22e Gr\ Ridder van de Koninklijke Bijl of Prins van de Libanon

 
Uit: The Intermediate degrees 19° - 22°, 1982.

This degree was the 22° of the Rite of Perfection and retains its position in the A. & A. Rite. The legend returns to the Old Testament with its lesson being the dignity of labour, either as a worker or as a supervisor.
Two rooms are needed for the ceremonies. The first room, or College, is draped in blue. It represents a timber yard on Mt. Lebanon. Axes, saws, beetles and wedges are strewn among the timber on the floor. The Master is entitled Most Wise and the Wardens are Wise Princes. The brethren, who are Princes, represent woodworkers and all carry axes.
The second room is a Council and is draped in red. In the centre is a round table on which are compasses, squares, pencils and a plan on which is drawn a diagram of five circles interlaced. The presiding officer is called the Great Patriarch and the brethren are Patriarchs. All carry swords and wear special robes.
The legend is that the woodworkers of Sidon, in the mountains of Lebanon, provided the cedar wood for the timber of Noah’s Ark, the Ark of the Covenant, King Solomon’s Temple and the second Temple built by Zerubbabel. After King Solomon had completed his Temple, he formed the woodworkers of Mt. Lebanon into Colleges. In these, they worked at their trade but also symbolized their tools into human virtues. In the second part of the degree, some of the members of these Colleges are selected to form supervisory Councils of the Round Table. (There is no connection with King Arthur’s Round Table).
The Candidate, who is dressed as a Prussian Knight, is given an axe as he enters the first room. After mystical journeys around the College, he is obligated while kneeling under an arch of axes. He is then considered for selection to the Council of the Round Table. When he is recommended, the Princes leave him and go into the second room. Here they put on their tunics and swords and, now as Patriarchs, seat themselves at the Round Table, leaving one place for the Candidate. The Candidate is brought into the second room, is voted for and accepted. He then takes his seat at the Round Table and is taught how to draw the plan of the five circles. The symbolism and the moral importance of the degree is explained to him. He is then decorated, entrusted and given the traditional history of both parts of the degree. There is no catechism.
The apron is white, edged with flame colour. It has an eye on the flap and embroidered in the centre is a round table. Below the round table are representations of an axe, a triangle and a pruning knife. The collar is flame coloured and worn in saltire, though in some early versions, the colour was that of a rainbow. The jewel, suspended from the collar, is an axe, crowned in gilt or gold. This axe is symbolically important and is engraved with the initials of
those associated with the various undertakings in which the cedar wood from the forests of Lebanon was used, vizt:
S on the top of the handle refers to Solomon.
S on the side of the handle - Solomon.
AB   on the   same side - Abda.

AD ,, ,, ,, ,,  - Adoniram.
C ,, ,, ,, ,, - Cyrus.
D ,, ,, ,, ,, - Darius.
X ,, ,, ,, ,, - Xerxes.
Z ,, ,, ,, ,, - Zerubbabel.
A ,, ,, ,, ,, - Ananias.
On the other side:
S on the blade of the axe refers to Sidonian.
N on the side of the handle - Noah.
S ,, ,, ,, ,, ,, ,,  - Shem.
H ,, ,, ,, ,, ,, ,, - Ham.
J ,, ,, ,, ,, ,, ,, - Japheth.
M ,, ,, ,, ,, ,, ,, - Moses.
B ,, ,, ,, ,, ,, ,, - Bezaleel.
A ,, ,, ,, ,, ,, ,, - Aholiab.
Note: The initials and names have been translated from the French into those used in the Authorized Version of the Old Testament.

 


22° Tracing Board (1st Room)
 
 


22° Tracing Board (2nd Room)

Key to the Tracing Boards
1. Cedars of Lebanon.
2. Woodworking tools: axe, beetle, saw and wedges.
3. All-seeing eye.
4. Round table on which are pencils, compass, square and plan with a drawing of five circles interlaced.

 

Deze tekst komt uit het boek Maçonnieke Beschouwingen van A. van Leeuwen (1949).  

De met deze graad corresponderende Sephira is de bekroning of het kapiteel van de Oostelijke Zuil, Chesed, hetgeen Majesteit betekent. De overeenkomst van deze Sephirotische naam en de maçonnieke van deze 22ste graad is reeds opvallend.
Het rituaal is een verheerlijking van de Arbeid. Deze arbeid evenwel niet opgevat als een technisch kunnen, zoals bij de bouw van de Babelse Toren, doch in dienst van de Religie, ter meerder glorie van de O\B\des H\. God bouwt ook niet ,,technisch”, Hij construeert niet, Zijn bouwen is de arbeid van de Geest, welke zich openbaart, ontplooit en ordent in het streven naar Geluk en Vrijheid.
Techniek streeft naar voortdurend meer Bevrediging.
Gods bouwen richt zich op steeds meer Bevrijding.
Dit is het eindeloos grote onderscheid. Daarom is de rituele arbeid in de Vrijmetselarij een Tempelbouw en geen Torenbouw, zoals d Babelse en de technische vergissing is. Dit punt wordt in de rite van de 22ste graad speciaal op de voorgrond gebracht. Zoals in de lagere graden het voor de Tempelbouw nodige levenloze materiaal, marmer en graniet, gehouwen, bewerkt en gepolijst moest worden in de Steengroeven, zo wordt in deze graad de levende, organische stof, het hout van de koninklijke Ceders, uit de wouden van de Libanon bewerkt voor diezelfde Tempelbouw.
Het hout van de Ceders zou volgens de overlevering reeds door Enos, de eerste mens die God aanriep, zijn benut voor de bouw van zijn altaar (Gen. IV: 20). Later zou Noach in opdracht van God, daarmede de Ark bouwen (Gofer-hout: Gen. VI: 14). Daarna construeerde Aäron met Ceder-hout de Arke des Verbonds, Koning Salomo gebruikte het voor de 1ste en Koning Zerubbabel voor de bouw van de 2de Tempel te Jerusalem. Ten Zuiden van het Libanon-gebergte (Djebel Liban) woont het volk der Druzen, die een godsdienstvorm huldigen, waarin veel mystieke elementen verwerkt zijn. Dit is wellicht de reden gcweest, waarom men in de ritualen van de 22ste graad naar dit volk verwijst en namen en riten van hun godsdienst heeft overgenomen. Er schijnen in deze Druzen-riten ook 3 rangen of graden van ingewijden te zijn: Okhals (broeders), Khatibs (priesters) en Daruzi (wijzen). Niet-ingewijden of profanen heten Djahels. het standaardwerk over de Druzen is dat van Sylvestre de Sacy: ,,Exposé de la Religion des Druzes tire des livres de cette secte” (Paris 1838, 2 dln), dat gebaseerd is op 4 boeken, welke koning Lodewijk XIV in het jaar 1700 ten geschenke had gekregen.
In esoterisch opzicht is deze graad inderdaad zeer belangwekkend. De Bijl of Labrys is reeds ongetelde eeuwen een mysterie-werktuig en de klankverwantschap met Labyrinth is geen toevallige. In het rituaal moet de candidaat ook in een woud dwalen en de weg verliezen, evenals in een doolhof.
In mystieke zin moet de candidaat een Theseus worden, die het korte zwaard (de Blij) aan zijn hart verbergt om daarmede in het middelpunt van het Labyrinth de Minotaurus te verslaan. Deze Minotaurus, de Minos-stier, is het gevolg van een menselijke fout. Minos, de eerste Koning en de eerste Mens (Minos is verwant met Manes, Manu en Manushia, hetgeen Mens of Denker betekent) had de plicht jaarlijks een witte stier te offeren aan Zeus. Dit was het symbool van zijn gelouterde persoonlijkheid, die aan God gewijd diende te worden. Minos verwaarloosde deze plicht toen hij zich in weelde, eer en macht steeds hoger verhief. Zo is het ons, mensen, eveneens vergaan. De techniek heeft de overdadige rijkdommen van de wereld aan onze voeten gelegd en de roes van deze weelde heeft ons doen vergeten, dat God bedoeld heeft ons deze schatten toe te vertrouwen als aan Zijn rentmeesters. Nu is de Minotaurus onder ons en verslindt de bloem van onze jongelingschap, welke aan de industrie opgeofferd wordt.
Misschien wordt de klassieke cirkel-spiraal-vorm van het Labyrinth in de 22ste graad herdacht door de Ronde Tafel waaromheen het College der Daruzi’s gezeten zijn en waaraan voor de Neofiet een plaats wordt ingeruimd. Later zullen wij ontdekken hoe deze graad, zij het op een hoger niveau omdat zij in de Spirituele wereld arbeidt, overeenkomst vertoont met de l3de graad van de Koninklijke Boog van Henoch en eveneens met de 4de graad van Geheim Meester.
De 4de graad wordt immers gehouden in een schemerdonkere logezaal en de candidaat doet vele cirkelvormige ommegangen, welke spiraalvormig bedoeld zijn, omdat hij symbolisch moet afdalen in zichzelf en daar zijn hart vinden, het middelpunt van zijn persoonlijkheid. In de 13de graad moet hij wederom in halfduisternis afdalen in de aarde, symbool van zijn psyche, om daar opnieuw een middelpunt, de Zuil van Schoonheid, op te sporen, waarop hij de Onuitsprekelijke Naam zal vinden. In de 22ste graad leidt de ,,Geest van het Woord” de candidaat, na vele omdwalingen, tot de Driewerf Machtig Meester-Houthakker aan de Ronde Tafel.
In Mackey’s ,,Encyclopaedia of Freemasonry” artikel: ,,Knight of the Royal Axe” lezen wij dat het doel van deze graad was de verkondiging van een Universele Religie. Inderdaad schijnt de religie van de Druzen deze indruk te maken en hun grote verdraagzaamheid jegens elk andere godsdienst is iedere reiziger opgevallen. Deze verdraagzaamheid gaat zelfs zó ver, dat het aan een stamlid, dat zich in de vreemde bevindt, veroorloofd is om voor het vervullen van zijn godsdienstplichten deze te verrichten in welke kerk of tempel of synagoge hij dat wenst.
Is dit niet inderdaad de oplossing van onze wereldvraagstukken? Sociologen, diplomaten, economen, enz. zoeken in onze dagen zo ijverig naar de formule, welke de uiteengevallen brokstukken van onze maatschappij weer zal integreren. Zij wijzen op de menselijke factoren welke overal praktisch dezelfde zijn en hopen, dat deze het hechtmiddel zullen vormen. Maar dit zal hen nimmer gelukken. De universele versplintering is ontstaan van binnenuit en zal ook van binnenuit hersteld moet worden. Wie is het die binnen-in-ons troont? Het komt aan op het antwoord, dat wij op die vraag zullen geven. In de 22ste graad wordt Hij in mystieke zin genoemd de ,,Geest van het Woud” en in andere graden spreken wij over Hem als de O\B\des H\. Deze Geest van het Woud moet gevonden worden en door God te vinden in het hart van onze medemensen, van onze dierbaarste vrienden, zowel als van onze meest-verbeten vijanden, zullen wij het vraagstuk oplossen.
Dit is de edele taak, welke een Ridder van de Koninklijke Bijl zich stellen moet en waarvoor hij in het rituaal van deze prachtige graad de aanwijzingen ontvangt.

Rituaal voor de Graad van Ridder van de Koninklijke Bijl, Prins van de Libanon (nederlands, 2e helft 19e eeuw).
Knights of the Royal Axe or Hatchett (Amerikaans, 1835).