23e Gr\ Overste van het Tabernakel
Uit: The Intermediate Degrees 19° - 29°, (1982)
The lodge for the 23°
is called a Sovereign Council. It is hung with white and is ornamented with
black and red pillars. The altar, representing the Sanctuary of King Solomon’s
Temple, is separated from the main room by a balustrade and a blue veil, which
can be drawn apart. On the altar, which is red, are a Bible and a dagger.
Beside it are lesser altars representing the Altar of Burnt Offerings and the
Altar of Incense. In the West are two candlesticks with five lights on each
placed in a triangle. There is no floor cloth.
The presiding officer is called Grand Commander. He wears a
red robe with a yellow cloak over it and a black sash to which a dagger is
fastened by a red ribbon. On his head, he wears the hat of a high priest, with
Hebrew letters for the name of God on its front. He is accompanied throughout
the ceremony by two brethren who are similarly dressed, who are High Priests.
The other brethren, who are called Levites, wear white robes with red sashes.
A black ribbon, with a model of a censer attached, hangs from the end of the
sash. The censer is the jewel of the Degree. The other officers are two
Wardens and a Conductor.
The Candidate, who is dressed as a Prince of Libanus, is
called Moabon and represents the son of Hiram. On arrival, he is placed
blindfolded in an ante-room. In due course his eyes are uncovered and he is
warned that he will need courage to obtain the degree. While he is waiting
outside, the veil is drawn across to hide the Sanctuary.
On his entry, the Candidate requests permission to complete
a vow that he made to sacrifice in memory of his father. His wish is granted
and he is dressed as a priest. After taking the Obligation of an Apprentice,
the veil is drawn apart and he is shown the Sanctuary. He takes a further
Obligation of secrecy and is then allowed to complete his vow by symbolically
lighting the Altar of Incense. The Grand Commander gives the Candidate the
accolade by striking him on the head and shoulders with his dagger. He
appoints him a Chief of the Tabernacle, decorates and entrusts him. This is
followed by a short Oration explaining the degree. Before the Council closes,
there is a catechism which explains more details of the ceremony.
It will be seen that the legend is simple and that the
degree is primarily initiatory. The lessons, as stated by the Grand Commander,
are in the Ten Commandments, and he hopes that the Candidate, with the help of
the Great Architect of the Universe, will obey them.
|
|
Deze tekst komt uit het boek Maçonnieke Beschouwingen van A. van Leeuwen (1949).
Dit is de eerste graad waarin de divergentie
tussen het moderne systeem van de O\& A\S\
Ritus en de vroegere Rite de Perfection zich duidelijk manifesteert. Tot en met
de 22ste graad nep, behoudens een enkele onbelangrijke afwijking in de benaming
en de titulatuur, alles vrijwel parallel. Vroeger heette de 23ste graad Prins
Adept, terwijl dat momenteel de 28ste graad is, met een nieuwe benaming, nl.:
Ridder van de Zon. Om de 23ste graad enigszins te kunnen begrijpen en waarderen
moeten wij hem zowel in het oude, als in het nieuwe verband trachten te
beschouwen.
In het systeem van de Rite de Perfection was
het een Slotgraad, een Afsluiting van de rituele graden. De 23ste, 24ste en
25ste graad verhieven zich boven het gedetailleerde systeem der 22 voorafgaande
graden op enigszins dezelfde wijze als nu de 3 hoogste en zg. Administratieve
graden zich boven de 30 voorafgaande van de Schotse ritus verheffen. In het
Boom-schema is deze graad aangeduid door het Pad, dat tussen de heide Kapitelen
Geburah en Chesed loopt en daarmede als het ware de grenslijn en de zoldering
verzinnebeeldt van de Tempel van Vrijmetselarij. Als zodanig was het een graad
van Volkomenheid, van Compleet of Geheelheid, d,w.z. van Heiligheid. Het grote
devies van de 23ste graad is dan ook Kadosh l’Ivhv, dat is ,,Heiligheid tot den
Heer”.
Het is tevens een resumerende graad. De
Prins Adept behoorde in deze graad in het bezit te wezen van alle vermogens,
kennis, gaven en krachten, welke de Maçonnieke Mysteriën menen te kunnen
mededelen aan haar getrouwen. Het was (en is nog in zekere mate) een Magische
graad en de candidaten voor toelating werden voorheen met grote zorgvuldigheid
geselecteerd, omdat men er zich blijkbaar terdege van bewust was dat slechts
weinig stervelingen rein, onzelfzuchtig en sterk genoeg zijn om magische krachten
bewust te hanteren tot heil van de Mensheid en van de Orde.
Het thans nog in gebruik zijnde rituaal
heeft een deel van de vroegere karakteristieken bewaard, zodat het nog altijd
een belangwekkende fase in de Mysteriën van de Orde vertegenwoordigt.
Kabalistisch opgevat en volgens de plaatsing op de Otz Chaïm is men hier
aangekomen tot vlak voor de mystieke Sluier, Paroketh, welke de Goddelijke
Wereld verbergt voor het profane oog van de gemanifesteerde wereld en het
menselijk bewustzijn. Achter deze Sluier is het Kadosh Kadoshim, het
Allerheiligst Heiligdom. In het Oosten van de Loge is een zwaar, goudkleurig
gordijn aangebracht, dat deze Sluier verzinnebeeldt en het innerlijkst Heiligdom
verbergt. In het midden van de Loge staat de Ark des Verbonds en daaromheen, met
hun Twaalf standaards, zijn de vertegenwoordigers van de stammen van Israël
gegroepeerd.
De voorzitter van het Conclave heet Aäron,
de OpperHogepriester of Souverein Groot-Offerpriester. De heide assisterende
Opzieners zijn de Verheven Priesters Eleazar en Ithamar, zonen van Aäron. De
leden, genoten van een der 12 Stammen, worden ,,waardige Levieten” genoemd. Het
Groot-Symbool van de graad is een Gouden Kandelaar met zeven Lichten.
Zoals reeds opgemerkt werd, is de toelating
streng en selectief. De candidaat ondervindt al bitter weinig aanmoediging tot
toetreding en de voorbereiding tot de inwijding is eerder angstaanjagend en
afschrikwekkend, dan aantrekkelijk. Telkens opnieuw wordt aan de candidaat
voorgesteld of hij maar niet liever zich bedenkt en zich wil terugtrekken,
terwijl hij de meest ernstige waarschuwingen te horen krijgt. In de gnostieke
werken wordt ons verhaald van een Allerhoogst en verschrikkelijk Geheim, het
Arcanum Maxima Mysterium, dat in de Kabalistische wijsbegeerte genoemd wordt het
Shem ha’Memphorash.
De orthodoxe Joden beweren
dat Jezus, die zelf priester was en daarom toegang had tot de geheime vertrekken
in de Tempel, van dit privilege misbruik maakte om tot het Kadosh Kadoshin door
te dringen, het Allerheiligst Woord te aanschouwen en door de kracht van dat
Woord zijn wonderen heeft verricht. Aan de ingang van het Heiligdom, vóór de
Voorhang, waakten twee koperen honden, welke beelden levend werden wanneer een
onwaardige of ongewijde zich vermat deze Voorhang ook maar te naderen. Dit
levend worden van verschrikkingen ervaart de candidaat in de Kamer van
Voorbereiding, waarin hij door zijn geleider alleen wordt gelaten nadat deze hem
moed heeft ingesproken en hem wederom heeft gevraagd of hij zich niet liever wil
bedenken, in plaats van de hem onbekende gevaren te trotseren.
Bij een zwak en flikkerend schijnsel ontdekt
de candidaat, dat hij voor een altaar zit, waarop 3 doodshoofden liggen. Wanneer
zijn ogen nog wat meer gewend zijn geraakt aan de duisternis ziet hij achter het
altaar een geraamte opdoemen, hetgeen het lugubere toneel natuurlijk nog
afstotender maakt. Overigens heerst er lange tijd een stilte als in een graf.
Plotseling kraakt een hevige donderslag,
welke het gebouw op zijn grondvesten doet trillen en wanneer het gerommel in de
verte is weggestorven, hoort de candidaat een huilende stem luid schreeuwend
weeklagen en het verhaal uitgillen van de wraak van God op de opstandige Joden
in de woestijn tegen Mozes en Anron (Num. XIV tot XVI). Dit herhaalt zich enige
malen, waarop eindelijk een lichtstraal door een reet onder de celdeur
binnendringt en een sombere stem de candidaat vraagt of hij zich zijn zonden
bewust is en daarvoor geboet heeft.
Wat kan met dit alles bedoeld worden?
Wanneer wij deze voorbereiding esoterisch
zouden willen interpreteren, zouden wij er een symbool in kunnen zien van de
,,Wachter op de Drempel”, in de ,,Stem van de Stilte”, (tot ongetwijfeld een
inwijdingsinstructie is, lezen wij daaromtrent het volgende:
Daar is één weg slechts, voerend naar het
Pad, de Stem der Suite wordt aan ‘t einde eerst gehoord. Van lijden en pijn is
elke sport gevormd der ladder, die de candidaat beklimt en slechts de stem der
deugd neemt weg de smart. ‘Wee u, discipel, zo g’één enk’le ondeugd achterhield,
dan breekt die ladder en werpt u neer; haar voet rust in het diepe slijk van uw
zwakheden en uw zonden; En in de waat’ren van verzaking moet g’uw voeten wassen,
aleer gij de diepe kloof kunt overgaan. Geeft acht dat gij geen nog besmeurde
voet zet op der ladder laagste sport. Wee hem, die één sport waagt te bezoedelen
met beslikte voet. Het taaie, vuile slijk zal, droog en kleverig geworden, zijn
voet doen hechten aan die plaats en als een vogeltje, gevangen door de lijm van
een sluwe vogelaar, zal hij weerhouden worden verder voort te gaan. Zijn zonden
zullen vorm aannemen en hem nedertrekken. Zij zullen hun stem verheffen als de
jakhals, die wen de zon gedaald is, lacht en jankt; en zijn gedachten worden als
een leger en voeren hem als slaaf gevangen mee.” (bldz. 15 van de 1927-editie
der Chinese Buddhist Research Society te Peking.)
Dit is de waarschuwing welke iedere Leerling
ontvangt, die zich aangordt het Pad van ware Inwijding te betreden. De ,,Wachter
op de Drempel” zal hem het paswoord vragen, alvorens hij hem zal toestaan de
Stroom in te gaan. Het Pad van ware Inwijding is zó vol gevaren, dat de
sterveling, die nog enigszins gehecht is aan de verlokkingen van de
mensenwereld, goed doet zich honderd malen te bedenken alvorens de beslissende
stap te doen.
In de inwijdingsrite van de 23ste graad
worden aan de Neofiet talrijke geheimen geopenbaard, doch deze zijn zo
versluierd en vaak zo verward, dat het moeilijk valt ze te doorzien. Hij
ontvangt instructie in de zeven Beginselen van de Universele Scheppingskracht,
welke gesymboliseerd worden door de Zeven Lichten van de Gouden Kandelaar. Elk
beginsel is geconcentreerd in een Aartsengel en deze wordt weer astrologisch
geduid in een der 7 Planeettekens. De sleutel tot de Mysteriën van de 23ste
graad is dan ook de esoterische Astrologie. Helaas is de exoterische astrologie
vele esoterische geheimen kwijt geraakt en heeft deze nog steeds niet
teruggevonden. Ja, zij is er nauwelijks bewust van, dat zij ze mist.
De verwarring,
welke hierdoor in de instructies van de 23ste graad is ontstaan, is daardoor in
zekere mate een beveiliging voor de broeders, die zich in deze graad doen
opnemen.