Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden
Reglement van orde voor de werkzaamheden van het Grootoosten.
Laatstelijk gewijzigd bij het besluit van het Grootoosten van 17 juni 1972.
Dit reglement is als zelfstandig reglement ingetrokken en maakt inmiddels
deel uit van de Ordewet Bestuur.
Art. 1.
De vergaderingen van het Grootoosten worden gehouden in het gebouw der Orde
te ‘s-Gravenhage op het in de beschrijvingsbrief bepaalde uur.
Art. 2.
In elke vergadering wordt door de zorg van de Grootceremoniemeester een
plaats aangewezen aan ieder lid der vergadering en aan iedere door het
Hoofdbestuur tot bijwoning der vergadering uitgenodigde en toegelatene.
Art. 3.
1. De Grootmeester is de leider van de vergadering.
2. Bij ontstentenis van de Grootmeester is leider van de vergadering de
Gedeputeerd-Grootmeester en, is ook deze afwezig een der andere leden van het
Hoofdbestuur in de rangorde, waarin hun functiën zijn genoemd in het zevende
lid van artikel 28 der Ordegrondwet.
3. Zijn al de leden van het Hoofdbestuur afwezig, dan wordt het
voorzitterschap waargenomen door degene, die daartoe onder leiding van een der
afgevaardigden van de oudste aanwezige loge door de vergadering wordt
aangewezen.
Art. 4.
1. De vergadering neemt geen besluiten, wanneer met ten minste één meer dan
de helft van het aantal loges vertegenwoordigd is. De voorzitter schorst bij
onvoltalligheid de vergadering ten minste voor de tijd van één uur.
2. Na heropening is de vergadering ook zonder hot in het vorige lid geëiste
quotum bevoegd besluiten te nemen.
Art. 5.
1. Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van stemmen,
voor zover bij de Ordegrondwet of bij een Ordewet met anders is bepaald.
2. Over zaken wordt mondeling, over personen wordt schriftelijk gestemd.
Art. 6.
De benoeming van commissiën kan door de vergadering aan de voorzitter worden
opgedragen.
Art. 7.
1. Verkiezingen geschieden met gesloten briefjes.
2. De stemming is nietig, wanneer daaraan met meer dan de helft der
stemgerechtigde aanwezige leden heeft deelgenomen.
3. Een verkregen meerderheid geldt met, indien het getal der ingeleverde
stembriefjes groter is dan dat der aanwezige afgevaardigden en dit invloed kan
hebben op de uitslag.
4. Niet of met behoorlijk ingevulde briefjes worden tot bepaling van de
meerderheid met medegerekend onder het getal der uitgebrachte geldige stemmen.
Art. 8.
Wanneer bij de stemming voor de verkiezing van personen niemand de volstrekte
meerderheid heeft verkregen, wordt een tweede vrije stemming gehouden; wordt
alsdan wederom geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt herstemd tussen
de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben
verenigd. Indien alsdan de stemmen staken, beslist het lot.
Art. 9.
1. De voorzitter benoemt een of meer commissies van stemopneming, bestaande
uit vijf leden, onder wie een lid van het Hoofdbestuur, dat daarbij de
betrekking van voorzitter vervult.
2. Zij beslist over de geldigheid en de toekenning der stemmen.
Art. 10.
1. De urgentie van een niet in de beschrijvingsbrief vermeld voorstel wordt
door een bij de aanvang van de vergadering door de voorzitter benoemde commissie
van advies onderzocht.
2. Ieder der afgevaardigden van de loge, die het voorstel heeft ingediend, is
bevoegd de urgentie bij do commissie toe te lichten.
3. De commissie brengt zo spoedig mogelijk haar verslag uit.
Art. 11.
1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en verkregen
te hebben.
2. De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd.
3. Niemand spreekt meer dan twee malen over hetzelfde onderwerp dan met
toestemming van de vergadering.
4. Het woord wordt staande gevoerd.
Art. 12.
De orde van spreekbeurten kan worden verbroken, wanneer het woord wordt
gevraagd over een persoonlijk feit of om een motie van orde in te dienen
betreffende het voorstel of de voorstellen in behandeling.
Art. 13.
1. Indien een spreker zich onbehoorlijk gedraagt of van het onderwerp, dat in
behandeling is, afwijkt, wordt hij door de voorzitter vermaand en tot de orde
geroepen.
2. Gaat hij voort zich op gelijke wijze te gedragen, dan kan de voorzitter
hem het woord ontnemen.
Art. 14.
1. De amendementen en motiën van orde worden schriftelijk ingediend op het
bureau van de voorzitter.
2. Zij moeten, om in behandeling te komen, door de afgevaardigden van ten
minste vier andere loges eenstemmig worden ondersteund.
3. Een motie tot sluiting van de beraadslaging behoeft niet schriftelijk te
worden ingediend en kan door één afgevaardigde worden voorgesteld; daarover
wordt geen discussie toegelaten.
4. Over zodanige motie wordt beslist met een meerderheid van 2/3 der
uitgebrachte stemmen. Tot stemming wordt eerst overgegaan nadat op gedaan
verzoek het woord is verleend aan de voorsteller, aan één voorstander en één
tegenstander van het aan de orde zijnde onderwerp en eventueel aan de
Grootredenaar tot het uitbrengen van praeadvies.
Art. 15.
Indien de vergadering met gesloten deuren wordt gehouden, kan omtrent het
daarin verhandelde geheimhouding worden opgelegd, welke door allen moet worden
geëerbiedigd.
Art. 16.
Ieder afgevaardigde heeft het recht, na bekomen verlof van de vergadering,
omtrent alle handelingen van het Hoofdbestuur staande de vergadering
inlichtingen aan dat bestuur te vragen.
Art. 17.
Het verslag van het verhandelde in de vergaderingen van het Grootoosten wordt
door het Hoofdbestuur vastgesteld en door opneming in het Bulletin ter kennis
van de Orde gebracht.
Art. 18.
1. Na afloop van de gewone vergadering van het Grootoosten heeft een Open
Grootloge in forma plaats.
2. Het Hoofdbestuur bepaalt op welk uur deze Grootloge zal worden gehouden,
welke werkzaamheden daarin zullen worden verricht en in welke graad zij zal
worden gehouden.
3. De in het vorige lid bedoelde bepalingen worden aan de loges medegedeeld
in de beschrijvingsbrief voor de gewone vergadering van het Grootoosten.
Art. 19.
Wordt na de Open Grootloge een broedermaal gehouden, dan is de regeling
hiervan opgedragen aan hot Hoofdbestuur, dat in de in artikel 18, lid 3,
bedoelde beschrijvingsbrief mededeelt tijd en plaats van het broedermaal en de
voorwaarden om daaraan deel te nemen.
Art. 20.
1. Indien het Hoofdbestuur dit wenselijk acht, of indien negen loges dit
aanvragen, kan de vergadering van het Grootoosten worden voorafgegaan of gevolgd
door een maçonnieke bijeenkomst onder leiding van de Grootmeester, ter
bespreking van een of meer onderwerpen van maçonnieke aard.
2. Het Hoofdbestuur stelt vast welk onderwerp zal worden behandeld en in
welke graad en op welke dag en tijd de bijeenkomst zal worden gehouden.
3. De in de vorige leden bedoelde regelingen worden aan de loges ten minste
twee maanden tevoren medegedeeld.