21e Gr\
Groot-Patriarch Noachiet of Pruisisch Ridder
Uit: The Intermediate Degrees 19° - 29°, 1982.
This degree has no similarity with any other in the
A. & A. Rite.
It was in the Rite of Perfection as the 200, but was moved to
become the 21°
when the Grand Constitutions of 1786 formed the A. & A. Rite of 33 degrees. It
is possible that its association with Frederick the Great of Prussia, dating
from at least as early as 1765, was the reason for the degree being retained.
Lodges of Patriarchs Noachite are held in a room lit
only by the light of the moon. The March meeting is the most important, but
meetings may be held at other full moons. The presiding officer is a
Knight-Lieutenant-Commander; the head of the degree always being the King of
Prussia. There are six other officers, an Inspector, a Conductor, an Orator, a
Knight of the Guard, a Chancellor and a Treasurer. All have equal status.
The apron and gloves are yellow. The jewel is an
equilateral triangle, crossed by an arrow, point downwards. It is gold coloured
and worn attached to a wide black ribbon hanging from right shoulder to left
hip. Alternatively, a narrow black ribbon with a silver moon as a jewel may be
worn in the lapel. As Knights, all present at a meeting wear swords.
The legend of the degree starts earlier than the
legends of Craft Masonry. The descendants of Noah feared another Flood and, in
spite of God’s promise that the rainbow was a covenant to remind Him to spare
them, began to build the Tower of Babel. On the night of the full moon of March,
the Almighty punished them by creating the confusion of languages. Tradition is
that the man who inspired the Tower and directed its building was Peleg,
great-great-grandson of Shem. ..... for in his days was the earth divided.’
Genesis 10 v. 25). After God’s punishment, Peleg condemned himself to a life of
penitence, withdrawing to the north of Germany and living in hardship until his
death. In A.D. 553, when the salt mines of Prussia were being worked. Peleg’s
tomb was found and, on an agate stone, the following epitaph: “Here lie the
ashes of the Great Architect of the Tower of Babel.
The Lord had pity upon him because he was humble.”
The Noachites associated themselves with Masons, the
descendants of Hiram, at the time of the Crusades. At the same period, they also
became known as Prussian Knights, and the new statutes of their Order insisted
that all candidates must have filled an office of responsibility in some Masonic
lodge.
The Candidate wears his ordinary clothes, is
bare-headed and has no sword. To show that he is a Mason, a descendant of Hiram,
he wears a white apron and gloves. The lesson of the degree being humility, the
Candidate, on his admission, has to promise to renounce all pride and has to
give proofs of his willingness to do so.
He therefore kneels and kisses the pommel of the sword of the
Knight-Lieutenant-Commander. After an Obligation, the Traditional History, which
has been summarized above, is explained to him. He is decorated and entrusted.
The ceremony ends with a detailed catechism to impress the important parts of
the degree on the Candidate.
There is no Tracing Board, but a Transparency of the
arms of the Order are displayed. These are: “Of the first azure, moon argent,
stars of gilt. Of the second sable, triangle and golden arrow.”
If a Table Lodge (i.e. banquet) is held, it must be
extremely simple; nothing that has had life being allowed to be eaten.
Key to 21° Coat of Arms
1. Top half of Shield - Blue
2. The Moon - Silver
3. The Stars - Golden
4. Lower half of shield - Black
5. Arrow and Triangle - Golden.
Deze tekst komt uit het boek Maçonnieke Beschouwingen van A.
van Leeuwen (1949).
In het Schema van de Otz-Chaïm bezet deze
graad de plaats van de Sephira Geburah, dat is het kapiteel van de Westelijke
Zuil. De betekenis daarvan is Gerechtigheid.
De graad staat in het teken van het
Moeder-Mysterie, ook al is de sfeer een totaal andere dan die in de lagere,
psychische graden. Er zijn op de Boom nl. vier Moeder-Centra, voor elke
Openbarings-wereld één. Zij komen overeen met de Vier Moeders, die in het mysterie-spel van de Faust optreden in een wereld, waar wèl de mens Faust, doch
niet de demon Mephisto vermag binnen te gaan. Haar plaatsen en overeenkomsten
zullen wij nu achtereenvolgens vermelden, daarbij uitgaande van de laagste
sfeer.
1e. Malkuth, de Vorm (Stuhia) in de Olam ha’Assiah. In het Pneumatisch (d.i.:
geestelijk) Evangelie van Johannes, Hfdst. IV, (IV is 1 x 4), is dit de
Samaritaanse vrouw bij de ,,pui”, Mulier Samaritana, de 1e Moeder.
2e. Netzach, de Emotie (Kama) in de Olam ha’Yetzirah. In het Johannes-Evangelie,
Hfdst. VIII (VIII is 2 x 4), is dit de overspelige vrouw, Maria Egyptica, de 2e
Moeder.
3e. Geburah, de Gerechtigheid (Karma) in de Olam ha’Briah. In het
Johannes-Evangelie, Hfdst. XII (XII is 3 x 4), is dit Maria Magdalena, Maria
Magna Peccatrix, de 3e Moeder.
4e. Binah, de Demiurgos (Mahat) in de Olam ha-Atziluth. In het
Johannes-Evangelie. Hfdst. XVI (XVI is 4 x 4) is dit de Parakleet, de Heilige
Geest, de Geest van Waarheid, de 4e Moeder.
Vier is het getal van de Materie, de Matrix,
de Mater. Daarom zijn er vier Moeders in de vier Werelden. Het valt natuurlijk
op, dat Maria, de Moeder van Jezus, in deze opsomming niet voorkomt. Inderdaad
valt in het Pneumatisch Evangelie de Maria-figuur ook zeer weinig op. Slechts 2
malen en dan nog terloops wordt de Moeder van Jezus, zonder evenwel Haar naam
zelfs te noemen, ter sprake gebracht. De 1ste maal in Hfdst. II, bij de Bruiloft
te Kana, welk feest zeer waarschijnlijk moet worden opgevat als het
mystiek-symbolische verslag van een Eleusinisch Demeter-Mysterie (Demeter is
,,de moeder”) en in Hfdst. XIX, waar Zij met de andere Maria’s aan de voet van
het Kruis op Golgotha staat. In beide gevallen is de houding van Jezus jegens
Haar afwijzend en niet zoals men van een goed zoon tegenover zijn moeder zon
verwachten. Misschien moeten wij het zó opvatten, vooral omdat deze
hoogste Maria in de constructie van het Evangelie als de Eerste en de Laatste
optreedt, dat Jezus’ Moeder de Universele achtergrond van het Moeder-Mysterie
verzinnebeeldt. Zij is dan wellicht bedoeld als het op aarde geprojecteerde
symbool van de Elf de Sephira: Daath, die wel eens de Vijfde Moeder genoemd
wordt. Zij is de volmaakt zondeloze, de ,,onbevlekt ontvangene”, die daarom de
Wereld-Moeder van de ganse Schepping, de geopenbaarde God kon zijn.
De graad van Noachiet is derhalve die van
Gerechtigheid. De mythe van deze graad is ontleend aan de bouw van de Toren van
Babel en van hetgeen daar verder uit resulteert. Volgens Genesis IX vers 20-23
was Noach’s zoon Chain, getuige van een Mysterie-rite, welke door zijn vader
werd gecelebreerd. Dit is nl. de juiste betekenis van het zonderlinge verhaal,
dat wij daar lezen. Om deze reden vervloekt Noach deze zoon. De betekenis der
namen geeft ons een kabalistische sleutel tot een beter begrip. De namen van
Noach’s zonen zijn nl. achtereenvolgens: Sem, Chain en Japheth. Het zijn ook de
woorden van de 20ste graad. Vertaald luiden zij: Woord, Geheim en Uitbreiding.
Het valt al bijzonder gemakkelijk om hierin de drie Logoïsche levensgolven te
ontdekken. Het Woord is het Shem ha’memphorash, de Onuitsprekelijke Naam van
God. Het Geheim is de betekenis of inhoud of kracht van dat Woord, dat is Leven
en Bewustzijn. Noach noemt zijn 2de zoon: Kanaän, dat is verwant met Kaïn, de
Koning. De Tweede Logos is Christus en ook Deze erkent tegenover Zijn rechter
Pilatus, dat Hij een Koning is, zij het dan anders, dan Pilatus begrijpt. De
Uitbreiding is deze Universele Manifestatie van het Heelal, de Schepping. Op
deze wijze geïnterpreteerd wordt geheel en al duidelijk het Noachitisch woord:
,,God breide Japheth uit, hij wone in Sein’s tenten en Kanaän zij hem een
knecht” (Gen. IX: 27).
Achter Noach’s ,,vloek” schuilt een mysterie
en vermoedelijk hetzelfde, dat ook Lucifer trof, toen hij de ,,vervloekte Engel”
werd. In hem, die het Denkend Beginsel, de Rede verzinnebeeldt, is de mens
inderdaad ,,gevallen” uit de Natuurstaat, het Naakt-zijn van de mens in de Hof
van Eden en zoals Chain zijn vader Noach ziet in het mysterie. Deze ,,val”
brengt ons in deze georganiseerde, economisch-indutrieel-politieke
maatschappij. Dat is het werk van de Techniek, hetgeen Bekwaamheid beduidt. De
eerste techniek, na de val van Adam en Eva was, dat zij zich bekleedden
(verborgen) toen zij hun natuurstaat begrepen en zich schaamden.
Noach celebreerde een Natuur-Mysterie en
zijn zoon Chain was voorbestemd tot een andere lijn van Evolutie, nl. die der
Techniek. Daarom de ,,vervloeking”. Chain wordt de stamvader der Egyptenaren.
Egypte heette oudtijds het ,,land van Chain of Khem”. Deze naam betekent
,,zwart” en wordt somtijds uitgelegd als de ,,Zwarte Aarde”, welke zo
overvloedig vruchtbaar is. Dit lijkt evenwel - gezien de dorheid van Egypte, op
de Nijldelta na - niet zeer overtuigend. Dat de Aarde der Techniek vruchtbaar
is gebleken, daaraan twijfelt geen modern mens, die dagelijks de vruchten plukt
van de oogst, welke de techniek hem biedt.
Maar Egypte heette ook E-Gupta en deze naam
betekent Geheim of Verborgen. De Gupta-Vidya is ook voor de Indiërs de Geheime
Leer, dat is de Magie. Techniek is in vele opzichten met de Magie verwant. Het
is de ,,zwarte kunst” van Kanaän-Cham.
Chain’s kleinzoon was de bekende Nimrod en
deze word genoemd ,,een geweldig jager voor het aangezicht des Heren”. Deze
geweldige was dus een Noachiet en hij bouwde Babel, Nineveh, Ur (Abraham’s stad,
welke nu zo veel over zich spreken doet), Rehoboth en Kálah in het land Smear (Gen.
X: I0). Een groot technicus en bouwer! Van zijn zg. jagerstalenten horen wij in
het Oude Testament echter niets, zodat het misschien niet dwaas is om te
veronderstellen dat Nimrod gejaagd heeft op Natuur-geheimenissen, op de
verborgen krachten in de wereld, zoals de moderne geleerden en de technici in hun
laboratoria onvermoeid jagen naar de geheimen van de Materie.
Dit ,,Jager”-zijn van Nimrod brengt mis op
het spoor van diepere mysteriën, welke direct ons zieleleven betreffen. Wij
weten uit de Germaanse sagen van Wotan, de ,,Wilde jager”, die bij het schijnsel
van de wassende maan des nachts op de donkere wolken-gevaarten langs de hemel
jaagt en zich dan somtijds aan de mens vertoont. God - Jager - Maan is een
drieslag die ons veel stof tot overpeinzing kan bieden.
De Maan speelt in deze 2lste graad een grote
rol en bijeenkomsten van het Kapittel mogen traditioneel alleen des nachts bij
volle maan worden gehouden. Uiteraard is de Maan een echt Moeder-Symbool en wel
vanwege het verband met de natuurlijke periodieke verschijnselen, welke het
geslachtsleven van de vrouw regelen.
Maar, zo is het niet altijd en
onveranderlijk! De Maan is in de Mythen afwisselend Man of Vrouw, zij is
genetisch-inutatief. De Maan-Kracht is niet Hermaphrodiet, zoals wij later
zullen bevinden van de Zon-Kracht, doch de wisseling staat in verband met de
schijngestalten in de elkander opvolgende perioden.
Bij alle volken, die nog natuur-godsdiensten
belijden en in alle Mythen, welke uit de oertijd als vormen van overoude
mysterie-wijsheid aan ons zijn overgeleverd, is de Maan in de wassende periode
het symbool van de God-Heid, die een strijd op leven en dood voert tegen de
Geest der Duisternis en deze eindelijk overwint. Deze Maan-God raast langs het
zwerk terwijl Hij de Draak der Duisternis vervolgt. Zijn zwarte raven vliegen
klapwiekend voor Hem uit als Zijn boodschappers en verspieders. Het geroep der jagers-lieden, het fluiten der pijlen, het rumoer van de felle strijd, het
bliksemen der zwaarden en de donder der nederbeukende knotsen klinken als het
loeien en gieren van de stormwind, als het kraken van onweer, door tot in de
woningen, waar angstige mensen bijeenhokken en de uitslag van de strijd
afwachten.
De goddelijke Jager is gekroond met een
gehoornde helm, hetgeen de maan-sikkel voorstelt. De oude Noormannen droegen
dergelijke helmen, maar in de koningsgraven van Mykaene en Knossus, waar de
mythische koning Minos zetelde, zijn soortgelijke helmen gevonden. In dit geval
zijn het de horens van een Stier, welke de helmen sieren. De Stier is overal het
zinnebeeld van de overwinnende Natuurkracht, van overvloedig scheppend vermogen,
van heldhaftigheid en strijdlust. In India is de titel ,,Oer-Stier van Bharâta”
de eretitel bij uitstek voor de helden van het Mahâbbarâta.
In de strijd met het boze overwint de
goddelijke ,,Jager voor het aangezicht des Heren” en na zijn overwinning keert
de rust in de natuur terug, de storm gaat liggen en de zwarte donderwolken
verdwijnen aan de kim als grote donkere vogels, Wotans raven. En in de heldere
schijf van de Volle Maan is dan Wotan-zelf te zien als het ,,Mannetje in de
Maan”, een beeld dat overal in de volksmond nog leeft, ook al verandert dit ,,Maan-mannetje”
later geleidelijk in de ,.Maan-Hans”. Langs de lijn van deze mutatie zouden wij
misschien het mysterie kunnen ontwarren van de Paas-Haas, die bij de feesten
van het Mysterie van Dood en Opstanding de evenknie is geworden van het
Kerst-Mannetje, dat bij de feesten van het Mysterie van Leven en Geboorte de
gulle goedgeefsheid zelve is. Zo wordt in de wisseling van de lichte en de
donkere Maanperiode mythologisch de Stier: Wotan-Jupiter-Osiris, tot de Koe: Freya-Demeter-Isis.
De Draak van de Duisternis rust nimmer en
belaagt ook de overwinnende held. De worsteling begint opnieuw en nu zal de
Draak overwinnen. Stuk na stuk hapt Typhon het lichaam van Osiris weg en in 14
delen zal bij de God verscheuren gedurende de 14 dagen van de donkere Maan-periode. In deze periode stelt de Afnemende Maan niet meer de verslagen
God voor, doch Isis, de Natuur-Godin. Ook Zij is met hoorns gekroond, doch nu
zijn het die van de mystieke Koe, de Serapis, de Nandi der Indiërs, het heilige
Dier dat overvloed betekent, vruchtbaarheid, overleg en instinct,
d.i. Natuur-Wijsheid. Met deze Natuur-Wijsheid, die iedere
vrouw eigen is, zal Isis Haar koninklijke Broeder weer tot leven wekken en
oproepen uit het graf van de Onderwereld. Maar ... één der 14 stukken, waarin
gedurende de 2de Maanperiode Typhon het lichaam van Osiris uiteen gereten
heeft, is weg. Een ,,vis” heeft het opgegeten. Een ,,vis” is overal en altijd
het symbool voor de Ingewijde. De eerste christenen hadden zich het vissymbool (Christos
en Ichtos) tot geheim herkenningsteken gekozen en in de Evangeliën, zowel als in
het Oude Testament, is de ,,Vis” een beeld van Initiatie en van de Ingewijde.
Isis zoekt dit ,,Verloren Lid” door heel
Egypte-land. Zij kan het niet vinden en daarom schept de Godin door magische
kracht een ,,Plaatsvervangend Lid”, waarmede en waardoor Zij de Zoon Horus
ontvangt. Eerst is Horus nog zwak, zodat Isis Hem verbergen moet, doch later
wordt hij bezield door de Geest van Zijn Vader: Osiris. Dan ,,wordt het
Verlorene hervonden” en als Horus is Hij de stralende Zonne-god, de God van het
Morgenlicht, de Geest, want Osiris de Ziel symboliseert. Horus geeft aan Osiris
het ,,Nieuwe Lid”, dat de God opwekt uit de Onderwereld. De herrezen Osiris
bindt dan wederom de strijd aan tegen de Draak der Duisternis, om deze opnieuw
te verslaan. Zo herhaalt zich het Mysterie keer op keer. Het is een eeuwig en
gestadig ,,Gebeuren”, nooit is het een ,,Bereikt hebben”.
Hoe machtig de Maan-invloed, opgevat als een
Symbool voor spirituele krachten, in ons psychisch leven ingrijpt, blijkt uit de
woorden van Sri Krshna, de Avatara, wanneer bij Zijn discipel Ardjuna instrueert
in de geheimenissen van Yoga. Dan verklaart de leraar:
,,Indien zij, de God-kenners, overgaan bij
Vuur, Licht, Dag en in de periode van de Wassende Maan, de zes maanden van de Noorder-zonneloop, dan keren zij tot God terug”. (Bhag. Gita, Hfdst. VIII: 24.)
In onze eigen levensloop is deze golfslag
van licht en duister een opmerkelijk verschijnsel, dat niet altijd de aandacht
krijgt, welke het verdient. Velen kennen nochtans de periodieke oplevingen en
inzinkingen in hun leven. Er zijn tijden dat wij in alles slagen en tijden dat
alles ons schijnt tegen te lopen. Perioden van intens geestelijke belangstelling
worden afgewisseld door anderen, waarin alles ons nagenoeg onverschillig laat.
Deze periodieke wisselingen zijn geen fictie, zij zijn reële verschijnselen in
het zieleleven en kunnen psychologisch nagespeurd worden. De karakterzwakke
mens ondergaat deze golfslag nagenoeg willoos en is óf ,,Himmelhoch jauchsend”,
óf ,,zum Tode betrübt”. Vooral de heetgebakerde jongeling ondergaat deze
golfslag zeer intens en is nog te onzeker, dan dat hij zich daartegen te weer
kan stellen. Karakterloze typen kunnen zelfs physiek ziek worden. De
karaktersterke mens aanvaardt het echter niet en zal zich met kracht tegen de
,,down”-stemming verzetten. Dan is er reeds zeer veel gewonnen! Maar alleen
inzicht en occulte kennis zouden hem werkelijk kunnen helpen. De overwinning op
deze ,,donkere” tijden wordt niet bevochten door ruw mannelijk geweld, doch kan
alleen bedwongen worden door vrouwelijke takt en zachte dwang. Het geheim van
deze wijze van bestrijding is inderdaad het Centrale Thema van het rituaal van
de 2lste graad indien de esoteriek daarvan in ere zou worden hersteld.
Bij de stad Kálah, toenmaals waarschijnlijk
de grootste en welke ruïnes nog heden ten dage bestaan en archeologisch zeer
uitvoerig zijn nagespeurd, bouwde Nimrod’s zoon Phaleg de befaamde Toren van
Babel. Er wordt ons gezegd dat de bedoeling der bouwers was mu ,,een Naam voor
zich te maken’ (Gen. Xl - 4). De theologen komen niet verder dan de verklaring,
dat de toren was bedoeld als een toevluchtsoord, wanneer het Jahwe eens mocht
behagen om wederom een zondvloed over de aarde te doen komen, dat de mens Hem
dan te slim af zou wezen. Wij kunnen een dergelijke uitleg in een Mysterie-verslag gevoegelijk ter zijde leggen. Doch indien wij de resultaten van
het onderzoek van geleerden en technici gadeslaan, kunnen wij wellicht een
overdrachtelijke bedoeling ontdekken. De snelle en geweldige ontwikkeling van
het wetenschappelijk-technisch kunnen heeft de moderne mens en ik bedoel
hiermede de doorsneemens van alledag, de arbeider, de klerk, de man achter de
toonbank, de gewone soldaat en onderofficier, e.d.m., geheel en al tot
materialist gemaakt. Godsdienst is voor deze mensen alleen nog maar een vaag
gevoelen, iets wat zij niet helemaal willen loslaten, omdat zij bang zijn voor
onbekende consequenties; maar een factor-in-hun-leven, zoals de religie in
vroegere eeuwen was en in technisch-onontwikkelde landen (zoals dat officieel
heet) nóg het geval is. is de godsdienst voor de moderne doorsnee-mens niet
meer. De wetenschap en de techniek zijn voor God in de plaats gesteld. Zekerheid
zoekt men niet meer in het rotsvaste geloof in Hem, Die alles ten goede leidt,
doch in Verzekerings-Maatschappijen, die als paddestoelen opkomen en hun premiën op wetenschappelijke bases, uiterst gecompliceerde statistieken en
moeilijke kans- en waarschijnlijkheids-rekening construeren. Alles wordt
verzekerd, juist omdat door het verliezen van de godsdienst men alle zekerheid
in dit leven verloren heeft. Wetenschap en Techniek, Economie en Politiek bouwen
heden ten dage een nieuwe Toren van Babel om zekerheid tegen rampen en gevaar te
hebben.
Maar de hovaardij van het technisch kunnen
roept Gods toorn over de mens af en niet door geweld - zoals wij ons dat van de
licht-verbolgen Jahwe hadden kunnen indenken -doch door het sluipend gif van
misverstand (spraakverwarring) wordt de basis van het wetenschappelijk kunnen
ondermijnd en vervalt het trotse bouwwerk tot puin en gruis.
Dit is de les, welke de wereld, vooral ook
nu weer, zo nodig heeft. De moderne techniek is wéér de verkeerde weg
ingeslagen en meent dat alles aan het industrieel scheppen geofferd moet
worden. Het is hier natuurlijk niet de plaats om daarover uit te weiden, maar
ieder weldenkend en diepdenkend mens beseft dat een of andere catastrophe voor
de deur staat. Géén geweld! Dus niet de ramp van een atoomoorlog, maar het
sluipend kwaad, dat véél onfeilbaarder is in zijn werking: onzekerheid, angst,
verwarring, beklemming, enz. En zien wij dit vergif niet inderdaad overal
opkomen?
Dat is de reactie op het godloos streven,
het Karma van geestelijke ledigheid, een spiritueel vacuum. Verwarring en
verdeling der volken dezer aarde, onder de leuze van zelfbestemming en
souvereiniteit, tot nagenoeg atomisering in puin en stof. Deze
mensheid-splitsing is veel moorddadiger en gevaarlijker, dan de sterkste
waterstof-atoom-boom, omdat deze bom in het leven der mensen-gemeenschap
explodeert.
De Mythe van de Toren, een Cosmisch
verschijnsel dat zich zowel in de natuur als in de collectieve mensheid en in de
individuele ziel weerspiegelt, is het bijzondere gegeven van de 21e graad. Men
staat in het rituaal evenwel niet stil bij de enscenering van het kwaad, doch
zoekt en vindt het tegengif. Dit is het doel van de maçonnieke arbeid in deze
graad.
Dit tegengif is Inzicht. In het rituaal
wordt er over gesproken als Berouw, waardoor de bouwheer Phaleg eindelijk
genade vond bij de Godheid. Maar dat kan het niet zijn. Berouw is de
schulderkenning van een slavenziel. De vrije mens erkent een fout, welke hij
beging, met opgeheven hoofd, aanvaardt de consequentie straf, vraagt geen
genade, doch neemt zich vastbesloten voor om, verrijkt door opgedane Ervaring,
Kennis en Inzicht, een volgend maal een beter werkstuk te leveren. Deze graad
leert aan de Patriach Noachieten hoe men alle tegenslag kan transformeren tot
een wapen ter verkrijging van geestelijke vrijheid.
De bijeenkomsten worden Kapittels genoemd
en moeten formeel bij maanlicht worden gehouden, zonder enige andere
kunstverlichting. Oorspronkelijk schijnen de riten verband te hebben gehad of te
zijn ontleend aan de Mysteriën van Ceres en Isis, welke eveneens uitsluitend bij
volle maan gevierd werden. Dit bevestigt de bewering, dat de 21ste grand een
vrouwelijk cachet draagt. De Maan hangt zeer innig samen met alle Moeder-mysteriën; Helene (Selene) van Troye is het vrouwelijk complement van
Hiram van Tyrus. Inderdaad zijn de namen Troye en Tyrus aan elkander verwant,
alhoewel geografisch ver-uiteenliggende plaatsen daarmede worden aangeduid.
Maar... ,,Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis”.
Het Juweel van de 2lste graad is, zeer
toepasselijk, een getrokken en opgeheven Zwaard, omgeven door het devies: ,,Fiat
Justitia Ruat Coelum”, hetgeen beduidt: ,,Het Recht moet zijn loop hebben, al
stort ook de Hemel ineen”.
Ook ,,vrouwe” Justitia staat met een ontbloot zwaard, als symbool voor de Gerechtigheid welke
voltrokken moet worden. Zij is de personificatie van Karma, de rechtvaardige
Wet, die het Universele Evenwicht bewaart.
Rituaal voor de Graad van Patriarch Noachiet,
Pruisisch Ridder (nederlands,
2e helft 19e eeuw).
Patriarch Noachite, or Chevallier Prussian (Amerikaans, 1835).