur verdelen hun functies onderling, met uitzondering van die van Grootmeester en Generaalinspecteur, die als zodanig door het Hoofdkapittel worden gekozen.

Artikel 47
De leden van bet Opperbestuur hebben zitting in het Hoofdkapittel met een raadgevende stem. In het Hoofdkapittel treden zij nóch als afgevaardigden, nóch als vertegenwoordigers van een Kapittel op.

Artikel 48
In de beschrijvingsbrief voor de bijeenkomst van het Hoofdkapittel, waarin de verkiezing van leden van het Opperbestuur moet plaatshebben, worden de vacatures opgenomen.

Artikel 49
In vacatures, ontstaan in de bijeenkomst van het Hoofdkapittel door de verkiezing van leden van het Opperbestuur tot Grootmeester of Generaalinspecteur, wordt onmiddellijk voorzien.

Artikel 50
In vacatures, tussentijds ontstaan, wordt voorzien in de eerstvolgende bijeenkomst van het Hoofdkapittel. De nieuw gekozene neemt op de rooster niet de plaats in van hem, die hij opvolgt.

Artikel 51
Het Opperbestuur is belast met de voorbereiding van alles, wat in het Hoofdkapittel zal worden behandeld en met de uitvoering van alles, wat daar wordt beslist. Het Opperbestuur handhaaft de nakoming van de Wet en van de besluiten, beheert de bezittingen en de geldmiddelen, voor zover dat beheer niet aan anderen is opgedragen en heeft het dagelijks beheer over alle zaken de belangen der Hoge Graden betreffende. Het heeft de bevoegdheid zich daarbij te laten bijstaan door een of meer functionarissen, geen lid van het Opperbestuur zijnde.
Het Opperbestuur is voor zijn handelingen, voor zover niet anders door deze Wet is bepaald, verantwoording verschuldigd aan het Hoofdkapittel.

Artikel 52
In de jaarlijkse bijeenkomst van het Hoofdkapittel doet het Opperbestuur verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen jaar. Dit verslag wordt in de beschrijvingsbrief opgenomen.

Artikel 53
In plaatsen buiten Nederland waar een of meer tot de Hoge Graden behorende Kapittels zijn gevestigd wordt het Opperbestuur vertegenwoordigd door Gedeputeerd Grootmeesters. Deze worden benoemd en ontslagen door het Opperbestuur, na het oordeel der Kapittels in het betrokken ressort te hebben ingewonnen. Het Opperbestuur kan aan de Gedeputeerd Grootmeesters plaatsvervangers toevoegen, na daarover het oordeel der betrokken Gedeputeerd Grootmeesters en der betrokken Kapittels te hebben ingewonnen.

Artikel 54
De Grootmeester of zijn plaatsvervanger vertegenwoordigt de Hoge Graden zowel in als buiten rechte.
Hij kan voor handelingen buiten Nederland, voor elk voorkomend geval afzonderlijk, aan de betrokken Gedeputeerd Grootmeester zijn bevoegdheid overdragen.

Artikel 55
Wanneer in een spoedeisend geval een beslissing der Kapittels wordt verlangd, heeft het Opperbestuur de plicht om de Kapittels in Nederland en de vertegenwoordigers van de Kapittels buiten Nederland, schriftelijk te raadplegen.
De Kapittels en vertegenwoordigers berichten binnen veertien dagen na ontvangst van de betreffende circulaire schriftelijk aan het Opperbestuur, wat hun mening is. De uitspraak van de meerderheid der ingekomen antwoorden geldt als een besluit van het Hoofdkapittel. Staking van stemmen staat met een verwerping gelijk. Het aantal stemmen, dat elk Kapittel uitbrengt, wordt berekend volgens artikel 28 juncto artikel 35.

Artikel 56
Het Opperbestuur kan aan het Hoofdkapittel het aanknopen van vriendschapsbetrekkingen met andere maçonnieke Grootmachten voorstellen. De vertegenwoordigers bij zodanige maçonnieke Grootmachten worden benoemd door bet Opperbestuur, dat daarvan kennis geeft in de eerstvolgende bijeenkomst van het Hoofdkapittel.

Geldmiddelen

Artikel 57
Met betrekking tot de geldmiddelen loopt elk dienstjaar van primo januari tot en met ultimo december.

Artikel 58
Er is een Algemene Kas en een Liefdekas.

Artikel 59
Jaarlijks, vóór de aanvang van het dienstjaar, wordt door het Hoofdkapittel een begroting van ontvangsten en uitgaven vastgesteld.

Artikel 60
Deze begroting wordt gesplitst in:
a. ontvangsten en uitgaven van de Algemene Kas ter voorziening in de kosten van beheer en bestuur;
b. ontvangsten en uitgaven van de Liefdekas ter uitoefening van liefdadigheid en ter ondersteuning van maatschappelijk nuttige instellingen.

Artikel 61
De uitgaven bedoeld in artikel 60 sub a worden bestreden uit de bijdragen der Kapittels, benevens uit de overige ontvangsten voor zover die niet uitdrukkelijk voor de Liefdekas zijn bestemd. De renten der kapitalen, die het eigendom zijn der Hoge Graden en door het Opperbestuur worden beheerd, zijn bestemd tot bestrijding der uitgaven bedoeld in artikel 60 sub b, tenzij het Hoofdkapittel hierover anders beschikt.

Artikel 62
De begroting wordt met een toelichting en een staat van de bezittingen en schulden in de beschrijvingsbrief opgenomen.

Artikel 63
De goedgekeurde begroting strekt het Opperbestuur tot machtiging om alle daarbij vastgestelde inkomsten te innen en zo nodig in rechten op te vorderen; voorts om de daarbij vastgestelde uitgaven te doen en verder alle aan het geldelijk beheer verbonden handelingen te verrichten.

Artikel 64
Het aandeel door elk lid der Hoge Graden te dragen in de kosten van beheer en bestuur wordt jaarlijks bij de begroting van ontvangsten en uitgaven bepaald. Door de Kapittels wordt dit aandeel van hen, die op 1 januari van het dienstjaar lid zijn, geïnd en, voor zover zij in Nederland zijn gevestigd, bij vooruitbetaling afgedragen aan de Grootthesaurier volgens het door de Kanselarij opgemaakt Certificaat van Schuld, dat hen vóór 15 februari wordt toegezonden.

Artikel 65
De Kapittels buiten Nederland ontvangen door bemiddeling van hun Gedeputeerd Grootmeester Jaartabellen en Certificaten van Schuld. De Gedeputeerd Grootmeester zendt na goedkeuring één exemplaar aan het betrokken Kapittel terug en doet de beide andere exemplaren toekomen aan het Opperbestuur, dat op zijn beurt één exemplaar van het Certificaat van Schuld doorzendt aan de Grootthesaurier.
De Kapittels in Nederland betalen het uit bet Certificaat van Schuld voortvloeiend bedrag vóór de 15e maart daarop volgend aan de Grootthesaurier.
De Kapittels buiten Nederland betalen dit bedrag vóór de 15e maart aan hun Gedeputeerd Grootmeesters, die van de bij hen gedane betalingen terstond kennisgeven aan de Grootthesaurier.

Artikel 66
Na afloop van elk dienstjaar maakt het Opperbestuur de rekening en verantwoording op van het beheer der geldmiddelen gedurende dat dienstjaar, overeenkomstig de begroting. Deze rekening wordt aan de goedkeuring van het Hoofdkapittel onderworpen.

Artikel 67
De door het Opperbestuur opgemaakte rekening en verantwoording van het beheer der geldmiddelen wordt na het einde van elk dienstjaar vóór 1 februari daarop volgend in handen gesteld van drie door het laatst gehouden Hoofdkapittel aangewezen Kapittels, door toezending van een afschrift van de rekening en verantwoording aan ieder van hen.

Artikel 68
De aangewezen Kapittels brengen vóór 1 maart daarop volgend een gemeenschappelijk schriftelijk verslag uit, dat met de rekening en verantwoording in de beschrijvingsbrief voor de gewone jaarlijkse bijeenkomst van het Hoofdkapittel wordt opgenomen.

Artikel 69
Voor het verifiëren der bescheiden en kwitanties nemen de met de verificatie belaste leden, één van elk aangewezen Kapittel, gezamenlijk inzage van bedoelde stukken bij de Grootthesaurier. De hieraan verbonden kosten worden betaald uit de Algemene Kas.

Artikel 70
De goedgekeurde rekening en verantwoording strekt het Opperbestuur tot acquit en décharge ter zake van het beheer der geldmiddelen gedurende dat dienstjaar.

Plichtsverzuim

Artikel 71
Op ieder lid van de Hoge Graden rust de verplichting om, wanneer hij meent, dat een medelid zijn plicht als lid van de Hoge Graden uit het oog verliest, deze hierop broederlijk te wijzen. Blijkt dit niet afdoende te zijn, dan brengt hij de zaak ter kennis van de voorzitter van het Kapittel, waartoe het betrokken lid behoort.

Artikel 72
De voorzitter van dit Kapittel onderzoekt de zaak nader en is bevoegd, indien hem dit wenselijk voorkomt, zich te laten bijstaan door leden van zijn Kapittel.
Is de zaak niet tot een bevredigende oplossing te brengen, dan brengt de voorzitter daarvan verslag uit aan het Opperbestuur, of, indien het betrokken Kapittel buiten Nederland is gevestigd, aan de Gedeputeerd Grootmeester onder wie zijn Kapittel ressorteert.

Artikel 73
Indien een Kapittel of een voorzitter van een Kapittel handelingen pleegt in strijd met de bepalingen van deze Wet of zich gedraagt als in artikel 71 bedoeld, dan gelden de bepalingen van de artikelen 71 en 72, met dien verstande, dat in plaats van ‘voorzitter van het Kapittel’ wordt gelezen ‘Grootmeester’ en in plaats van ‘leden van zijn Kapittel’, ‘leden van het Opperbestuur’.

Artikel 74
Wordt een zaak bij het Opperbestuur of bij een Gedeputeerd Grootmeester aangebracht, dan zijn deze bevoegd een onderzoek in te stellen op zodanige wijze als zij wenselijk oordelen en naar aanleiding van dat onderzoek zodanige maatregelen te nemen als zij in het belang van de Hoge Graden nuttig en oirbaar zullen achten.
De betrokken Gedeputeerd Grootmeester doet van een en ander verslag aan het Opperbestuur.

Artikel 75
Ongeacht de procedure bedoeld in de artikelen 71, 72 en 73 heeft het Opperbestuur het recht en de plicht zelfstandig alle maatregelen te nemen die het noodzakelijk acht, om de Hoge Graden te beschermen tegen de gevolgen van verkeerd geachte handelingen van een lid van die graden of van een Kapittel.
Van de beslissingen van het Opperbestuur of van de Gedeputeerd Grootmeester staat beroep open op het Hoofdkapittel.

Artikel 76
In geschillen tussen Kapittels wordt door het Opperbestuur beslist, hetzij eigener beweging, hetzij op verzoek van een der partijen. Van deze beslissing staat beroep op het Hoofdkapittel open.

Artikel 77
Het Opperbestuur deelt de in het vorige artikel bedoelde beslissing mede aan de voorzitters van de betrokken Kapittels, en in de gevallen bedoeld bij de artikelen 71, 72 en 73 bovendien aan de betrokkenen, telkens met kennisgeving zowel van de termijn binnen welke, als van de wijze waarop het beroep op het Hoofdkapittel kan worden gedaan.

Slotbepalingen

Artikel 78
In alle gevallen waarin deze Wet niet voorziet, beslist het Opperbestuur.
Door het inwerking treden van deze Wet vervallen alle vroeger gemaakte bepalingen.

Artikel 79
Deze Wet treedt in werking op de dag, waarop het in artikel 14, sub b bedoelde reglement in werking treedt.
Aldus vastgesteld in het Hoofdkapittel van de 9e dag van de 6e maand van het 26e jaar van het 60e Grootmeesterschap (2 juni 1973).

Prof.dr. G.J.M. van der Kerk, Grootmeester

M.C. Plaatsman, Eerste Grootkanselier


home