Reglement inzake de procedure tot het verkrijgen van het lidmaatschap der Hoge Graden
Dit reglement is op 1 mei 1974 in werking getreden. Nadien zijn verschillende wijzigingen aangebracht.
Artikel 2
Aan de in het - in artikel 1 bedoelde - overzicht opgenomen Meesters, leden
van de Loge(s) uit welke het Kapittel zijn leden gemeenlijk betrekt, zendt de
Kanselier van het Kapittel een circulaire, waarin gewezen wordt op het bestaan
van de Hoge Graden en waarbij medegedeeld wordt dat zij, in geval zij meer
inlichtingen wensen omtrent de Hoge Graden, een boekje kunnen aanvragen bij het
in de circulaire vermelde adres, tegen betaling van een bedrag, als door het
Opperbestuur vastgesteld.
Artikel 3
Met het in artikel 2 bedoelde boekje wordt een formulier medegezonden, met
behulp waarvan de Meester-vrijmetselaar een gesprek kan aanvragen ter
verkrijging van nadere informatie.
Artikel 4
Het door de belangstellende aangevraagde gesprek wordt met hem gevoerd door
enkele Broeders, daartoe door een of meer der betrokken Kapittels aangewezen.
Artikel 5
Ingeval de in artikel 4 bedoelde Broeders van oordeel zijn dat de
belangstellende voldoet aan de toelatingseisen, vullen zij het daartoe bestemde
formulier voor de kandidaatstelling in. Zij gaan voorts zoveel als enigszins
mogelijk na of de tot de Hoge Graden behorende leden van de Loge, waartoe de
kandidaat behoort, met de voordracht instemmen en daarvan door hun
mede-ondertekening willen doen blijken.
Daarna zenden zij het formulier aan de Kanselier van het Kapittel, bij
hetwelk het voorstel tot kandidaatstelling zal worden behandeld.
Artikel 6
Ingeval de in artikel 4 bedoelde Broeders van oordeel zijn dat de
belangstellende (nog) niet voldoet aan de toelatingseisen, geven zij hiervan
schriftelijk kennis aan de Kanselier van het Kapittel onder motivering van hun
standpunt.
Artikel 7
Ingeval het bestuur van het Kapittel zich verenigt met het ingediende
voorstel tot kandidaatstelling, brengt het bestuur de kandidatuur in de Ronde,
met het voorstel de kandidaat aangenaam te verklaren.
Artikel 8
Ingeval het bestuur van het Kapittel zich niet verenigt met het ingediende
voorstel tot kandidaatstelling, zal het bestuur met de in artikel 4 bedoelde
Broeders in nader overleg treden. Indien het bestuur zich ook na dit overleg nog
niet kan verenigen met het naar voren gebrachte standpunt, doet het bestuur
daarvan schriftelijk mededeling aan het Opperbestuur, onder bijvoeging van de
stukken en het geven van een uitvoerige motivering van zijn afwijkend oordeel.
Artikel 9
Ingeval de in artikel 4 bedoelde Broeders te kennen hebben gegeven dat een
belangstellende naar hun oordeel (nog) niet voldoet aan de toelatingseisen, zal
het bestuur van het Kapittel, zo het zich bij deze mening aansluit, de stukken
aan het Opperbestuur zenden onder uitvoerige motivering van zijn oordeel.
Artikel 10
Zo het bestuur van het Kapittel zich voorshands niet kan verenigen met het
afwijzend standpunt van de in artikel 4 genoemde Broeders, zal het bestuur met
hen in nader overleg treden.
Ingeval het bestuur zich ook na dit overleg nog niet kan verenigen met het
afwijzend standpunt, doet het bestuur daarvan schriftelijk mededeling aan het
Opperbestuur, onder bijvoeging van de stukken en het geven van een uitvoerige
motivering van zijn afwijkend oordeel.
Artikel 11
Zo het bestuur van het Kapittel de kandidatuur ingevolge artikel 7 in de
Ronde heeft gebracht met het voorstel de kandidaat aangenaam te verklaren,
geschiedt de stemming - desgewenst na bespreking en verdere informatie -
mondeling.
Het voorstel wordt geacht te zijn aangenomen indien in een vergadering van
het Kapittel niet meer dan twee leden zich ertegen hebben verklaard.
Hij, die voornemens is tegen te stemmen, is verplicht vóóraf zijn stem te
motiveren.
Artikel 12
Het bestuur van het Kapittel stelt het Opperbestuur in kennis van de uitslag
van de behandeling in de Ronde, onder overlegging van de stukken, benevens een
uittreksel uit de notulen.
Ter bevordering van een goede gang van zaken dient bij de toezending van de
stukken aan het Opperbestuur rekening gehouden te worden met de
verschijningsdata van het in artikel 13 genoemde orgaan, te weten: 1 maart, 1
juni, 1 september en 1 december.
Ingeval het voorstel tot aangenaam-verklaring door de Ronde is afgewezen,
wordt hiervan aan het Opperbestuur een uitvoerige toelichting gegeven.
Artikel 13
Nadat een kandidaat aangenaam is verklaard, publiceert het Opperbestuur de
kandidatuur in het orgaan van de Hoge Graden. Eventuele bezwaren uit andere
Kapittels dienen binnen twee maanden na de publicatie schriftelijk aan het
Opperbestuur te worden medegedeeld.
Artikel 14
Ingeval een kandidaat aangenaam is verklaard beslist het Opperbestuur, na
kennisneming van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde stukken, over het al dan
niet verlenen van het lidmaatschap en deelt zijn beslissing mede aan het bestuur
van het Kapittel. Van deze beslissing is geen beroep mogelijk op het
Hoofdkapittel.
Artikel 15
Ingeval van een gunstige beslissing van het Opperbestuur nodigt het bestuur
van het Kapittel de kandidaat uit tot toetreding tot de Hoge Graden van de Orde
van Vrijmetselaren onder het Hoofdkapittel in Nederland.
Ingeval van een afwijzende beslissing van het Opperbestuur zal het bestuur
van het Kapittel de kandidaat daaromtrent kunnen inlichten.
Artikel 16
De tekst van de in dit reglement bedoelde circulaire en formulieren alsmede
de tekst van het in artikel 2 bedoelde boekje wordt vastgesteld door het
Opperbestuur.
Artikel 17
Ingeval het Kapittel in het buitenland gevestigd is, wordt in de artikelen 8,
9, 10 en 12 in stede van ‘het Opperbestuur’ gelezen: ‘de Gedeputeerd
Grootmeester’.
Wanneer een kandidaat aangenaam is verklaard, geeft de Gedeputeerd
Grootmeester daarvan kennis aan de overige Kapittels in zijn ressort.
Eventuele bezwaren dienen binnen een door de Gedeputeerd Grootmeester te
bepalen termijn bij hem te worden ingediend.
De Gedeputeerd Grootmeester beslist over het al dan niet verlenen van het
lidmaatschap en deelt zijn beslissing mede aan het bestuur van het Kapittel.
Van een afwijzende beslissing van de Gedeputeerd Grootmeester kan het
Kapittel in beroep komen bij het Opperbestuur.
Artikel 18
1. Ten minste eenmaal per drie jaar - voor de eerste maal uiterlijk drie jaar
na de datum van in werking treding van dit Reglement - gaan de in artikel 4
bedoelde Broeders na wie van de Meestersvrijmetselaar, die, nadat met hen een
gesprek als bedoeld in artikel 4 werd gevoerd, niet werden kandidaat gesteld
alsnog voor kandidaatstelling in aanmerking komen.
Zo zij zulks nodig achten voeren de in artikel 4 bedoelde Broeders met de
betrokkene wederom een gesprek.
Ingeval deze Broeders van oordeel zijn dat de betrokkene werderom niet
voldoet aan de toelatingseisen, zijn de artikelen 6, 9, 10 en 17 van
overeenkomstige toepassing.
Ingeval deze Broeders tot kandidaatstelling besluiten, zijn de artikelen 5,
7, 8, 11 tot en met 15, en 17 van overeenkomstige toepassing.
2. Eveneens ten minste eenmaal per drie jaar - voor de eerste maal uiterlijk
drie jaar na de datum van in werking treding van dit Reglement - gaan de in
artikel 4 bedoelde Broeders na wie van de Meesters-vrijmetselaar, die reeds
eerder werden kandidaat gesteld doch ten aanzien van wie geen
aangenaam-verklaring volgde, opnieuw voor kandidaatstelling in aanmerking komen.
Ingeval deze Broeders tot kandidaatstelling besluiten, zijn de artikelen 5,
7, 8, 11 tot en met 15, en 17 van overeenkomstige toepassing.
In geval deze Broeders besluiten niet tot kandidaatstelling over te gaan,
zijn de artikelen 6, 9, 10 en 17 van overeenkomstige toepassing.
3. Van het in artikel 1 bedoelde overzicht wordt afgevoerd de
Meester-vrijmetselaar, ten aanzien van wie na toepassing van het eerste lid van
dit artikel geen kandidaatstelling dan we! na kandidaatstelling geen
aangenaam-verklaring volgde.
Evenzo wordt van het overzicht afgevoerd de Meester-vrijmetselaar, ten
aanzien van wie na toepassing van het tweede lid van dit artikel geen nieuwe
kandidaatstelling dan wel na nieuwe kandidaatstelling geen aangenaam-verklaring
volgde.
Artikel 19
Dit Reglement treedt in werking op een daartoe nader door het Opperbestuur te
bepalen datum.
Aldus vastgesteld in het Hoofdkapittel van de 9e dag van de 6e
maand van het 26e jaar van het 60e Grootmeesterschap (2
juni 1973).
Prof.dr. G.J.M. van der Kerk, Grootmeester
M.C. Plaatsman, Eerste Grootkanselier