28e Gr\
Ridder van de Zon of Prins Adept
The Lodge represents the Garden
of Eden and is decorated with trees, mountains and other outdoor scenes. It is
lit by a single transparency, over the head of the Master, showing the Sun.
This Sun is inscribed in the middle of a triangle, with the letter s in each
angle. Under the transparency is a round altar, covered by a red cloth fringed
with gold.
The Master represents Adam. He
wears a red robe, a mantle of gold, edged with blue, and gold crown with blue
points. Around his neck is the collar of the degree, a gold chain from which
hangs a gold sun. He carries a blue sceptre with a gold globe at one end and a
sun at the other. There is only one Warden, Brother Truth, who is also
Conductor and Orator. He faces the Master and carries a four foot white rod
decorated at each end like Adam’s.
Seven of the brethren are called
Cherubim. They represent the seven angels who preside over seven celestial
bodies: Michael over Saturn, Gabriel over Jupiter, Uriel over Mars, Zerachiel
over the Sun, Chamiel over Venus, Raphael over Mercury and Tsaphiel over the
Moon. They also represent seven metals: gold, silver, copper, lead, iron, tin,
mercury or brass. The brethren wear a white watered silk collar. At the point
of the collar is an eye. The jewel of the degree, an irradiated triangle in
gold with an eye in the centre, hangs from the collar. The Cherubim do not
wear aprons.
There may also be up to 12
brethren known as Sylphs. They wear jackets, small caps of blue silk, edged
with gold, and aprons of untrimmed brown skin. They also wear the collar of
Grand Ecossais i.e. flame coloured, as well as the jewel which is a triangle. Those required to use them
carry bellows.
The Tracing Board is an important
feature of the degree and its symbolism is referred to in the orations. This
is given in the key to the illustration.
On his arrival, the Candidate is
placed in an ante-room and blindfolded with a white veil. While he meditates
there, the Sylphs produce a roaring sound by blowing with their bellows into
earthenware jars. After some minutes the Candidate announces that he is a
seeker for the true light of Truth and wishes to divest himself of pride and
greed. The theme of the degree, based on the story that Adam is the father of
all men, is the instruction of the Candidate so that he can find what he
seeks.
When the Candidate is brought
into the Lodge, Adam addresses him, telling him that he feels he is a genuine
seeker after Truth but that he may find it hard to recognize when he finds
it.
Brother Truth removes the blindfold
and says that he represents the voice of Truth. He then gives an explanation of
the emblems of Craft Masonry and their symbolism. He concludes by reminding the
Candidate that the Brazen Sea should purify him from all vice and superstition
so that he may become a new Adam, created by Truth and able to appreciate the
immensity of the Supreme Being.
Adam speaks once more, explaining
that many seek the real truth but few find it. Hiram represented the truth on
earth while his assassins were the enemies of it. The enemies of truth still
exist as a hydra-headed monster and they must be fought constantly.
The Candidate is obligated at the
altar, promising to preserve patriotism, secrecy and zeal, and agreeing to
alarming penalties if he should fail. Adam lifts him to his feet, kisses him,
decorates him with the collar of the degree and entrusts him with its secrets.
There is a short and simple closing
ceremony. In some versions of the degree, a catechism is given. It only repeats
parts of the speeches made by Adam and Brother Truth during the ceremony.
Key to the 28°
Tracing Board
1. The Sun represents the unity of the Supreme Being and the
Triangle His immensity. In the corners, the three letters ‘S’ mean Science
adorned with Sagacity makes the Saintly Man. (There are several variations of
this interpretation in early rituals).
2. The Celestial Bodies represent the 7 principal passions of
life, useful to man if he uses them in moderation; dangerous when he abandons
himself to them.
3. The 7 Cherubim represent the 7 delights of man: sight,
smell, taste, touch, hearing, rest and health.
4. The Holy Spirit reminds us of our own soul.
5. The Conception represents the purity of nature.
6. The 4 triangles symbolize fraternal love, honest doubt of
mysteries, neighbourliness, and faith in God and our future with Him.
7. The 3 candles symbolize man’s life: youth, manhood, old
age, lit by the light of truth.
8. The Temple represents our own bodies, of which we must
take care; while the columns J and B symbolize the strength and the courage
needed for our journey through life.
9. The Shepherd, carrying a lamb, symbolizes our need to be
careful without trying to influence providence.
10. The 7 Steps are the 7 stages of our life on our way to
spiritual joy.
11. The Globe is the world in which we live, while the
Serpents, being emblems of wisdom, teach us prudence.
12. The words lux ex tenebris show us that mankind, enlightened by the light of
wisdom and faith, can penetrate easily the obscurity of ignorance and
superstition.
Deze tekst komt uit het boek Maçonnieke Beschouwingen
van A. van Leeuwen (1949).
De 28ste graad van de O\& A\S\Ritus
wordt door alle maçonnieke autoriteiten als zeer belangrijk gewaardeerd en
zeer hoog aangeslagen. Tegelijkertijd wordt hij evenwel omgeven met tal van
waarschuwingen en alle auteurs schilderen de werkzaamheden in deze graad af
als iets, dat grote gevaren kan opleveren voor de geestelijke gezondheid van degeen, die zonder enig kwaad te vermoeden argeloos binnentreedt in haar
Mysteriën. Laten wij bijvoorbeeld de waarschuwing lezen uit de Mystieke
toespraak van het inwijdingsrituaal van de beide Amerikaanse Jurisdicties in
het boek van de Grootmeester McGlenachan:
,,Hij, die nog naar iets anders verlangt naast alleen en sluitend Inzicht,
Waarheid en Recht, wiens wilskracht nog niet geheel en al gestaald is en nog
enigszins weifelend, die zich onrustig voelt bij vlijmscherpe logica en naakte
werkelijkheid, moet niet onbesuisd het Pad der Hogere Wetenschappen betreden;
want heeft hij op die Weg één voet gezet, dan moet hij ten koste van alles het
Einddoel bereiken, of wel zal hij te gronde gaan; twijfel betekent hier
krankzinnigheid, halt houden is neerstorten, terugkeren staat gelijk met zich
in een bodemloze afgrond werpen”. (Book of the A. A.
Scottish Rite, 4th edition, pag. 400).
Indien de arbeid in deze graad inderdaad nog het oorspronkelijke karakter zou hebben en het Mysterie zou openbaren, dan zou zulk een ernstige waarschuwing
zeker op zijn plaats zijn. Maar helaas hebben de tand des Tijds, het l9de
eeuws rationalisme en het moderne agnosticisme tal van Geheimen verloren doen
gaan en is de graad daardoor uitgehold, zodat er een imponerende schil is
overgebleven, waarmede velen niet goed raad weten.
De graad is nl. de Hermetisch-Alchemistische bij uitnemendheid. Het Pad van
de Sephira Kether naar Chokmah, waarmede de plaats van de Ridder van de Zon op
de Levensboom moet worden aangeduid, is het Pad van de Magiër. Niet een
magiër, bedoeld in de platvloerse zin van een tovenaar of charlatan, maar van
een Magister, een Meester van de Geheimen van Natuur en Mens, van
Macroprosopos en Microcosmos.
De Inwijdingsriten zijn indrukwekkend genoeg, doch zij bestaan bijna
uitsluitend uit toespraken. De Voorzitter heet ,,Vader Adam” en hij wordt door
één Hoofd-Officier bijgestaan, wiens titel is ,,Broeder Waarheid”. Op zeven
zetels tronen de Vertegenwoordigers der zeven Aarts-Engelen (de Malakoth) en
ieder hunner heeft zijn Sigiluni (magisch embleem), zijn Symbolen, zijn
Kleur, Vaandel, Metaal, enz. De overige leden dragen de naam Aralim, hetgeen
,,Leeuwen Gods” betekent.
De candidaat wordt voor elk der Zeven Tronen geleid en ontvangt van de
Malakoth de mystieke sleutel van de Mysteriën, welke onder de hoede van de
betreffende Aartsengel zijn gesteld. De toespraken zijn indrukwekkend en
wijdingsvol. Ongetwijfeld moet aan de Grootmeesters die het ceremonieel en
het ritueel van de graad construeerden, voor de geest hebben gestaan dat
eenmaal de Grote en Ware Mysteriën, die van de sterfelijke mens een
onsterfelijk God maken. in de Maçonnieke Mysteriën moeten terugkeren. Het
rituaal van de Prins Adept of de Ridder van de Zon is daartoe misschien de
eerste (schuchtere) poging hunnerzijds. Persoonlijk is mijn overtuiging, dat,
hoe loffelijk deze poging ook is en hoe zeer hij onze waardering verdient als
het duidelijk teken van een groeiend inzicht en van een goede wil, zulk een
terugkeer tot de Ware Mysteriën alleen zal kunnen worden geëffectueerd door
Hen, die daarin reeds zijn opgenomen en tot God-menselijk bewustzijn gestegen,
door Hen, die in de esoterische leringen worden genoemd de Meesters van
Mededogen, de Broeders der Grote Witte Loge van Adepten.
De symbolen in deze graad zijn, zoals hierboven reeds werd opgemerkt,
hermetisch en alchemistisch geïnspireerd. Alchemie was de oude magische Kunst
om de Steen der Wijzen en het Elixer des Levens samen te stellen. Vloeibaar
Goud en de Vogel Phoenix waren de mystieke ingrediënten; Leven en Vuur. Zij
beiden dienden om het Lood, de Zwavel en het Zink van de menselijke
persoonlijkheid om te zetten tot de edelere metalen van de Geest. Het
metaphysisch doel der alchemische bewerking was de Transsubstantiatie van de
mens. Door de kracht dezer omzetting werd de kraai tot duif en deze op zijn
beurt tot een koninklijke Adelaar.
Wij weten dat al deze symbolen gelezen dienen te worden als een soort
stenogrammen, waardoor men met één enkel teken een filosofisch begrip van
grote strekking kon samenvatten en aanduiden. Het was alles metaphysisch,
maar niet alleen bespiegelend en theoretisch, zoals de moderne wijsbegeerte,
doch praktisch en recht op het doel af. De grote geleerde, dr Jung, heeft veel
aandacht gewijd aan de alchemistische symbolen en aangetoond hoe diep
psychologisch deze in de menselijke ziel konden en kunnen ingrijpen.
Wat is het Centrale Geheim van deze graad?
In de Indische Yoga-wijsbegeerte zou het worden geïdentificeerd als het meest-verheven Pad van Heiliging en Volmaking, nl. als Laya-Yoga, de Yoga van
het Evenwicht. Alle maçonnieke arbeid is feitelijk Yoga in de zin van
veredeling van ons karakter. En evenals de Vrijmetselaar steeds weer drie
Hoofd-Typen in de talrijke ritualen van het Stelsel terugvindt, en deze noemt
naar de Grondbeginselen: Wijsheid, Kracht en Schoonheid, zo classificeert de Yoga-filosoof de talrijke Yoga-methoden ook onder drie Hoofd-groepen: Jnâna,
Karma en Bakta, dat is ongeveer: Wijsheid of Kennis, Daadkracht en Overgave
of Toewijding.
Doch beide stelsels kennen een Allerhoogste Methode, een Ideaalmethode, welke
in het brandpunt staat, in het Centrum of Middelpunt, waarvan geen waar
Meester-Metselaar kan afwijken. Dit is de Balans van het Evenwicht, het
Laya-punt. In ons physiek Zonnestelsel is er ook zulk een Punt van Evenwicht
en, metaphysisch gedacht, staat daar het stralend Brandpunt van Licht, Leven
en Energie, de Zon.
Van de Ridder-Aarts-Engelen is er één die de Zon vertegenwoordigt. Zijn
metaal is Goud. Hij zit in het Oosten vóór Vader Adam. Het is niet geheel
duidelijk wat zijn juiste naam zon moeten wezen. Misschien zouden wij verwachten: Michael, hetgeen betekent ,,Die als God is”. Wij vinden evenwel in
de moderne ritualen: Zarakiel, wat betekent: ,,De Verrijzenis van God”. Ook
deze naam is vol verheven wijsheid, want dit is juist hetgeen in de Candidaat
zou moeten geschieden. De Goddelijke Vonk in zijn hart moet opvlammen, moet
rijzen boven de horizon van zijn wereldlijk bewustzijn en zijn Levensdag met
goddelijk Licht overstralen.
In de Esoteriek staat het Zonnesymbool feitelijk voor een andere planeet,
aangezien de Zon zelf geen planeet is. De huidige wetenschap oppert de
hypothese, dat de Zon een Atoomexplosie is, een durende kettingreactie en
dat dit het permanente karakter van de ontzaglijke Energiestraling
verklaart, welk vraagstuk met de oude theorie van verbranding onopgelost
bleef. Die andere, geheime planeet, waarvoor de Zon dus als sluier diende,
ligt binnen de baan van Mercurius en is daarom bij de huidige technische
ontwikkeling van het optisch-astronomisch instrumentarium, nog onzichtbaar
voor physieke waarneming.
Deze binnenplaneet staat in mystiek verband met het Levensbeginsel in de mens,
Prâna, waarvan de typerende kleur Oranje is. Prâna is een geïndividualiseerd
aspect van de Goddelijke Geest en daarom spreekt men in de Yogaliteratuur van Jîva-Prâna.
Leven is het Begin en Beginsel van alle bestaan. Het is de eerste straal uit
de Kroon van Ain Soph, het Absolute Zijn. Dit is de Aleph, de magische kracht,
die ons tot een god kan transformeren. Het Hebreeuwse letterteken voor de
Aleph stelt een mens voor, die de linkerhand heeft opgeheven en daarin een
Vlam omhoog houdt. De rechterhand is omlaag gestrekt, in een gebaar van
zegening. Zo is eveneens de eerste kaart van de Grote Arcana van het
geheimzinnige Tarot-spel en deze draagt de naam: de Magiër. Het bijbehorend
devies is: ,,Solve et Coagula”, Lost op en Verdicht, duidende in de meest
objectieve zin, op Dood en Leven, op Bevrijding en Belichaming.
De Paramitadeugd welke dit Pad van de Magiër typeert is Shila. Het wordt
gewoonlijk vertaald door Geduld, doch het is veel meer dan dat. Het is de
sleutel van Harmonie, van Evenwicht, van Rhythme en van Schoonheid. Tiphareth
is op het Boom-Schema de Zon van het kabalistisch stelsel en die naam betekent
immers ook Schoonheid, Straling, Harmonie en Rhythme. Shila is de kracht,
welke sneller dan enige andere ons zal bevrijden van onze karmische benden,
waardoor de mens de Vrijheid zal verwerven om te werken voor het heil en tot
zegen van alle schepselen.
Men zal zich nu wellicht afvragen: ,,Waarvoor dan al die ernstige en
zwaartillende waarschuwingen voor deze graad? In dit alles kan toch geen
gevaar schuilen?”
Maar de rituele opname in de graad, en in welke graad ook, is nog helemaal
niet hetzelfde als de arbeid, welke een Ridder van de Zon heeft te
verrichten. Het toelatingsexamen is met het College of de Cursus, waarvoor
gedurende een semester hard geblokt moet worden. Het is niet de toelating tot
deze graad, welke gevaren met zich brengt, doch hetgeen daarna geschiedt of
zou moeten geschieden, want in de allermeeste gevallen geschiedt het niet.
Hermetisme en Alchemie zijn, evenals Maçonnerie, niet alleen maar
bespiegelende Wetenschappen, het zijn in de eerste plaats Kunsten, welke
beoefend moeten worden. Een kunstenaar is niet hij, die alle boeken over de
kunst gelezen heeft, alle musea heeft afgelopen en alle namen van alle
artiesten uit het hoofd kan opnoemen met jaar en data van geboorte en dood, de
titels der kunstwerken, en al dergelijke dwaasheid. De wetenschappelijke
geleerde kan niet volstaan met boekenwijsheid; hij moet zijn laboratorium,
zijn observatorium, zijn kliniek, zijn praktijk hebben om zijn theoretische
kennis aan de werkelijkheid te kunnen toetsen.
En in deze praktijk schuilen de gevaren!
Hoevele geleerden zijn in hun laboratoria verongelukt of voor hun leven
verminkt, hoevele medici hebben bij hun klinische onderzoekingen zelf de
dodelijke besmettingen opgedaan waarvoor zij de wapenen ter bestrijding
zochten, hoevele technici hebben het leven gelaten bij de proefnemingen met
machines, apparaten, chemicaliën, enz. welke zij hadden uitgedacht om de
mensenmaatschappij ten dienste te zijn. Is het niet zeer juist, dat aan de
ingang van onze moderne laboratoria en klinieken tal van waarschuwingen staan,
verbodsbepalingen, voorzorgsmaatregelen worden getroffen, overal borden
hangen met ,,niet aanraken”, ,,levensgevaar”, e.d.? Laat men bezoekers van
deze inrichtingen niet veelal verklaringen ondertekenen, waarbij er op
gewezen wordt hoe groot de risico’s van het bezoek zijn en dat de directie
geen verantwoordelijkheid wenst te dragen voor enig ongeval? En hoe vaak is
er een absolute weigering tot toelating van een niet-ingewijde, juist met het
oog op de grote gevaren, welke overal loeren?
Precies zo is het met alle Yoga-wetenschnp.
In de theorie alleen is geen gevaar, maar dan blijft alles grauw en
onwezenlijk, de kennis van een kamergeleerde, een encyclopaedist. Wie voort
wil gaan, moet Yogi worden en aan zichzelf ervaren wat in de boeken staat. Wat
daar te lezen valt is grotendeels versluierd onder symbolen en glyphen. Wat
weet de theoreticus van de werkelijkheid van het Alkahest, welke boekenwurm
zag ooit de Rode Leeuw of proefde het Drinkbare Goud? Wie zag ooit de Kubieke
Steen bloed en water zweten? Wie aanschouwde in werkelijkheid de Bloemen,
waarin Slangen zijn verborgen; wie zag de grimmige Demonen, de Kabouters, de Sylphen en Undinen en Salamanders? Wie stond niet alleen maar voor de aardse,
sterfelijke en menselijke vertegenwoordigers in hun maskaradeachtige
vermommingen, doch in werkelijkheid tegenover die Machtige Wezenheden, de
grote Archaï en Archonten, die de Natuur beheersen, Planeten besturen en voor
Gods Aangezicht staan? Wie hoorde deze Principen tot zich spreken en niet
alleen een langdradige redevoering uit een rituaalboekje? Wie reisde
lichaamloos tot aan de einden van het Heelal en aanschouwde daar de
Onsterfelijke Goden van aangezicht tot aangezicht?
Dit alles en niets minder is hetgeen een ware Ridder van de Zon persoonlijk
ervaren moet. Doet hij dit niet, blijft het bij een uitgehold ceremonieel en
wat boekenkennis, dan blijft het bij wat onbelangrijke franje, die weldra zal
afvallen en tot stof en vergetelheid vergaan. Dan komt het er inderdaad niet
veel op aan of hij al dan met in deze graad wordt opgenomen of dat hij hem
eventueel bij communicatie ontvangt. Voor zulk een museumbezoeker is er geen
enkel gevaar verbonden aan zijn vluchtig en oppervlakkig bezoek, want hij moet
overal van afblijven.
Doch wie de hermetische en alchemische praktijk gaat beoefenen, zal heel
andere dingen ervaren. Hij zal ontdekken dat zich uit zijn subliminaal
bewustzijn allerlei losmaakt en omhoog komt, waarvan hij geen enkel vermoeden
koesterde en wat hij zich nauwelijks dromen kon. Zijn wildfantastische dromen
zullen vorm en realiteit worden en hem zelfs hij zijn waken niet meer
verlaten. En bij de mens, die met eerst in volle ernst het voorbereidend werk
aan zich verrichtte van loutering, van reinheid, van onzelfzuchtigheid en
nederigheid, kan dit alles rechtstreeks tot krankzinnigheid leiden.
De Kabalahstudie is uit filosofisch oogpunt bezien buitengewoon verhelderend
en interessant. Maar praktische kabalistiek is nog heel iets anders. Dat
wordt Magie en wee degeen, die onvoorbereid en zonder deskundige leiding op
de Sephirotische Centra zou mediteren of in zijn ziel de heilige Paden van de
Levensboom zou willen bewandelen. Een enkele fout, een getalsverschuiving en
alles kan fataal voor hem worden.
Dit is geen sprookje of kinderachtige bangmakerij, waaraan een modern en
beschaafd mens geen aandacht behoeft te schenken. In vele psychiatrische
klinieken vindt men de geestelijke wrakken, die rondgedobberd hebben op de
eindeloze oceaan van de Magie en na korte tijd ontredderd, lekgestoten en
onttakeld ergens op een strand gespoeld zijn door de onbarmhartige golfslag en
nu ziek, wanhopend en geestelijk gepijnigd hun rust trachten terug te vinden bij
een psychiater of hun angstvisioenen willen verjagen door narcotica, door te
vluchten in psychische verdoving en bedwelming, in het botvieren van bandeloze
lusten en in de zelfmoord.
Zij komen voort uit de ontelbare scharen
halfdwazen, die wij in de samenleving kunnen ontmoeten, halve hysterici,
spokenzieners, geheimzinnigdoeners, behangen met amuletten en
bezweringsformules, hokkende in halfduistere kamers, benauwd van wierookdamp,
waar op mystieke altaartjes of in verscholen hoekjes tientallen geliefde
portretjes staan van aanbeden grootheden (waarvan de meesten dit alles
verontwaardigd zouden afwijzen!), de duizenden cliënten van waarzeggers,
psychometristen, trancemedia, e.d.m. Zij komen voort uit de tallozen, die
verstikt zijn in ongezond bijgeloof en bevangen zijn door angst voor het
ongeziene.
Dit zijn de gevangenen naar ziel en geest. Hun onbesuisde zoeken zal hen tot een
ramp worden, omdat zij niet eerst de innerlijke harmonie en de geestelijke
balans, de ware Bevrijding van het lagere zelf hebben verworven, welke
imperatief vereist en noodzakelijk is alvorens de voet geplaatst mag worden op
de allereerste sport van die Mystieke Ladder.
Pas in die
Vrijheid van lichaam, ziel en geest is het mogelijk een waar Magiër te zijn, een
Ridder van die Zon en een Prins-Adept. In deze graad, eindeloos meer dan ooit
nog tevoren geldt het Landmerk dat alleen tot Vrijmetselaar gemaakt kan worden,
wie Vrij en van Goede Naam is.
Rituaal voor de Graad van Geheim Meester (nederlands,
2e helft 19e eeuw).
Grand Knight of the Sun (Amerikaans, 1835).