Rituaal voor de graad van Ridder van de Tempel van St. Jan
 

Deze versie van het rituaal wordt tegenwoordig in Nederland gebruikt. Op deze site is ook een engelstalige versie te vinden.



Inleidende opmerkingen

De te gebruiken ruimte stelt een Kapel van de Orde voor. In het Oosten bevindt zich een Altaar, waarop zijn geplaatst een Bijbel, een Kruis, twee brandende kaarsen, en een offergavenschaal. Een katafalk, voorstellende het Heilig Graf, bevindt zich in het midden van de kapel. In het Westen bevindt zich een tafel waarop water en brood gereedstaan.
De troon van de Preceptor bevindt zich in het Noord-Oosten, aan de Noordzijde van het Altaar. De plaats van de Kapelaan is in het Zuid-Oosten, aan de Zuidzijde van het Altaar, De 1e en 2e Constabels zijn geplaatst resp. in het Zuid-Westen en Noord-Westen. Tussen hen in zit de 1e Maarschalk, met aan zijn linkerzijde de 2e Maarschalk.
De Thesaurier is gezeten aan een tafel in het Noord-Oosten, aan de linkerzijde van de Schrijver.
De 1e Maarschalk trekt zijn zwaard en steekt die weer op, telkens wanneer de Ridders in de Houding worden geroepen resp. hun plaatsen weer mogen innemen, behalve waar dit uitdrukkelijk anders vermeld staat.
De kandidaat bevindt zich tijdens de ceremonie zoveel mogelijk aan de linkerzijde van de 1e Maarschalk.
De 2e Maarschalk kan desgewenst zelf de kandidaat begeleiden, indien er maar een is, in dat geval wordt hij bijgestaan door de 1e Heraut, terwijl de 1e Maarschalk dan fungeert als Ceremoniemeester. In zodanig geval worden de commando’s aan de Ridders gegeven naar de keuze door de EP of door de 1e Maarschalk, de commando’s voor het Stalen Gewelf, de Toejuichingen etc. worden echter steeds door de 1e Maarschalk gegeven zoals in het Rituaal staat aangegeven.
Bij voorkeur wordt de functie van 1e Maarschalk vervuld door een Gewezen Preceptor.
De Commandant van de Wacht bevindt zich aan de binnenzijde van de Kapeldeur. Hij trekt zijn zwaard op het moment dat de Ridders de eerste maal in de Houding worden geroepen, en steekt het pas weer op tegelijk met de andere Ridders na het sluiten van de Preceptorij. Wanneer de Ridders tijdens de ceremonie in de Houding worden geroepen, staat hij op met zijn zwaard in de 'Geef - Acht'-houding; wanneer de Ridders hun plaatsen hernemen, gaat ook hij zitten, in de 'Rust'-houding, dwz. met de rechterhand, welke het gevest van het zwaard vasthoudt, gekruist over de linker vóór het lichaam, en met de punt van het zwaard rustend tegen de rechterschouder.
De Buitenwacht bevindt zich aan de buitenzijde van de Kapeldeur.
Wanneer er (behalve door de kandidaat tijdens de inwijding) aan de Kapeldeur wordt geklopt wordt als volgt gehandeld:
BW, klopt *****   **.
CW:
Broeder 2e Constabel, er wordt aan de Kapeldeur geklopt.
2e C.: Broeder Captain van de Wacht, wil nagaan wie toegang verlangt.
CW, opent Kapeldeur een weinig en vraagt aan BW: Wie komt daar?
BW: Ridder ....
CW, sluit deur en rapporteert, met Teken der Kruisvaarder: Eerwaarde Preceptor, Ridder ... verlangt toegang.
EP:
Wil hem laten binnenkomen, Broeder Captain van de Wacht.
Na te zijn binnengetreden trekt de nieuw-aangekomen Ridder zijn zwaard, groet de EP met het Teken der Kruisvaarder steekt zijn zwaard weer op en neemt zijn plaats in.

Opening van de Preceptorij

Op aanwijzing van de 1e Maarschalk wordt in het Westen een Stalen Gewelf gevormd.
1e M.:
Ridders, Geeft Acht!
EP treedt binnen onder het Stalen Gewelf en neemt zijn plaats op de Troon in.

De volgorde van cortège is: 2e Maarschalk, Grootofficieren (in omgekeerde volgorde van anciënniteit), Kapelaan, 2e Constabel en 1e Constabel, Preceptor met 1e Maarschalk.

De Ridders die het Stalen Gewelf hebben gevormd nemen hun plaatsen in op aanwijzing van de 1e Maarschalk; allen hernemen hun zitplaatsen.

EP, staat op:
Ridders, Geeft Acht!
Staat mij bij deze Preceptorij te openen.
Is de Toegang naar behoren bewaakt?
1e M. begeeft zich naar de Kapeldeur, waar hij de CW op zijn post aantreft; de deur openende vergewist hij zich dat ook de BW paraat is. Hij sluit de deur wederom, begeeft zich naar zijn plaats terug en rapporteert, zonder Teken: Eerwaarde Preceptor, de Toegang is naar behoren bewaakt.
EP: Wil onderzoeken of alle aanwezigen Broeders van de Tempel zijn.
1e M. vergewist zich vanaf zijn plaats dat dit het geval is en rapporteert, mét Teken der Kruisvaarder: Eerwaarde Preceptor, alle aanwezigen zijn mij bekend als ware Broeders van den Tempel.
EP: Broeder Schrijver, wil Appel Nominaal houden.
Op het horen van zijn naam roept iedere Ridder 'Present!' en maakt het Teken der Kruisvaarder.
EP:
Ridders, laat ons God smeken, Zijn Heilige Genade over ons samenzijn te willen uitstrekken.
Kap., staande voor Altaar, gezicht naar het Oosten: Laat ons - bidden.
De Ridders keren hun zwaard het ondersteboven en verbergen hun gezicht achter het linkerpand van hun mantel, dat zij met gebogen linkerarm voor het hoofd brengen.
Genadevolle Verlosser der lijdende mensheid; Gij Die naar Uw woord aanwezig wilt zijn temidden van hen, die in Uw Heilige Naam tesamen komen; Zie, zo smeken wij U met genadige en liefdevolle blik neer op Uw nederige dienaren; En regeer zó onze harten, dat wij onze werkzaamheden mogen aanvangen, volvoeren en beëindigen: in Liefde tot U, in Getrouwheid aan onze medebroeders, in Barmhartigheid voor hen die in kommer en nood verkeren, en in Gehoorzaamheid aan onze Orde.
A-men.
Vervolgens wordt gezamenlijk het Onze Vader gebeden, waarbij de Kapelaan voorgaat.

Onze Vader, Die in den Hemel zijt; Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw Wil geschiede, Gelijk in den Hemel, alzo ook op Aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood, En vergeef ons onze schulden, Gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
En leid ons niet in verzoeking, Maar verlos ons van het Boze; Want Uwer is het Koninkrijk, En de Kracht, en de Heerlijkheid, Van Eeuwigheid tot Eeuwigheid.
A-men.
De Ridders hernemen hierop de 'Draag'-houding.

EP:
Ik bind u op het hart, mijne Broeders, voortdurend indachtig te zijn aan de plechtige en heilige geloften welke wij hebben afgelegd jegens de Orde en jegens elkander;
Daarop vertrouwende, verklaar ik thans, in de Naam van de Heilige, Gezegende en Glorievolle Drievuldigheid, en in de Naam van:
Christus onze Profeet
Christus onze Hogepriester
Christus onze Koning, deze Preceptorij van Ridders van den Tempel en van het Heilig Graf behoorlijk geopend. Hij herneemt zijn plaats.

De EP spreke deze woorden met voldoende tussenruimte uit, terwijl hij en de overige Ridders driemaal het Teken der Kruisvaarder maken.

Ridders, herneemt - Plaats!
De Ridders steken hun zwaarden op en hernemen hun plaatsen.
De Kapelaan opent de Bijbel op het Altaar, die op het Heilig Graf wordt geopend door de 1e Maarschalk, bij het Evangelie naar Johannes, Hoofdstuk 1.
 

Aannemingsceremonie
Deel 1

De kandidaat is tevoren, met assistentie van de Buitenwacht, gekleed als pelgrim: een bruine mantel, die door een koord het middel wordt bijeengehouden; een veldfles hangend om zijn linkerschouder, en een knapzak om zijn rechterschouder; een pelgrimshoed op het hoofd, een staf in zijn rechterhand.
De Buitenwacht plaatst hem, aldus gekleed, dichtbij de Kapeldeur, en klopt met het Alarmsignaal **** aan de Kapeldeur.
CW:
Broeder 2e Constabel, er wordt Alarm geslagen!
2e C.:
Wil nagaan wat de reden daarvan is.
CW opent de deur, ziet de kandidaat buiten staan, sluit de deur weer en meldt dan, met

Teken der Kruisvaarder:
Eerwaarde Preceptor, een vreemdeling poogt onze Preceptorij binnen te dringen.
EP:
Zo wees op uw hoede, en zie wie die indringer is.
CW opent de deur en vraagt:
Wie komt daar?
BW:
Broeder ..., een Ridder van het Heilig Koninklijk Gewelf, thans op een pelgrimstocht naar het Heilige Land, die, gehoord hebbend van deze Preceptorij van Ridders van den Tempel, smeekt daarin te worden toegelaten om zich te verpozen van de vermoeienissen en gevaren van zijn tocht, en, indien waardig gekeurd, deelgenoot te mogen worden van de voorrechten van onze Orde.
CW:
Met welke aanbevelingen hoopt hij deze voorrechten te verkrijgen?
BW:
Met het Teken en Eerste Woord van een Vrijmetselaar van het Heilig Koninklijk Gewelf.
CW:
Wil mij dat Teken en dat Woord geven. Geschiedt.
Zo wacht, tot ik dit den Eerwaarde Preceptor heb bericht.
CW sluit de deur, wendt zich tot de EP, groet hem met het Teken der Kruisvaarder, en zegt:
Eerwaarde Preceptor, Broeder ..., een Ridder van het Heilig Koninklijk Gewelf, thans op een pelgrimstocht naar het Heilige Land, die, gehoord hebbend van deze Preceptorij van Ridders van den Tempel, smeekt daarin te worden toegelaten om zich te verpozen van de vermoeienissen en gevaren van zijn tocht; en, indien waardig gekeurd, deelgenoot te mogen worden van de voorrechten van onze Orde.
EP:
Met welke aanbevelingen hoopt hij deze voorrechten te verkrijgen?
CW:
Met het Teken en het Eerste Woord van een Vrijmetselaar van het Heilig Koninklijk Gewelf.
EP:
Zo laat hem dan binnen, maar wees op uw hoede. Ridders, Geeft - Acht!
De pelgrim wordt door de Captain van de Wacht binnengelaten, waar de 1e Maarschalk hem ontvangt en hem tot voor de 2e Constabel voert, die de punt van zijn zwaard op de borst van de kandidaat richt en hem aldus bejegent.

2e C.:
Wie zijt gij wel, dat gij het waagt onze Kapel tot hier toe binnen te dringen?
1e M., voor kandidaat:
Broeder ..., een Ridder van het Heilig Koninklijk Gewelf, thans op een pelgrimstocht naar het Heilige Land, die, gehoord hebbend van deze Preceptorij van Ridders van den Tempel, verlangend is daarin te worden toegelaten om uit te rusten van de vermoeienissen en gevaren van zijn tocht, en, indien waardig gekeurd, deelgenoot te mogen worden van de voorrechten van deze Orde.
2e C.:
Met welke aanbevelingen hoopt gij deze voorrechten te verkrijgen?
1e M., voor kandidaat:
Met het Teken en Eerste Woord van een Vrijmetselaar van het Heilig Koninklijk Gewelf.
2e C.:
Geef mij dat Teken en dat Woord. Geschiedt.

Ga door, in de Naam van J....
De 1e Maarschalk voert de kandidaat daarop tot voor de 1e Constabel, die hem met dezelfde woorden ondervraagt als de 2e Constabel, en dezelfde antwoorden ontvangt. Daarop stelt de 1e Maarschalk de kandidaat in het Westen op, tussen de twee Constabels.
1e M.:
Groet de Eerwaarde Preceptor met datzelfde Teken en Woord. Geschiedt.

EP:
Wees ons welkom in de Naam van J....
Wil uitrusten van uw vermoeienissen, en gebruiken van het brood, ons dagelijks voedsel, en van het water: de enige lafenis die wij u thans kunnen aanbieden.
Ridders, herneemt - Plaats!
De pelgrim wordt beduid te gaan zitten op de stoel van de 1e Maarschalk, die hem daarop zelf brood en water aanbiedt, dat door de 2e Maarschalk is aangedragen van de tafel in het Westen en dat eveneens door de 2e Maarschalk weer daar wordt teruggezet nadat de pelgrim ervan heeft genomen. Deze staat daarna op aanwijzing van de 1e Maarschalk weer op.

EP:
Pelgrim, gij hebt uw toevlucht gezocht in onze Kapel, en zijt verlangend om te worden toegelaten tot de voorrechten van onze Orde; zeg mij daarom op wien verlaat gij u in de ure des gevaars?
Kand., voorgezegd door 1e M.:
Op God.
EP:
En op wien vertrouwt gij voor de eeuwige zaligheid van uw ziel?
Kand., voorgezegd door 1e M.:
Op onze gezegende Heiland Jezus Christus.
EP:
Welk bewijs van uw oprechtheid kunt gij mij geven?
Kand., voorgezegd door 1e M.:
Ik ben bereid, elke opdracht te aanvaarden, hoe gevaarlijk ook, om daardoor het recht te verkrijgen, onder uw banier te mogen dienen als een Krijgsman van het Kruis.
EP:
Zo draag ik u dan op, ten bewijze van uw getrouwheid een pelgrimstocht van zeven jaren te ondernemen. Ge zult deze pelgrimstocht symbolisch uitvoeren door zeven maal rond het Heilig Graf te reizen.
Ridders, Geeft - Acht! Bewaakt het Heilig Graf!
De Preceptor, de Kapelaan en de 1e en 2e Constabel blijven op hun resp. plaatsen staan; de overige Ridders betrekken de wacht rond het Heilig Graf en stellen zich in de houding, gezicht buitenwaarts gekeerd.

De 1e Maarschalk gaat de kandidaat met getrokken zwaard voor op zijn rondreizen door de Kapel.

Na de derde rondreis worden zij door de 2e Constabel tegengehouden.

2e C.:
Halt! Wendt zich tot EP., geeft Teken: Eerwaarde Preceptor, de pelgrim heeft drie jaren van zijn pelgrimstocht voleindigd en zich daarbij toegewijd en standvastig betoond; ik verzoek u daarom eerbiedig om hem de rest van zijn opdracht kwijt te schelden.
EP:
Broeder 2e Constabel, ik willig uw verzoek met genoegen in, en ontsla de pelgrim van zijn verdere opdracht.
Ridders, wilt u voor uw zetels opstellen.
Kap., stelt zich op voor het Altaar, gezicht naar het Oosten:
Laat ons - bidden.
De Ridders keren hun zwaard ondersteboven en verbergen hun gezicht in het linkerpand van hun mantel, dat zij met gebogen linkerarm voor het hoofd brengen.
De kandidaat stelt zich in het Teken van Trouw.
De Preceptor staat op van zijn zetel.
Kap.:
Grote Emmanuel, onze Hemelse Leidsman; wij smeken u, zie van Uw Majesteit neer op deze Preceptorij, en strek Uw Heilige Genade uit over de kandidaat die zich voor Uw Aangezicht heeft gesteld, opdat hij zich een goed en getrouw Krijgsman des Kruises moge betonen, en voortaan vastbesloten alles moge vermijden wat U onwelgevallig is, zodat hij tenslotte waardig gekeurd zal moge worden om door U te worden aangenomen tot Eeuwige Zaligheid. A-men.
De Ridders hernemen de 'Draag'-houding.
EP:
Laat thans de pelgrim naderen tot het Heilig Graf. Laat hem knielen op beide knieën, en plaats zijn beide handen op de Evangeliën, opdat hij de plechtige gelofte van een Ridder van den Tempel kan afleggen.
De 1e Maarschalk ontdoet de kandidaat van hoed en staf, en geeft die over aan de 2e Maarschalk, die ze in het Westen weglegt.
Hij laat de kandidaat naderen tot aan de voet van het Heilig Graf, waar hij hem doet knielen op beide knieën en hem zijn beide handen op de Evangeliën doet leggen. De 1e en 2e Constabels komen van hun plaatsen naar voren tot aan weerszijden van de kandidaat, en leggen hun getrokken zwaarden kruiselings over diens handen.
De overige Ridders blijven in de houding staan.
EP:
Pelgrim, geef uw doopnaam en familienaam en zeg mij na: Ik, ..., in de Naam van de Heilige, Gezegende en Glorievolle Drievuldigheid. en in tegenwoordigheid van alle hier vergaderde Ridders, beloof hierbij en hierop oprecht en allerplechtigst, dat ik de geheimen van een Ridder van den Tempel nimmer zal onthullen, aan wie ook ter wereld beneden die rang, tenzij aan een kandidaat voor deze Orde, in een wettig geconstitueerde Preceptorij, en dan nog slechts wanneer optredend als regelmatig geïnstalleerd Preceptor.
Ik beloof voorts plechtig, dat ik het Heilige Christelijke Geloof getrouw zal verdedigen en handhaven tegen elke onuitgelokte aanval van zijn vijanden; dat ik het bloed van een mede-Ridder van den Tempel niet in toorn zal vergieten, uitgezonderd in de rechtvaardige oorlogen van Souvereine Vorsten en Staten, maar integendeel hem zal verdedigen, zelfs met gevaar van mijn eigen leven, waar of wanneer ook zijn leven op het spel mocht staan, dat ik, zoveel in mijn vermogen ligt, de naaste
verwanten en vrienden van mijn mede-Ridders van den Tempel in bescherming zal nemen, en zo mogelijk zal beletten dat hen enig gevaar, kwaad of geweld bedreigt.
Tenslotte beloof ik oprecht, onderdanig en gehoorzaam te zullen zijn aan de wettige overheden van het land waar ik woon of zal wonen moge, Dat ik de Aloude Wetten en Voorschriften van de Orde, en de Statuten van de Groot-Priorij van Engeland en Wales strikt in acht zal nemen en handhaven, En dat ik, zoveel als in mijn vermogen zal liggen, alle convocaties voorzien van het vereiste merkteken zal gehoorzamen.
Al deze geboden beloof ik plechtig te zullen onderhouden, zonder enig voorbehoud van welke aard dan ook, op straffe van niet minder dan mijn leven te verliezen doordat mijn hoofd zal worden afgehouwen en geplaatst op de top van de hoogste torenspits in de Christelijke wereld; mijn schedel zal warden opengezaagd en mijn hersenen zullen worden blootgesteld aan de verzengende stralen van de zon; als waarschuwing aan alle trouwelozen en verraders.
Zo waarlijk helpe mij Jezus Christus, en doe mij getrouw zijn aan deze mijn plechtige gelofte als Ridder van den Tempel.
EP:
Wil thans deze plechtige gelofte met uw lippen zeven maal op de Heilige Evangeliën bezegelen. De kandidaat doet dit, terwijl de Constabels daarbij hun zwaarden gekruist boven zijn hoofd houden.

EP:
Sta op, Novice van onze Orde.
De Constabels hernemen de 'Geef - Acht' houding en keren terug naar hun plaatsen.

Ridders, herneemt - plaats. Preceptor herneemt zijn zetel; kandidaat blijft staan.

Ontneem de Novice zijn pelgrimsdracht, en kleed hem in het gewaad van een Krijgsman des Kruises.
1e Maarschalk, geassisteerd door de 2e Maarschalk, ontneemt de kandidaat zijn pelgrimskleren, welke de 2e Maarschalk in het Westen weglegt. Daar hangt een tunica gereed voor de kandidaat, die door de 2e Maarschalk aan de 1e Maarschalk ter hand wordt gesteld om daarmee de kandidaat te bekleden.

Zodra deze hiermee gereed is, commandeert 1e M.:
Vaandrigs, op uw posten!
De Vaandrigs nemen hun post in aan de Noord- resp. Zuid-zijde van het Heilig Graf, gezicht naar elkaar toe. De 2e Maarschalk stelt zich op achter de Novice.

EP:
Novice, wil thans luisteren naar een gedeelte uit de Heilige Schrift.
Kap., staande voor zijn zetel, gezicht naar het Westen, leest Ephes. 6: 10 t/m 17:
Voorts mijne Broeders, wordt krachtig in den Here en in de sterkte Zijner Macht. Doet áan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels.
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in den hoge.
Daarom neemt aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in den bozen dag en, alles verricht hebbend, staande blijven.
Staat dan, uw lendenen omgord hebbend met Waarheid, en aangedaan hebbende het Borstwapen der Gerechtigheid, en de voeten geschoeid hebbende het Schild des Geloofs, met hetwelk gij alle de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen. En neemt den Helm der Zaligheid, en het Zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord.
Zodra ieder onderdeel van de wapenrusting wordt genoemd, onderbreekt de Kapelaan zijn voorlezing een ogenblik om de 1e Maarschalk gelegenheid te geven, met assistentie van de Vaandrigs de Novice te bekleden met het genoemde voorwerp. Elk van de Vaandrigs neemt aan zijn zijde van het Heilig Graf het onderdeel van de wapenrusting op dat door de Kapelaan genoemd wordt, keert terug naar het Westen van het Heilig Graf en stelt het aan de 1e Maarschalk ter hand, die daarmee de Novice bekleedt.
Het Borstwapen, de Sporen en de Helm worden door de 1e Maarschalk terstond na de bekleding weer ter hand gesteld aan de 2e Maarschalk, die ze in het Westen weglegt. Ze worden niet weer op hun oorspronkelijke plaats teruggezet dan nadat de Novice aan het einde van het 1e deel der ceremonie de Kapel heeft verlaten.
De Novice behoudt de Koppel, het Schild, en het Zwaard; de muts wordt op zijn hoofd geplaatst door de 2e Maarschalk, zodra de Helm verwijderd is.
2e Maarschalk en Vaandrigs keren hierop naar hun plaatsen terug.
EP:
Ridders, Geeft - Acht!
Nu ge gewapend zijt als een Krijgsman des Kruises, moet ik u allereerst verzoeken om die plechtige verklaringen af te leggen welke door onze voorgangers, zaliger nagedachtenis, steeds zijn afgelegd.
Wil mij nazeggen, terwijl ge de daad bij het woord voegt: op aanwijzing van de 1e Maarschalk brengt de Novice zijn zwaard, dat hij in de rechterhand blijft vasthouden, aan zijn linkerzijde alsof het in zijn gevest opgestoken ware, zijn linkerhand legt hij langs het zwaard alsof hij daarmee het gevest zelf vasthoud;

EP staat op van zijn zetel, trekt zijn zwaard en steekt het schuin rechts voorwaarts naar omhoog, met geheel uitgestrekte rechterarm, en zegt:
Ik trek mijn zwaard, ter verdediging van het Heilig Christelijk Geloof. Novice volgt het voorbeeld van de Preceptor, zegt hem deze woorden na en brengt daarna zijn zwaard weer aan zijn zijde als tevoren.
Ik trek mijn zwaard, ter verdediging van alle Ridders van den Tempel. Wordt nagedaan als tevoren.

Ik trek mijn zwaard, ter verdediging van de naaste verwanten en vrienden van mijn mede-Ridders van den Tempel. Wordt nagedaan als tevoren.

EP steekt hierna zijn zwaard niet op, doch herneemt de 'Geef - Acht'-houding.

EP:
Thans zult ge gedurende zeven jaren ten strijde trekken. Daar ge in die tijd kunt worden aangehouden om u te doen kennen als een Krijgsman onder het banier des Kruises, zal ik u het Teken en Woord van een Kruisridder toevertrouwen, waarmede ge vertrouwen en onderstand zult kunnen verlangen. Het Teken wordt aldus gegeven: Teken der Kruisridder, dat door de Novice wordt herhaald. Dit Teken moet ge altijd geven wanneer ge de Preceptor toespreekt, en bij het binnenkomen en verlaten van de Kapel wanneer de Preceptorij geopend is. Het mag met de hand worden gegeven wanneer het zwaard niet getrokken is. Het Woord is Golgotha dat door de Novice wordt herhaald. EP steekt zijn zwaard op en herneemt zijn zetel.

EP:
Zó voorbereid, draag ik u op, uw Kruistocht te aanvaarden. Ten zinnebeeld daarvan zult ge zevenmaal door de Kapel reizen. Wees erop bedacht, u zonodig met uw zwaard te verdedigen. De Novice wordt door de 1e Maarschalk begeleid op zijn rondgang door de Kapel. Op de 1e rondgang wordt hij tegengehouden en aangesproken door een Gewezen Preceptor in het Zuidoosten; op de 2e rondgang, door de 1e Constabel in het Zuidwesten;
op de 3e rondgang door de 2e Constabel in het Noordwesten.
Dit geschiedt als volgt:
Vraag:
Wie komt daar?
Antw.:
Een Krijgsman des Kruises. Voorgezegd door 1e Maarschalk.

Vraag:
Geef mij het Teken en Woord van een Kruisridder wordt gegeven. Ga door, G....
Als de Novice voor de derde maal tegengehouden en toegesproken is, door de 2e Constabel, intervenieert de 1e Constabel:
Halt!
1e M. en Novice keren zich naar het Westen.

1e C. maakt Teken der Kruisvaarder:
Eerwaarde Preceptor, de Novice heeft tot dusverre de veldtocht moedig doorstaan; zoudt gij hem de rest van zijn opdracht willen kwijtschelden?
EP:
Ik ontsla hem met genoegen van de resterende vier jaar van zijn proeftijd als Kruisridder.
1e M. voert de Novice tot aan de voet van het Heilig Graf.

EP:
Wil met de punt van uw zwaard, tesamen met de 1e Maarschalk, de sluier van het Kruis verwijderen, en uw aandacht richten op de inscriptie die daarop is aangebracht.
De Novice wordt opgesteld aan de Noord-west-zijde van het Heilig Graf. 1e Maarschalk staat ten Zuidwesten. Tesamen verwijderen zij met hun zwaarden de sluier, en de 1e Maarschalk wijst met de punt van zijn zwaard op de inscriptie.
EP:
Die inscriptie vermeldt de beginletters van het Latijnse opschrift dat boven onze Heiland aan Zijn Kruis was gehecht.
Ridders, herneemt - Plaats!
1e Maarschalk plaatst de Novice tussen de twee Constabels vóór de stoel van de 1e Maarschalk, met het gezicht naar het Oosten. Men ontneemt hem zijn zwaard en schild, die door de 2e Maarschalk in het Westen worden weggelegd.
EP:
Waardige Broeder, thans Novice van onze Orde! De plechtigheden, die thans aan u worden voltrokken, zijn met opzet zó gekozen, dat zij een diepe indruk op uw geest zullen maken en, naar wij hopen, van blijvende invloed zullen zijn op uw toekomstige handel en wandel. Eerst werd u, ter beproeving van uw getrouwheid en uw nederigheid, opgedragen een pelgrimstocht van zeven jaren te ondernemen, deze tocht stelde zinnebeeldig de pelgrimstocht des levens voor, die wij allen hebben te gaan - want wij zijn allen pelgrims, op weg naar dit toevluchtsoord waar wij onze arbeid mogen neerleggen en de eeuwige rust mogen genieten. Vervolgens werd u, ter beproeving van uw moed en standvastigheid, geboden, gedurende zeven jaren ten strijde te trekken. Dit moest u ten zinnebeeld strekken van de nimmer aflatende strijd tegen de leugen, de ijdelheid, en het bedrog van deze wereld, die wij gedurig moeten voeren. Thans zult ge een boetgang van één jaar hebben te ondernemen ter verdere beproeving van uw nederigheid en van uw geloof, dat u veilig zal voeren over de duistere afgronden van de dood, en dat uw bevrijde geest zal geleiden naar de vredige verblijfplaats der heiligen.
Dat de emblemen van leven en dood, die gij voor u ziet, u mogen herinneren aan de onbestendigheid van ons aards bestaan, en u leren, u voor te bereiden op het laatste uur van uw leven op aarde; weer ervan verzekerd,. zoals wij dat zijn, dat een vast geloof in de waarheden welke ons zijn geopenbaard u kracht zal kunnen schenken in het duistere uur van uw sterven, en u voorzeker zal voeren naar het onuitsprekelijk en eeuwig geluk in het hiernamaals.
Ridders, staat op Geeft - Acht!
De 1e Maarschalk trekt hierbij zijn zwaard niet, maar stelt zich op bij het Heilig Graf.
Keert óm - Zwaard!
Desgewenst kunnen op dit ogenblik alle lichten, behalve die op het Heilig Graf en het Altaar, worden gedoofd tot aan het einde van dit deel van de ceremonie, nadat de Novice de Kapel heeft verlaten.

EP:
Zo breng dan thans een jaar in boetedoening en versterving door.
Neem die schedel in uw linkerhand, en een van die kleine brandende kaarsen in uw rechterhand; zet alle aardse gedachten van u af, en smeek in gedachten de zegen des Hemels af op uw onderneming.
Volvoer thans uw jaar van boetedoening zinnebeeldig door langzaam rond het Heilig Graf te reizen, terwijl ge uw ogen gevestigd houdt op de emblemen van leven en dood in uw handen.
De Novice gaat daarop zonder geleide langzaam eenmaal de Kapel rond, waarna hij zich op het punt van uitgang opstelt, met het gezicht naar het Oosten.

EP:
Wil mij thans de volgende plechtige verklaring nazeggen:
Moge de geest, die eens in deze schedel woonde, opstaan en tegen mij getuigen, zo ik ooit met opzet mijn gelofte als Ridder van den Tempel schend.
Bezegel dit met uw lippen zeven maal op de schedel.
Nadat dit is gedaan wordt de schedel door de 1e Maarschalk op het Heilig Graf teruggeplaatst.
Moge mijn licht evenzo worden uitgedoofd temidden der mensen, als dat van Judas Iskariath. die zijn Heer en Meester verried, en zoals ik thans dit licht uitdoof. Novice blaast de kaars uit, die daarna door de 1e Maarschalk op het Heilig Graf wordt teruggeplaatst.
Ridders, Draaghouding - Zwaard!
De Ridders keren hun zwaard weer om.

Thans geef ik u verlof, u terug te trekken om na te denken over de ceremonie die zojuist aan u is voltrokken, en om u voor te bereiden om de eer van het ridderschap te ontvangen. Teneinde u in staat te stellen, opnieuw toegang te verkrijgen in ons midden, zal ik u bekend maken met het Voorlopig Teken en het Groot-Paswoord van onze Orde.
Wil luisteren naar een gedeelte uit de Heilige Schrift.
Kap., staande voor zijn zetel, gezicht naar het Westen, leest Jes. 50: 6:
Ik geef mijn rug dengenen die mij slaan, en mijn wangen dengenen die mij het haar uitplukken; mijn aangezicht verberg ik niet voor smaadheden en speeksel.
EP:
Het Voorlopig Teken wordt als volgt gegeven: Novice doet dit na .

Wil thans luisteren naar een volgend gedeelte uit de Heilige Schrift.
Kap., als tevoren, leest Jes. 8: 1: Voorts zeide de Here tot mij: Neem u een grote rol, en schrijf daarop met eens mensen griffel: MAHER SCHALAL CHAS BAZ.
EP: Het Groot-Paswoord is Maher-Schalal-chas-baz en is te vinden in het Schriftgedeelte dat gij zojuist hebt horen voorlezen. Het is een Hebreeuws woord, en betekent 'Haastende tot den roof, is hij spoedig tot den buit.'
Ik geef u thans verlof om u terug te trekken.
Novice maakt het Teken der Kruisvaarder met de hand en verlaat de Kapel.

EP:
Ridders, herneemt - Plaats! Hij herneemt eveneens zijn zetel.
Indien de lichten gedoofd waren, kunnen ze nu weer worden ontstoken. De 1e en 2e Maarschalk zetten de onderdelen van de wapenrusting weer op hun oorspronkelijke plaatsen.
De 1e Maarschalk steekt de dolk in zijn gordel, en vergewist zich ervan dat de Steen gereed is, en dat de Regalia van de Novice aanwezig zijn.
Voordat de Novice weer binnentreedt, is de degenschede door de Buitenwacht in de degenhouder aan zijn koppel gestoken.

Deel 2

BW klopt *****   **.
CW:
Broeder 2e Constabel, er wordt aan de Kapeldeur geklopt.
2e C., staat op, maakt het Teken der Kruisvaarder met de hand:
Eerwaarde Preceptor, er wordt aan de kapeldeur geklopt.
EP:
Wil nagaan wie toegang verlangt.
2e C., gaat zitten, zegt tot CW:
Wil zien wie toegang verlangt.
CW opent de deur, ziet de kandidaat buiten staan, sluit de deur wederom en rapporteert aan EP, met Teken der Kruisvaarder:
Eerwaarde Preceptor, het is onze nieuwe Wapenbroeder.
EP:
Wil hem binnenlaten.
De Novice komt binnen, geeft het Voorlopige Teken en het Heilig Woord aan CW. De 1e Maarschalk geleidt hem daarop naar de West-zijde van het Heilig Graf.

1e M.:
Groet de Eerwaarde Preceptor met het Teken der Kruisvaarder met uw hand. Geschiedt.
EP:
Dat onze nieuwe Wapenbroeder thans luistere naar een gedeelte uit de Heilige Schrift.
Kap., staande voor zijn zetel, gezicht naar het Westen, leest 1 Petr. 2: 11-17:
Geliefden, ik vermaan u, zo inwoners als vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel;
En houdt uwen wandel eerlijk onder de heidenen, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken die zij in u zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking.
Zijt dan aller menselijke ordening onderdanig om des Heren Wil, hetzij den Koning, als de opperste macht hebbende,
Hetzij den Stadhouderen, als die van hem gezonden worden, tot straf wel der kwaaddoeners, maar tot prijs dergenend te goed doen.
Want alzó is het de wil Gods, dat gij weldoende den mond stopt aan de onwetendheid der dwaze mensen; als vrijen, en niet de vrijheid hebbende tot een deksel der boosheid, maar als dienstknechten Gods.
Eerst een iegelijk. Hebt dat Broederschap lief. Vreest God. Eert den Koning
EP:
Broeder 1e Maarschalk, dat dan thans de kandidaat de beker der gedachtenis worden aangereikt.
1e Maarschalk biedt de kandidaat de beker met wijn aan, terwijl hij hem fluisterend beduid, dat hij daaruit zeven maal zal moeten drinken op aanwijzing van de Preceptor.

EP:
Ridders, Geeft - Acht! 1e Maarschalk trekt zijn zwaard niet.

Waardige Broeder. Bij uw eerste binnentreden konden wij u slechts brood en water aanbieden; Wil u thans verkwikken met deze beker der gedachtenis, en mij daarbij nazeggen: staat op
1. Ter gedachtenis aan Mozes, Aholiab, en Bezaleel: de drie Grootmeesters die de Heilige Loge leidden.
2. Ter gedachtenis aan Salomo, Koning van Israël; Hiram, Koning van Tyrus; en Hiram Abiff; de drie Grootmeesters die de Gewijde Loge leidden.
3. Ter gedachtenis aan Zerubbabel, Vorst van het volk; Haggai, de Profeet; en Jozua, de zoon van Jozadak, de Hogepriester; de drie Grootmeesters die de Grote of Koninklijke Loge leidden
4. Ter gedachtenis aan Johannes de Doper: de Wegbereider van Christus.
5. Ter gedachtenis aan Johannes de Evangelist, de Geliefde Apostel onzes Heren; die door zijn wijsheid voleindde wat Johannes de Doper door zijn vurige ijver had aangevangen.
6. Ter eerbiedige gedachtenis aan al die dappere Ridders die, strijdend onder het Vaandel des Kruises, hun geloof met hun bloed bezegelden.
7. Op alle Ridders van den Tempel, waar ook verspreid over het oppervlak der aarde, te land of ter zee.
1e Maarschalk ontneemt de kandidaat de beker en plaatst deze weer op het Heilig Graf.

EP:
Ridders, herneemt - Plaats! Hij gaat zitten.

Wil thans nogmaals luisteren naar een gedeelte uit de Heilige Schrift.
Kap., staande voor zijn zetel, gezicht naar het Westen, leest Openb. 2: 17:
Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt: Die overwint, ik zal hem geven te eten van het Manna dat verborgen is, En ik zal hem geven enen witten keursteen, En op den keursteen enen nieuwen naam geschreven, welken niemand kent dan die hem ontvangt.
1e Maarschalk houdt pen en steen gereed.

EP:
Waardige Broeder, Ten tijde dat onze Orde werd ingesteld, werd van iedere Novice verlangd, dat hij zijn naam met zijn eigen bloed schreef op de Noordoost-hoek van de Mystieke Steen, voordat hem het Heilig Woord kon worden geopenbaard dat in die Steen verborgen ligt.
Zijt gij bereid, uw naam op die wijze te schrijven op de steen die u thans wordt voorgehouden?
1e Maarschalk overhandigt hierbij de kandidaat de pen, resp. de steen.

1e Maarschalk stelt zich tegenover de kandidaat op, iets ter linkerzijde van hem. Met zijn linkerhand vat hij de kandidaat bij de linkerpols, en brengt met zijn rechterhand de punt van de dolk dichtbij.

In de nu volgende dialoog kan de 2e Marschalk de kandidaat voorzeggen.

1e M.:
Zijt gij bereid, u te onderwerpen aan het aloude gebruik van de Orde?
Kand.:
Dat ben ik.
1e M.:
Waar zal ik u het bloed aftappen?
Kand.:
Van mijn arm.
1e M.:
Eerwaarde Preceptor, de Novice is bereid!
EP:
Waardige Broeder, uw bereidwilligheid is ons voldoende bewijs voor uw toewijding aan onze Orde. Ik ontsla u derhalve van uw toezegging, behalve dat gij uw pen met uw lippen zult bevochtigen, en daarmee uw initialen zult schrijven op de Steen.
1e Maarschalk laat de pols van de Novice los en stelt zich naast hem op.
Novice schrijft zijn initialen op de Steen. De 1e Maarschalk toont hem daarop het Heilig Woord, legt de pen en de steen terug op het Heilig Graf en reik de kandidaat tenslotte op de gebruikelijke wijze een klein keursteentje aan.
EP:
Bewaar dit aandenken zorgvuldig. Wanneer ge toegang zoudt verlangen tot een Preceptorij van Ridders van den Tempel, zo zult ge, op het tonen van die Steen en het uiteenzetten van de omstandigheden. waaronder ge die hebt ontvangen, aanstonds worden erkend en toegelaten als een Ridder van onze Orde.
Wil thans naderen, mijn Broeder, om het hoogste eerbewijs te ontvangen dat ik u thans kan verlenen.
Op aanwijzing van de 1e Maarschalk steekt de Novice de kleine steen bij zich.

EP:
Ridders, Geeft - Acht!
Op aanwijzing van de 1e Maarschalk wordt een escorte gevormd in het Noord-Westen, bestaande uit: de twee Vaandrigs, de Novice, de twee Constabels, die de regalia op kussens
meedragen.
Zodra de escorte is gevormd commandeert de 1e Maarschalk: Escorte, Voorwaarts - Mars!
Wanneer zij in het Oosten zijn aangekomen, stellen de Vaandrigs zich op met het gezicht naar elkaar toegekeerd. De Preceptor verlaat zijn troon en stelt zich voor het Altaar op, gezicht naar het Westen. De Novice stelt zich tegenover de Preceptor op, terwijl de beide Constabels ter weerszijden van hem staan. De 1e Maarschalk stelt zich onmiddellijk achter de Novice op.
Deze knielt op aanwijzing van de 1e Maarschalk op beide knieën voor de Preceptor, die hem de Ridderslag verleent met een Zwaard dat hem tot dit doel wordt aangereikt door de 1e Maarschalk.
EP:
In de Naam van de Heilige, Gezegende en Glorievolle Drievuldigheid, en uit hoofde van de macht, welke mij als Preceptor in deze Orde is toevertrouwd, sla ik u tot Ridder van den Tempel en van het Heilige Graf.
EP legt zijn zwaard eerst op de linkerschouder van de Novice, daarna op zijn rechterschouder en tenslotte op zijn hoofd, onder het uitspreken van de woorden:
Wees Getrouw, Moedig, en Oprecht!
EP geeft zwaard terug aan de 1e Maarschalk, die het weer opsteekt. Daarop vat hij de nieuwe Ridder bij de rechterhand en zegt:
Sta op, Broeder Ridder!
De Constabels reiken daarna de Preceptor de Regalia aan, waarmee de Ridder wordt bekleed, onder het uitspreken van de woorden:
Ik tooi u met dit Erelint, het onderscheidingsteken van onze Orde; en met dit Kruis; en met deze Ster, die ons herinnert aan de beloning welke de Voorvechter van onze Zaligheid in het vooruitzicht heeft gesteld aan hen die in Zijn Naam overwinnen; Hij immers is de Blinkende Morgenster, die bij zijn opgang vrede en verlossing bracht voor de ganse mensheid, en licht voor hen die in duisternis en in de schaduwen des doods verkeerden.
Wees dit steeds indachtig, en betoon u Zijn getrouwe krijgsman, tot in den dood.
Wij bekleden u met deze Mantel van zuiver wit, gesierd met het Rode Kruis van de Orde, symbool van het Geloof en de Hoop der Christenheid.
1e Maarschalk neemt de mantel van het kussen en hangt hem de nieuwe Ridder om de schouders, terwijl hij de uiteinden van de beide koorden aan de Preceptor toereikt, die ze toebindt.

EP:
Tenslotte stel ik u dit zwaard ter hand.
EP reikt de nieuwe Ridder het gevest van het zwaard toe; deze vat het met de rechterhand aan. Alvorens even wel het zwaard los te laten zegt EP:
Trek dit zwaard nimmer zonder gegronde reden; en steek het nimmer zonder ere weer terug in zijn schede.
Wil thans uw zwaard opsteken, mijn Broeder.
EP geleidt de punt van het zwaard naar de opening van de schede, en laat het dan los.
Thans zal ik u bekendmaken met het Teken, de Aanraking, en het Heilig Woord van deze Orde.
Het Teken wordt gemaakt door de rechtervoet over de linker te plaatsen, de armen in horizontale positie te brengen, met de handpalmen voorwaarts gericht en het hoofd een weinig te laten zaken over de linkerschouder. Dit alles om de houding van onze Heiland bij zijn kruisiging te verbeelden.
De Aanraking wordt gegeven door de vingers van de rechterhanden ineen te strengelen en met de linkerhand de elleboog van de Broeder te pakken. Aldus wordt een voorstelling gegeven van een schedel met gekruiste botten daaronder.
Het Heilig Woord is Emmanuel.
De Preceptor herneemt zijn zetel.

De escorte stelt zich weer op, nu in omgekeerde volgorde, om de nieuwe Ridder naar het Westen terug te begeleiden. Zodra de escorte is gevormd, commandeert de 1e M.:
Escorte, Voorwaarts - Mars!
In het Westen aangekomen neemt de nieuwe Ridder op aanwijzing van de 1e Maarschalk plaats op diens eigen zetel, welke door de 2e Maarschalk naar voren is geschoven tot aan de West-zijde van het Heilig Graf. De Constabels stellen zich neer op hun plaatsen op. De 1e Maarschalk, met de twee Vaandrigs aan zijn beide zijden, stelt zich op achter de nieuwe Ridder. De Vaandrigs doen hun vaandels een weinig naar het Oosten vooroverhellen.
EP:
Herauten, wilt afkondiging doen! EP staat op.
1e Maarschalk en de beide Constabels trekken hun zwaarden.
De Herauten nemen de houding aan.
De beide vaandels worden tijdens het uitroepen van de nieuwe Ridder omhooggeheven.
1e H.:
Broeders van den Tempel. Ik kondig u aan dat heden onze Broeder ... is opgenomen als Ridder in onze Illustere Orde.
Ik verzoek u, hem als zodanig te willen begroeten, op commando van de 1e Maarschalk.
Op aanwijzing van de 1e Maarschalk ('Ridders, met Drie!') brengen de Ridders driemaal het Saluut van de Orde.
2e H.:
Heil, Zegen, en Voorspoed, en een Roemvol en Lang Leven wensen wij onze Eerwaarden Grootmeester, de Groot-Officieren, en alle Ridders van deze Illustere Orde!
Begroeten wij thans in ons midden evenzo onze nieuw-toegetreden Ridder, op commando van de 1e Maarschalk.
De Ridders brengen als tevoren op aanwijzing van de 1e Maarschalk driemaal het Saluut van de Orde.
Daarop worden de vaandels weer op hun plaatsen teruggezet, terwijl de Herauten en Vaandrigs zich weer op hun posten opstellen.
EP:
Ridders, herneemt - Plaats!
De 1e Maarschalk beduidt de nieuwe Ridder op te staan van zijn zetel, welke daarop door de 2e Maarschalk weer op zijn oorspronkelijke plaats wordt teruggezet. De Preceptor staat op en begeeft zich naar de Noordoost-hoek van het Heilig Graf, terwijl de 1e Maarschalk de nieuwe Ridder naar de voet van het Heilig Graf geleidt.

EP:
Thans zal ik u een uiteenzetting geven van de symbolen van deze Orde.
De Drie Grote Lichten. welke ge geplaatst ziet op de hoekpunten van de gelijkzijdige driehoek, verzinnebeelden de drie uitverkoren Apostelen van onzen Heiland; Petrus, Jacobus, en Johannes; van deze drie was de laatstgenoemde de meest geliefde; immers, aanliggende aan de borst van onzen Heiland werden hem die aanwijzingen toevertrouwd welke hij later zo getrouwelijk aan de andere discipelen zou doorgeven.
De negen kleinere lichten, op gelijke afstanden geplaatst tussen de drie grote, duiden de overige Apostelen aan, waarvan één, verzinnebeeld door de kaars die door u werd uitgedoofd, zijn Heer en Meester verried.
Wil thans die kaars weer opsteken en op zijn plaats terugzetten. Geschiedt.

De Kapelaan begeeft zich naar de Zuidoost-hoek van het Heilig Graf, heft zijn rechterhand op en zegt:
Moge aldus onze Heiland Zijn Aangezicht over u verheffen in het Licht van Zijn Verzoening, en u voor verdere zonden behoeden.
EP:
De schedel en de doodsbeenderen, zinnebeelden van vergankelijkheid, zijn geplaatst aan de voet van het Kruis, tesamen mogen deze symbolen ons herinneren aan die plaats welke in het Hebreeuws Golgotha werd genoemd, waarheen men Eimon van Cyrene dwong, het Kruis te dragen waaraan onze Heiland gekruisigd werd. De schedel wil ook onze herinnering bewaren aan het lot van zekere Simon van Syracuse, die, toegelaten tot onze illustere Orde, zijn gelofte verbrak en de Ongelovigen verried wat hem was toevertrouwd. Hoewel deze door dit verraad zeer gebaat waren, verheelden zij hun minachting voor de verrader geenszins, deden hem het hoofd afhouwen en zonden dit aan den Grootmeester van de Ridders van den Tempel. Deze gaf bevel, dat het op de hoogste torenspits in de Christelijke wereld zou worden geplaatst, nadat de schedel was geopend en de hersenen waren blootgesteld aan de verzengende stralen van de zon, als waarschuwing voor een iegelijk. Op deze omstandigheid heeft het Teken van Straf van deze Orde betrekking. De Preceptor maakt daarbij het Teken, dat door de nieuwe Ridder wordt nagedaan.
Het Lam, de Duif, en de Haan zijn gewijde symbolen van onze Orde.
Het Lam verzinnebeeldt het Paaslam dat geslacht is geworden zolang de Aarde bestaat.
De Duif is het symbool van de Heilige Geest des Almachtigen Verlossers, die in de gedaante van een Duif nederdaalde op Christus toen Hij gedoopt werd, en waardoor Zijn Goddelijke Roeping aan Johannes de Doper werd geopenbaard. De Haan is ons het symbool van Waakzaamheid, want zoals zijn gekraai het ochtendgloren aankondigt, zo moge het ook op dat stille uur ons indachtig doen zijn aan onze plichten als Ridders van den Tempel en ons eraan herinneren, reeds op dat uur de bijstand des Hemels in te roepen voor het volvoeren van die plichten gedurende de dag die vóór ons ligt. Moge het zo zijn, dat wij dat geluid immer zullen kunnen verwelkomen als een vriendelijke aansporing, en dat wij het met zullen behoeven te vrezen a!s een geregelde herinnering aan een verloochende gelofte. De Preceptor gaat weer zitten.
De 1e Maarschalk voert hierop de nieuwe Ridder naar het Oosten, waar hem door de Preceptor de constitutiebrief van de Preceptorij wordt getoond, en een exemplaar van de Statuten van de Orde en het Huishoudelijk Reglement van de Preceptorij wordt overhandigd.
EP:
Tijdens deze plechtigheid werd op zeker ogenblik uw aandacht gevestigd op het opschrift dat aan het Kruis was gehecht. Steeds wanneer dat teken voorkomt op de convocatie die ge ontvangt, zal het uw plicht zijn, zoals ge bij het afleggen van uw gelofte plechtig hebt beloofd, daaraan gehoor te geven en de geconvoceerde bijeenkomst bij te wonen. Indien u dit onmogelijk zou zijn, zult ge de Preceptor van de reden daarvoor hebben te verwittigen.
Hierop wordt de nieuwe Ridder een zetel aangewezen in het Noordwesten van de Kapel.

Sluiting van de Preceptorij

EP: Ridders, is er iemand onder u, die iets heeft voor te dragen ter meerdere Glorie van het Kruis of tot vergroting van de roem van onze Orde?
Ridders, zo mogen wij dan thans deze Preceptorij sluiten; want Gode zij dank is alles rustig en naar behoren verzekerd; geve God dat het zo moge blijven, opdat de goede werken voortgang mogen vinden.
Ridders, Geeft - Acht! Wilt luisteren naar onze Voorschriften.
Kap.:
Hebt God lief: eert en vreest Hem; en onderhoud Zijn geboden.
Handhaaf en verdedigt het Christelijk Geloof; en de eert de waardigheid en de belangen van onze Orde.
Weest onderdanig aan uw Vorst, getrouw aan uw Grootmeester en gehoorzaam aan hen die over u zijn gesteld. Verkiest eer boven rijkdom.
Weest eerlijk en rechtvaardig, in woord en gedrag. Geeft aan niemand aanstoot zo ge het kunt vermijden;
Betoont u zachtmoedig en hoffelijk, doch verzet u tegen kwaad en onrecht.
Geeft bijstand aan hen die hulp behoeven, aan weduwen en wezen.
Vermijdt alle bezigheid, ontspanning of gezelschap die uw eer afbreuk zouden doen. Verafschuwt hooghartigheid en zelfzucht, en vergroot aldus de eer van het Ridderschap, terwijl ge beijvert voor het welzijn van uw medebroeders.
Hierna wordt Psalm 22 worden gelezen:
Ik verblijd mij in degenen die tot mij zeggen:
Wij zullen in het Huis des Heren gaan!
Onze voeten zijn staande in uwe poorten, O Jeruzalem!
Jeruzalem is gebouwd als eene stad die wèl samengevoegd is,
Waarheen de stammen opgaan, de stammen des Heren,
tot de getuigenis Israëls, om de Naam des Heren te danken.
Want dáár zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen des huize Davids.
Bidt om de vrede van Jeruzalem, wel moeten zij varen die u beminnen.
Vrede zij in uwe vesting, welvaart in uwe paleizen.
Om mijner broederen en mijner vrienden wil zal ik nu spreken.
Vrede zij in u!
Om des Huizes des Heren onzen Gods wil zal ik het Goede voor u zoeken.
Kap., stelt zich op vóór het Altaar, gezicht naar het Oosten:
Laat ons bidden.
De Ridders keren hun zwaard ondersteboven en verbergen hun gezicht in het linkerpand van
hun mantel, als tevoren.
Genadige Heer onze God;
Wil deze Preceptorij zegenen met Uw Heilige bescherming;
Verlicht hen, die haar besturen, met het blinkend schijnsel van Uw Heerlijkheid;
Opdat zij de Wegen der Waarheid van onzen Hemelsen Aanvoerder mogen onderkennen;
en door hun voorbeeld ook de aan hen toevertrouwde Ridders mogen onderwijzen;
dat zij die Wegen blijven bewandelen door dit Woud van Verleidingen;
Zodat zij, gewapend met het Schild des Geloofs en het Borstwapen der Gerechtigheid, de vijanden
van Uw Heiligen Naam mogen overwinnen;
en tenslotte het Hemelse Jeruzalem mogen bereiken;
in de Naam van Jezus Christus, onzen Heiland
A-men.
De Ridders hernemen de draaghouding.
EP:
In de Naam van de Heilige, Gezegende en Glorievolle Drievuldigheid, en in de Naam van
Christus onze Profeet,
Christus onze Hogepriester,
Christus onze Koning,
sluit ik deze Preceptorij.
Kap., sluit de Bijbel op het Altaar, keert zich om, gezicht naar het Westen: De Genade van onzen Hemelsen Leidsman dale op ons neer en blijve met ons, nu en voor altoos
Amen.
1e Maarschalk sluit de Bijbel op het Heilig Graf.

Het Stalen Gewelf wordt nu op aanwijzing van de 1e Maarschalk in het Westen gevormd; hierop verlaat de Preceptor de Kapel.


Home