Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden
Ordewet betreffende de aanwijzing van regio’s en de bijeenkomsten van Voorzittend-Meesters.
Art. 1.
Het Hoofdbestuur wijst voor de Loges in Nederland regio’s aan. waartoe elke
loge behoort. In deze aanwijzing kan zo nodig wijziging worden aangebracht.
Art. 2.
De voorzitters van de loges in een regio komen geregeld bijeen onder leiding
van een door het Hoofdbestuur aan te wijzen Grootofficier. Bij verhindering van
deze Grootofficier neemt de oudst in jaren zijnde voorzittend-meester zijn
functie waar.
Art. 3.
Deze bijeenkomsten - regioconventen genoemd - zijn bedoeld voor overleg ter
bevordering van goed onderling contact en ter bespreking van Orde- en
logeaangelegenheden.
Art. 4.
Indien een voorzittend-meester verhinderd is, wordt hij vervangen door zijn
plaatsvervanger volgens logevoorschrift.
Art. 5.
In onderling beraad belast één van de loges zich met de administratieve
werkzaamheden welke nodig zijn om het overleg, bedoeld in artikel 3, te
bewerkstelligen. Van iedere bijeenkomst wordt een verslag gemaakt, dat aan het
Hoofdbestuur wordt toegezonden.
Art. 6.
Naast deze regioconventen kan het Hoofdbestuur één of meerdere
vergaderingen per jaar bijeenroepen van alle voorzittend-meesters der in
Nederland gevestigde loges en vrijmetselaarskringen of hun plaatsvervangers en
van vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 47 van de Ordegrondwet.
Heeft een buiten Nederland gevestigde loge meer dan één vertegenwoordiger,
dan wordt alleen de oudstbenoemde opgeroepen, die zich kan doen vervangen door
een andere.
Deze bijeenkomsten worden Meesterconvent genoemd.
Art. 7.
Een Meesterconvent wordt gehouden op daartoe aan het Hoofdbestuur gericht
schriftelijk gemotiveerd verzoek van één of meerdere regioconventen dan wel
van tenminste tien voorzittend-meesters of vertegenwoordigers, als bedoeld in
artikel 47 van de Ordegrondwet.
Art. 8.
Het doel van een Meesterconvent is:
a. besprekingen van belangrijke Orde- en loge-aangelegenheden;
b. het uitbrengen van adviezen aan het Hoofdbestuur.
Art. 9.
De bijeenroeping tot een Meesterconvent wordt tijdig in het Algemeen
Maçonniek Tijdschrift opgenomen met vermelding van de onderwerpen, waarover
beraadslaagd zal worden. Bindende besluiten worden niet genomen.
Art. 10.
De Grootmeester is de leider van het Meesterconvent. Bij zijn ontstentenis
treedt de Gedeputeerd Grootmeester als zodanig op en, is ook deze afwezig, één
der andere Grootofficieren in de rangorde, waarin hun functiën zijn genoemd in
het zevende lid van artikel 28 der Ordegrondwet.
Art. 11.
De aanwezigen ter vergadering van een Meesterconvent genieten reis- en
verblijfkosten overeenkomstig het bepaalde bij Ordewet IV.