Groot Schots Ridder van Sint Andreas
De Engelse tekst is afkomstig uit: The Intermediate Degrees 19-29, 1982.
The degree of Grand
Ecossais is a Christian degree, though it includes Old Testament references.
The Lodge is hung with red, with columns at intervals along the walls. The
presiding officer is called the Patriarch and he, and the two Wardens, sit on
red thrones under red canopies which are adorned with gold. Over the
Patriarch’s throne is a transparency. The other brethren who are all Grand
Ecossais, are called Worshipful Masters. They sit on thrones in the West.
There is also a Deacon.
At each corner of the
Lodge is a St. Andrew’s Cross, with four lights in front of it, on a table
with a red cloth. In the West is a block of wood with an axe laid across it.
In the centre of the floor is the Tracing Board with, to its side, a cloth
showing a Jerusalem Cross.
The Patriarch and the Wardens wear red robes with flame coloured sashes to
which the jewel is attached. The other Grand Ecossais wear their jewel hanging
from a wide green ribbon, edged with red. There are alternative jewels: A
compass and three triangles enclosed in a fourth with, underneath, an inverted
square with a dagger across its angle.
Further there is a St. Andrew’s Cross under a Crown. In the middle of the
Cross is a J in a triangle, within a ring. To this ring hangs a key.
The Conductor carries a flaming sword and wears a
breastplate with a triple triangle around a sun in its centre.
The opening ceremony of the Lodge is longer than in most A.
& A. Rite degrees. It covers the qualities required by a Grand Ecossais.
The Candidate, who must
have served at least three years as a Knight of the Sun, is closely questioned
on his arrival as to his knowledge of the previous degrees of the Rite. If his
answers are satisfactory, he is prepared. His preparation includes the placing
of a collar around his neck to which his arms are tied.
The degree ceremony is
purely initiatory and has no legend, though it leads to the Historical
Discourse at its end. All that is required of the Candidate is complete
submission to various tests of his zeal, courage and virtue. The Conductor
brings him into the Lodge and seats him on the block of wood. After an address
by the Patriarch, he travels round the Lodge, stopping and making a short
obligation at each St. Andrew’s Cross. He does this four times and then is
stood by the Mt. Moriah of the Tracing Board. Its significance as the place
where the Temple was built is explained to him. He is made to progress slowly
through the Tracing Board towards the East while the meaning of his advance
into the Temple is explained. During his move forward, he has to prove his
knowledge of the earlier degrees and, in return, the signs of the degree are
explained. When the Candidate finally arrives at the East end of the Tracing
Board, he is led back to the West and seated again on the block of wood. He is
then blindfolded. With the axe held over his head, he gives assurances of his
fidelity and obedience. After this is completed satisfactorily, the blindfold
is removed and the Patriarch explains the advance to the East. This is done by
steps on the Jerusalem Cross. On his arrival in front of the throne, the
Candidate takes a complicated and very complete obligation about his future
behaviour. This has several points of similarity with the Master Mason’s
obligation, though it is taken on the Gospel. He is entrusted with the
remaining secrets of the degree and decorated, and the ceremony is completed
by an explanation of the Historical Discourse of the degree by the Patriarch,
and by a catechism between the Patriarch and his Wardens. This catechism
repeats the qualities needed by a Grand Ecossais and duplicates parts of the
Tracing Board and Historical Discourse.
The legend of the degree,
given in the Historical Discourse, is that it was formed during the time of
the Crusades by brethren who joined the Crusaders for the conquest of the Holy
Land. It has much in common with the 200, Venerable Grand Master, though it is
longer and stresses even more the association with Scotland.
The story starts with the
building of the first Temple and Solomon, on the death of Hiram Abif, choosing
a number of Architects to maintain the Temple and complete its decoration.
These Architects, the Elect of several other degrees, work at the building of
all the three temples at Jerusalem but, after the destruction of the third,
they move to Rome where they adopt Christianity. When Rome falls to the
barbarians, the Architects move to Kilwinning in Scotland and take the name of
Ecossais. The next important step is the departure of the Ecossais, now
numbering many thousands, to take part in the Crusades under the banner of St.
Louis, King of France. In Palestine, their bravery is remarkable and in
consequence, they join the Knights of St. John of Jerusalem. However, after
the Crusades, the Ecossais, who have now taken the title of Knights of St.
Andrew, return to Scotland. They form societies everywhere and, for the first
time, Ecossais lodges. The legend concludes by stating that, for many years,
the French ignored true Ecossais Masonry but that it was finally introduced to
them by ‘the Prince of the House of Stuart whom an unhappy event forced to
take refuge in France’.
|
Dit is, van benedenaf gerekend, het laatste Pad op de Boom en het leidt van de
Sephira Kether naar Binah. In de Kabalistiek worden de beide Paden, welke
vanuit Kether emaneren, zeer nauw met elkander in verband gebracht. Zij
verhouden zich enigszins als ziel en lichaam.
Hebben wij het Pad: Kether-Chokmah (de 28ste graad)
geïdentificeerd met het Universele Leven, Prana; hef Pad KetherBinah (de
29ste graad) moeten wij opvatten als de Cosmische Vormkracht, het Kleed van
Prana, Buddhi.
Voor de 28ste graad was de typerende letter de Aleph, de glyphe van de Magiër.
De 29ste graad komt overeen met de letter Beth, hetgeen Woning of Huis of
Kleed betekent. In het Tarotspel is de 2de der Grote Arcana, de Keizerin, de
Duistere Maagd-Moeder, ISIS. Het is een oervrouwelijke graad, evenals de
Sephira Binah het bij uitstek vrouwelijke uitdrukt.
Indien wij het huidige rituaal van de graad bestuderen, valt ons op dat men er
blijkbaar even weinig raad mee schijnt te hebben geweten als met de 27ste,
Ridder-Commandeur van de Tempel en dat men ook hier zijn toevlucht heeft
gezocht bij de Middeleeuwse Ridder-Orden. Hieraan ontleent de graad de
sub-titel: Patriarch der Kruisvaarders’ Maar... daar worden wij niets wijzer
door. Het devies van de graad wordt gegeven als ,,Gelijkheid” (Equitas). Dit
woord: Equitas en het woord van de 28ste graad: Justitia zullen wij in de
3lste graad van de Groot-Inspecteur, Inquisiteur, Commandeu r terugvinden,
waar deze beide woorden respectievelijk te rechter en te linkerzijde van de
Troon van de Zeer Verheven President zijn aangebracht.
Gelijkheid wijst er ons op dat alle schepselen voor God gelijk zijn, welke ook
hun afstamming moge zijn, hoe ook hun opvoeding en ontwikkeling, welke
eredienst zij ook aanhangen, tot welk ras of welk volk of welke kaste zij ook
behoren, of zij man of vrouw of nog een kind zijn. De uit dit inzicht
voortspruitende deugd, welke speciaal wordt aanbevolen te ontwikkelen, is
Universele Verdraagzaamheid. Deze deugd heeft zonder enige twijfel een zeer
hoge morele waarde, doch op deze verheven plaats in de maçonnieke Mysteriën
zou deze deugd niet meer onderwezen moeten worden. Zij moet al heel lang
tevoren zulk een natuurlijk en vanzelfsprekend aspect van het leven voor ons
zijn, dat een hoogdravende toespraak, waarin zij wordt verheerlijkt,
opgeleverd door de Zeer Verheven Groot-Meester van het Kapittel, Prins Hugo
van Tiberias, Heer van Galilea (zoals zijn titel luidt), eigenlijk alleen nog
maar een glimlach van verwondering kan wekken.
Misschien zullen wij door esoterische bespiegeling tot een bevredigender
resultaat komen. De eerste vraag, welke wij ons dan stellen is: ,,Wat heeft de
Heilige Andreas met deze verheven graad te maken?”
Andreas was, volgens het Johannes-Evangelie (1: vers 35-41), de eerste
discipel van Christus. De overlevering verhaalt dat twee leerlingen van
Johannes de Doper Jezus opzochten en deze waren Andreas en Lazarus, die later
bekend zal staan als Johannes de Evangelist. Andreas bleef hij Jezus, maar
Lazarus keerde terug nnnr Johannes de Doper, de Leraar aan wie hij trouw zou
blijven tot aan het einde. Pas na de dood van Johannes Baptist werd Lazarus
een discipel van de Heer. Op het mysterie van de naam Lazarus (latinizering
van de naam Eliëzar, hetgeen betekent: ,,Die de Heer liefheeft”, de
uitdrukking, welke de auteur van het Pneumatische Evangelie vijf malen op
zichzelf toepast) en de opwekking nit de mystieke dood op de 4de dag, kunnen
wij niet ingaan, alhoewel het uiterst belangwekkend is.
De lijst der twaalf discipelen vinden wij volledig bjj Mattheus 10, vers 2-4.
Markus 3, vers 16-19 en bij Lukas 6, vers 14-16, terwijl in het
Johannes-Evangelie slechts een achttal hunner wordt genoemd en de namen niet
geheel overeenstemmen. Het Nieuwe Testament blijkt evenzeer een Mysterieboek
te zijn en de namen zijn derhalve op te vatten als Mysterienamen. De 12
discipelen staan dus voor bepaalde Beginselen en, wederom met de onschatbare
hulp van de Otz-Chaïm, kunnen wij door de namen der Apostelen doordringen tot
de diepere occult-esoterische betekenissen.
Zonder er lang bij stil te staan, wil ik hier mededelen, dat de aanpassing van
de Discipelen met hun Leraar Jezus op het Boom-Schema volmaakt en harmonisch
is. Jezus Christus is daarbij de Kroon, Kether. Elke Sephira op de MoederZuil
(Binah - Geburah - Hod) is tweevoudig en wordt daarom door 2 discipelen
vertegenwoordigt. Hierdoor is het aantal gelijk, want de 10 Sephiroth, waarvan
er 3 dubbele zijn, maken een dertiental: Jezus en de Twaalven.
Andreas betekent de Mens. Zijn ,,broeder” Simon, hetgeen Luisteraar betekent,
krijgt van Jezus een nieuwe naam: Petrus, hetgeen vertaald luidt: Steen of
Fundament. In de Levens-Boom is de 10de Sephirn Malkuth, het Rijk en het
betekent de totaliteit van de fysieke verschijning, zowel micro- als
macrocosmisch. Het is derhalve de menselijke verschijningsvorm, de zichtbare
en tastbare mens, de Persona. Innig met Malkuth verbonden en soms als een
Twee-eenheid geïnterpreteerd is Yesod, het Fundamnent. Deze beide Sephiroth
zijn bloedbroeders, zoals Andreas (de jongere, d.w.z. de mindere of lagere) en
Petrus bloedbroeders waren.
Dit Petrus-Fundament is in de microcosmische mens het Leven, Prana. Zo zijn
Prana (de oudere) en het Lichaam, Stuhla (de jongere) ook in de mens
onafscheidelijk verbonden en gaan pas bij de stoffelijke dood uit elkander.
In mystieke zin is Andreas dus de Mens en op de plaats, waar wij hem hier
aantreffen als het Pad van Kether naar de Eerste Moeder (Binah) is hij het
prototype van de Volmaakte Mens. In hem zullen alle emanaties wonen en door
hem zullen zij in de wereld uitstralen. Hij is de Uitverkorene, de Tempel
Gods, waarin Gods Geest zal wonen. Deze Hemelse Mens zal nederdalen tot de
Aarde, het gebied Assiah, en daar de nederigste van allen worden. ,,Wie de
hoogste onder U-lieden is, die zij uw alles dienaar” wordt door hem vervuld en
gerealiseerd. Doch evenzeer zal in Andreas het woord waar worden: ,,de
laatsten zullen de eersten zijn”, want hij is Protokletos, de Eerst-geroepene,
juist omdat hij de Nederigste is.
Volkomen in overeenstemming hiermede is de derde der Paramita’s, nl. Ksanti,
hetgeen Nederigheid betekent. Het is de noodzakelijke voorwaarde voor het
verkrijgen van de Hoogste Wijsheid. De Stem van de Stilte zegt: .,Wees
nederig, o discipel, zo Wijsheid gij wilt vergaren. Indien gij Wijsheid
verworven hebt, wees dan nog nederiger”.
Het Taoïsme, de mystiek der Chinese wijzen. verlustigt zich vaak in lofzangen
op deze deugd. De Wijze Mens wordt vergeleken met water en Lao Tsz wijst er
op hoe dit element altijd de laagste plaatsen zoekt en hierin de waarlijk
wijze inens gelijkt. In de volgende fragmenten uit de Tao Teh King (vertaling
ir. Blok) is voor de 29ste graad een eindeloze schat Wijsheid te putten: ,,De
Geest der Diepten sterft nimmer, Zij heet de Duistere Moeder. Het Hoog-Goede
is als water. Water munt uit in het goed doen en strijdt niet. Water woont in
plaatsen, die de mensen verachten. Daarin komt het Tao nabij. (VIII: 1-5).
,,Wie zijn kracht kent en zijn Nederigheid bewaart, is een Vallei voor de
Wereld. (XXVIII-1).
,,Een machtig Rijk strome Lang, opdat de Wereld er in samenvloeie. Zo doet in
de wereld de vrouw. De vrouw overwint door bestendige Rust. Rust is nu
Nederigheid. (LXI: 1-4).
In zijn nederdaling naar de Aarde, zal de Volmaakte Mens gekruisigd worden en
daarom is het Andreas-Kruis het embleem van deze graad, zoals de Zon het
embleem is van de 28ste graad. Tesamen vormen zij het Zonne-Kruis, een
voorafschaduwing van wat in de Wereld van de Geest, de Olam ha’Briah, het
Roze-Kruis zal zijn van de 18de graad.
Het Andreas-kruis wordt verondersteld het werktuig te zijn geweest, waarop deze
Apostel dood-gemarteld werd. Het heeft vier even-lange armen, welke elkander
onder scheve hoeken kruisen. Op elk der vier armen verschijnt een mystieke
letter, welke de beginletters zijn van de namen der vier Cherubs, die in alle
Apocalyptische visioenen worden vermeld. Hun beeld-symbolen zijn algemeen
bekend: Mens - Leeuw - Stier - Adelaar, doch Hun Namen zijn zó heilig, dat zij
strikt geheim worden gehouden. Omdat in de Maçonnerie dit geheim verloren is
gegaan, heeft men er een ander viertal voor in de plaats gesteld en daarvoor de
namen genomen van de Engelwachters over de vier Elementen. Het zijn:
Ardariel, de Engel-Wachter van Vuur, die in het Oosten staat
(Hier eindigt alles);
Casmaran, de Engel-Wachter van Lucht, die in het Noorden
staat (Hemel overwint Aarde);
Thalliud, de Engel-Wachter van Water, die in het Westen
staat (Alles is Arbeid)
en Furlac, de Engel-Wachter van de Aarde, die in het Zuiden
staat (Verborgen Rijkdom).
Bij elk dier
namen behoort een overeenkomstig teken, een greep en wisselt men een bepaald
geheim woord. Deze woorden zijn evenwel weinig betekenisvol en dezelfde als die
men reeds in de Blauwe graden heeft ontvangen. Nieuwe aspecten worden er niet
door onthuld. Momenteel maakt het rituaal een povere indruk, misschien zal
eenmaal een dieper inzicht een verandering ten goede brengen. De esoterische
arbeid in deze graad zou verheven metaphysisch moeten zijn en misschien het
beste kunnen worden benaderd door de abstracte methodiek van de ,,Plotselinge
Verlichting” van het oude Zen-Buddhisme.
Rituaal voor de Graad van Ridder van St. Andreas van
Schotland (nederlands,
begin 20e eeuw).
Rituaal voor de Graad van Groot Schot van St.
Andries (nederlands,
2e helft 19e eeuw).
Kadosh. Knight of White and Black Eagle (Amerikaans, 1835).