Nederlands Laureaat van de Arbeid


Nauw verbonden met de Orde van de Roos en van het Kruis van Jeruzalem en met de de Ridderlijke Orde van St. Birgitta was de Stichting Nederlands Laureaat van de Arbeid (NLA).
 
In België was in 1929 door koning Albert I een Belgisch laureaat van de Arbeid gesticht met als doel “bij de arbeiders van alle rang de zin voor en de kennis van het beroep aanmoedigen en ontwikkelen, hun neiging voor initiatief en vooruitstrevendheid aanwakkeren en ze voor hun inspanningen belonen door het verlenen van een ereteken van de arbeid”.
In België is dit een officiële instelling, met een commissaris-generaal van de regering, waarvan het directie-comité middels koninklijk besluit benoemd wordt.
Begin jaren zestig kwam een Apeldoornse kapper, C.L.A. van Uden (1911-1981) met het idee om in Nederland een evenknie hiervan op te zetten.
Van Uden was op dat moment leider in Nederland van de Militaire Orde van Sint Salvator en van de Ridderlijke Orde van Sint Birgitta van Zweden.
Ondanks het feit dat later als oprichtingsdatum 1960 werd gegeven, vond de feitelijke oprichting pas op 11 april 1963 plaats. Van Uden werd voorzitter, en de andere twee bestuurders werden zijn secretaresse, B.J.M. van Dijk en zijn vrouw, G.H. van Uden-Marck.
Doelstelling van het NLA werd: “het bevorderen van arbeids-prestaties op alle geoorloofde wijzen, meer in het bijzonder door het organiseren van wedstrijden en tentoonstellingen, het afnemen van en het geven van gelegenheid tot het afnemen van examens en het uitreiken van oorkonden en onderscheidingen, alles op het gebied van arbeidsprestaties.”
Nederland werd door het NLA in districten verdeeld en boven elk district werd een Deken geplaatst. Deze Dekens konden mensen voordragen die uitblonken in arbeidsprestaties.
Om een en ander in de hand te houden moest een Deken zijn opgenomen in een door het NLA erkende Ridderlijke Orde, ten minste in de rang van Officier. Bij de verwijzing naar deze orden doelde Van Uden voornamelijk op de ridderorden waar hij bij betrokken was.
Veel van de mensen die een laureaat uitgereikt kregen werden tevens in de gelegenheid gesteld om toe te treden tot een van deze ridderorden. Een groot aantal feestelijke bijeenkomsten stonden in het teken van gezamenlijke benoemingen.
In 1970 heeft de Orde van Sint Birgitta, samen met het Nederlands Laureaat van de Arbeid een gedenkpenning uitgegeven, ter gelegenheid van het “600-jarig” bestaan van deze orde en het 10-jarig bestaan van het NLA. Het NLA was voor Van Uden en de zijnen niet meer dan een zoveelste organisatie, opgericht ter meerdere eer en glorie van Van Uden. Hij kon zich nu President van het NLA en drager van de “gouden medaille 1e klas van het Laureaat van de Arbeid” noemen.
Ee protocol werd ingesteld om Van Uden de gepaste eer te bewijzen: hij moest worden aangesproken met Uwe Excellentie, als hij en zijn vrouw de zaal betraden moest iedereen opstaan, ze moesten bloemen aangeboden krijgen, bij een diner na afloop van de installatie van een lid waren “de President en zijn gevolg en de Deken en zijn echtgenote persoonlijke gasten van de neo-laureaat, hen worden vanzelfsprekend geen kosten in rekening gebracht”. En “zijn de weersomstandigheden ongunstig of is de afstand te groot naar het oordeel van de Chef de Protocol, dan logeren de President en zijn echtgenote in het beste hotel ter plaatse, uiteraard op kosten van de neo-laureaat.”
Naast bovengenoemde kosten bedroegen de kosten om het laureaat door de President te laten uitreiken in 1970 ƒ 100,-. Daarnaast moest elk lid volgens het huishoudelijk reglement jaarlijks een ‘vrijwillige’ bijdrage van ƒ 10,- aan de stichting overmaken. De Dekens moesten bij benoeming ƒ 150,- schenken (1970). Ook financiëel ging het het NLA niet slecht.
Het NLA heeft, samen met een aantal andere organisaties van Van Uden, zoals de Ridderlijke Orde van de Tempel, de Orde van Sint Birgitta, het Genootschap voor Cosmetologie en het Genootschap voor Huid- en Haarhygiëne in 1967 in het Drentse De Wijk een recreatiecentrum laten bouwen. De exploitatie van dit centrum werd ondergebracht bij een aparte stichting, Stichting Sanatorium en Cultuurcentrum 'De Vorstenburg'. In het centrum organiseerden deze groepen diverse bijeenkomsten en cursussen, maar van de bedoelingen om daar een grootschalig cultuurcentrum van te maken is nooit iets gekomen. In deze plannen was zelfs sprake van een eigen spoorwegstation voor alle bezoekers.
 
Als gevolg van persoonlijke conflicten en een conflict over de verdeling van macht binnen het NLA heeft in 1970 een van de dekens van het NLA, D.J. Lelyveld, naar buiten gebracht dat Van Uden in 1947 door een bijzonder tribunaal werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar wegens collaboratie met de Duitse bezetter1. Volgens het vonnis zou Van Uden onder meer lid zijn geweest van de NSB, de Germaanse SS en nog enkele Duitse legeronderdelen. Verder heeft hij met behulp van het NSB-hoofdkwartier en de chef van de Sicherheitsdienst Weber geprobeerd burgemeester te worden van de plaats Budel. Zijn advocate beschreef hem tijdens deze zaak al als een fantast. Waarschijnlijk was zij zich overigens niet bewust van een brief die de waarnemend districtsleider van de NSB-Noord-Brabant in 1942 aan het hoofd van de afdeling bestuurszaken van de NSB schreef over Van Uden: “Hij is een zeer handige kerel, die erg veel praat maar wiens uitlatingen men altijd met een korreltje zout moet nemen.”2 Een brief van 23 december 1942 van Van Uden aan de plaatsvervangend Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied geeft ook een inkijkje in de belevingswereld van Van Uden, die meende gediscrimineerd te worden: "Den 28. November 1942, wurde ich aus meinem Amt bei der Gemeinde Eindhoven wegen meiner politischen Ueberzeugung entlassen.
Ich bin anhänger der SS-Idee und auch aktives Mitglied der Germanischen SS in den Niederlanden. Ausserdem gehöre ich der NSB an. Viele NSB-Kameraden sind die SS gegnerisch eingestellt und durch diese Haltung bin ich düpiert worden."3 
Volgens Van Uden zelf zou hij jaren later zijn gerehabiliteerd door een ‘Zuiveringscommissie van het Kappersbedrijf’. In het justitiedossier van Van Uden is daar overigens niets van terug te vinden. In een civiele procedure heeft de rechter later over deze rehabilitatie gezegd dat "de rechtbank dan ook aan de hiervoor weergegeven uitspraak van de ten behoeve van eiser [Van Uden] in het leven geroepen zuiveringscommissie geen verdere waarde vermag te hechten dan dat deze uitspraak weergeeft een subjectieve beoordeling door een aantal personen van eisers politieke gedragingen tijdens de duitse bezetting."
Naast bovengenoemde feiten is Van Uden overigens vaker met de politie in aanraking gekomen, onder meer wegens diefstal en verduistering, oplichting, het onbevoegd uitoefenen der geneeskunde en het onbevoegd voeren van de doctorstitel4.
Van Uden heeft daarop Lelyveld oneervol ontslagen als deken en hem voor de rechter gedaagd. Hij heeft verder brieven rondgestuurd waarin hij Lelyveld op zijn beurt omschreef als misdadiger. Die brieven waren voor Lelyveld aanleiding om Van Uden in kort geding voor de rechter te dagen.
Ook de politie heeft klachten gekregen over het NLA en heeft in ieder geval naar aanleiding van een van deze klachten een onderzoek ingesteld5. Voor zover na te gaan heeft dit onderzoek geen gevolgen gehad.
Na de ruzie tussen Van Uden en Lelyveld is een deel van de dekens opgestapt. Het NLA is deze klap niet meer te boven gekomen en heeft daarna uitsluitend nog maar gefunctioneerd in de schaduw van de Ridderorde van St. Birgitta en de Internationale en Souvereine Ridderorde van de Tempel.
Wel werden in 1982 nog de statuten aangepast aan de vernieuwing van het Burgerlijk Wetboek, maar in 1997 werd het NLA door de Kamer van Koophandel ontbonden omdat de stichting sinds 1990 geen bestuur meer had en haar financiële verplichtingen al jarenlang niet nakwam.

Het NLA had zijn interessegebied niet alleen bij de arbeid. Ook met muntenkunde hield het NLA zich bezig. Dit was een gevolg van de hobby van enkele leden van de familie Van Uden, die deze hobby hebben ondergebracht bij het NLA. Daartoe werd een aparte onderafdeling van het NLA opgericht die later voortgezet werd als 'numismatische kringen'. C.L.A. van Uden publiceerde (met het loge van het NLA) een boekje: Beginselen der Numismatiek.
Van Uden heeft zich, in zijn hoedanigheid als president van het NLA, in een boze brief aan de toenmalige premier van Nederland gewend omdat hij een beschadigd herdenkings-tientje had ontvangen voor zijn verzameling.
 
Statuten NLA 11 april 1963
Statuten NLA 22 september 1982
Art. Het Binnenhof, 15 feb 1969: In De Vorstenburg kunnen vermoeide vrouwen en overspannen mannen...
Art. Prov. Overijsselsche en Zwolsche Crt. 4 april 1970: Nederlanders dragen trots...
Art. Zwolsche Crt. 20 okt. 1970: Onrust in ’t wereldje van Laureaat en Ridderschap
Art. Vrij Nederland, 24 april 1971: Zijne excellentie Prins de Secchia, met huid en haar  
Art. Eindhovens Dagblad, 31 juli 1971: Hoe bedenkelijk zijn de vele decoraties...


1. Nationaal Archief, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) inv.nr. 45140 (Tribunaal Den Bosch 4815).
2. zie 1.
3. zie 1: (Op 28 november 1942 werd ik uit mijn functie bij de gemeente Eindhoven wegens mijn politieke overtuiging ontslagen. Ik ben aanhanger van het SS-gedachtengoed en ook aktief lid van de Germaanse SS in Nederland. Daarnaast ben ik lid van de NSB. Veel NSB-kameraden zijn tegen de SS en door deze houding ben ik gedupeerd.)
4. Historisch Centrum Overijssel, politiearchief gem. Zwolle, inv.nr. DA 003-699
5. zie 4.


home