Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden
Ordewet betreffende het Noodfonds
Ingesteld bij besluit van het Grootoosten 1958.
Art. 2.
Het fonds heeft ten doel nood, tengevolge van bijzondere rampen in binnen- of
buitenland ontstaan, te helpen lenigen door namens de Orde van Vrijmetselaren
onder het Grootoosten der Nederlanden gelden ter beschikking te stellen voor de
hulpverlening aan de slachtoffers.
Art. 3.
Het fonds staat ter beschikking van de Grootmeester, die in de
omstandigheden, in het vorige artikel bedoeld, aan de gelden een bestemming kan
geven, zo mogelijk na overleg met het Hoofdbestuur der Orde, althans met het
Dagelijks Bestuur.
Art. 4.
Het fonds wordt door het Hoofdbestuur afzonderlijk beheerd.
Art. 5.
Het kapitaal van het fonds wordt gevormd door:
a. verplichte periodieke bijdragen van de Loges;
b. giften en erfstellingen;
c. opbrengst van beleggingen.
Art.6.
De in art. 5 onder a. bedoelde verplichte bijdrage bedraagt ¦
2,50 (twee gulden vijftig cent) per jaar per op 1 maart van het jaar bij de Loge
ingeschreven lid.
De eerste bijdrage wordt berekend naar het ledental van de Loge op 1 maart
1960.