Rituaal voor de graad van Geheim Meester
Dit is het rituaal zoals dat aan het begin van de 21e eeuw
gebruikt wordt.
De vierde graad, die van Geheim
Meester, de eerste van de Onuitsprekelijke Graden, werd door Koning Salomo
ingesteld kort na de moord op Hiram Abiff, de Bouwmeester, In de tijd toen de
Tempel nog niet geheel voltooid was.
De Koning van Israël koos zeven van de meest
waardevolle en meest bekwame Meester Metselaren en benoemde deze tot speciale
bewakers van het Heilige der Heiligen van de Tempel en van alle gewijde
voorwerpen in die heilige ruimte.
Zij werden Geheime Meesters genoemd. De zeven
wisselden elkaar bij toerbeurt als Schildwacht af. Hun aantal was om mystieke
redenen tot het getal zeven beperkt. Telkens wanneer een van hen tot een hogere
graad werd bevorderd werd zijn plaats door een nieuw verkoren Geheim Meester
ingenomen.
De zeven uitverkorenen werden opgenomen onder
de Levieten en evenals aan deze werd het hun vergund in het Heiligdom te
verblijven en als gunst het geopende Heilige der Heiligen met de Arke des
Verbonds te aanschouwen, nadat zij zich van hun schoeisel hadden ontdaan en
handen en voeten gewassen hadden.
Inrichting
van het Logegebouw
Behalve de ruimten, vermeld in het Maç\
Handboekje, is een lokaal nodig, dat alle aanwezigen kan bevatten, en waarin de
urn met twee bewakers kan worden opgesteld, zodanig, dat de D\M\M\
met Ad\
en de Cand\
naast hen daarvoor kunnen plaats nemen.
Indien men niet over voldoende ruimte voor dit
gedeelte van de Inw\
Cer\
beschikt, kan de urn in de Kamer van Ontvangst of in de Voorh\ worden opgesteld, nadat resp. de Cand\
of de leden die hebben verlaten.
Indien de urnkamer te klein is om allen te
bevatten, worden door de D\M\M\
van te voren diegenen aangewezen, die in de processie zullen meegaan — bij
voorkeur de laatstelijk ingewijde Geh\
Mm\
— terwijl dan de anderen, nadat de processie uit de T\ is vertrokken, in de T\
weer hun zetels innemen en weer opstaan zodra de processie de T\ gaat betreden.
1.
Eerste Trap
2.
Tweede Trap
3.
Derde Trap (podium)
4.
Altaar
5.
Tempelpoort
6. en 7. Koperen Koll\
8.
Vier kleine Kolommen
9.
Balustrade
10.
Ark des Verbonds
11. Koperen wasbekken
A.
D\M\Gr\
Meester
B.
Eerste Gr\
Opz\
C. Gr\Secr\
D. Gr\Red\
E.
Gr\Schatb\
F. Gr\Alm\
G. Gr\Cer\
H.
Eerste Gr\Kap\
v. d. Wacht
I.
Tweede Gr\Kap\
v. d. Wacht
J.
Bewakers v. d. urn
K.
Leden
L.
Schildw\
PP.
Laatstgew\ D\M\Mm\
en hoge bezoekers
De Tempel
De Loge van Geh\Mm\
stelt voor het Heiligdom van de T\
van K\S\
in het W\,
en, daarvan gescheiden door een uit twee delen bestaand zwaar zwart gordijn, het
H\
der H\
in het O\.
Het W\
deel is zwart behangen; dit behang is bestrooid met witte tranen.
Zie fig. 1 voor de plaatsing van de Off\
en van het meubilair. Er zijn geen gereedschappen dan de in het Rit\
vermelde. Bij het koperen wasbekken, dat met zuiver water is gevuld, ligt een
handdoekje en een bosje hijsop.
Aan de W\ zijde van het zwarte gordijn is een balustrade met in
het midden daarvan een openslaande deur, uit olijfhout en fraai geornamenteerd.
Onmiddellijk daarvoor staan vier kleine witte kolommen van een meter hoogte, op
de vier hoeken van een vierkant geplaatst, aan de bovenzijde verbonden door
horizontale staven, waarvan afhangen repen stof van vier verschillende kleuren
(blauw, rood, purper en wit). De repen en staven aan de O\
zijde en aan de W\
zijde zijn tweeledig en draaibaar om hun kolom aangebracht, zodat ze naar het W\
en naar het O\
kunnen opendraaien. De afstand tussen deze witte kolommen zij zodanig, dat de
Cand\
er tussen door kan gaan.
Aan beide zijden van de hierboven genoemde
openslaande deur staat een koperen kolom van drie meter hoogte; elk dier koll\
drage een bol.
Op het driehoekige Alt\,
dat met een zwart kleed (zonder tranen) is bedekt, liggen de drie Gr\
Ll\
en een krans of kroon van laurier- en olijfbladeren; P\ en W\ in de stand van fig. 2.
Fig. 2
Op de tafel van de D\M\M\
staat een zevenarmige kandelaar, waarvan de kaarsen tijdens de zitting branden.
Verder kan er op het Alt\
een E\L\
zijn en op elk der tafeltjes van de Gr\
Opz\,
de Gr\
Red\
en de Gr\
Secr\
één kaars. Overigens is er geen (of slechts zéér gedempt) licht in de T\
behalve zo nodig bij het orgel, welk licht dan zo verdekt mogelijk moet zijn
aangebracht.
De muren van het W\
gedeelte zijn versierd met nabootsingen van twaalf kolommen, zes in het N\
en zes in het Z\.
In het midden van de O\
wand, dus tegen het zwarte gordijn, en op ongeveer drie meter hoogte, is
aangebracht een transparant, die bevat de slang, die in zijn staart bijt,
waarbinnen een negenpuntige ster, bestaande uit drie driehoeken, met in het
midden de letter Aleph en in de punten der driehoeken de hebreeuwse beginletters
van de overige 9 Heilige Namen.
Fig. 3
In het O\
deel, dat eveneens zwart behangen is — echter zonder tranen — bevindt zich
geheel in het O\
en in het midden de Ark des Verbonds (of een afbeelding daarvan) waarboven twee
cherubijnen met vleugels, die elkaar raken. Iets meer naar het W\
staat een laag tafeltje voor de urn; in het N\ een tafel met twaalf toonbroden, in het Z\
een driehoekig tafeltje: het reukaltaar, waarop gedurende de Inw\
wierook brandt.
Al
deze voorwerpen in het H\d.
H\
zijn onder een baldakijn van zwarte stof geplaatst. Boven in dat baldakijn is
een sterk licht aangebracht.
De Officieren
De Voorzitter is de Driewerf
Machtige Grootmeester (die in deze graad als Driewerf Machtig Mr\wordt
aangesproken), zijn plaats is in het O\
van het W\
deel van de T\.
De eerste
Grootopziener, Adoniram gebeten, zetelt in het midden van het W\
einde van het W\
deel van de T\.
Het
is gewenst, dat deze beiden tenminste de 16°
bezitten, en de vijf hierop volgende Off\tenminste
de 14°,
terwijl de overige functies bij een bijeenk\
in forma kunnen worden vervuld door leden of bezz\,
die de 4°
als hoogste Graad bezitten.
Het
Juweel van de D\M\M\
is een gouden gelijkzijdige driehoek.
Verder
zijn er de volgende Off\,
van wie de plaatsen eveneens in fig. 1 zijn aangegeven:
De
L\Gew\D\M\M\
(indien deze geen andere functie heeft)
P.
De Gr\Secr\
C.
De Gr\Red\ D.
De Gr\Aalm\
F.
De 1e Gr\Kap\v.d.W\H.
De Gr\Schatbew\ E.
De 2e Gr\Kap\v.d.
W\
I.
De Gr\Cer\ G.
De Schildw\ L.
Deze laatste maakt geen deel uit van het
bestuur van de Loge van Volmaking, evenmin als de twee door de D\M\M\
aan te wijzen bewakers van de urn (J. J.). Deze drie functionarissen kunnen of
bij elke Inw\of
voor een geheel jaar door de D\M\M\
worden aangewezen.
De leden van de 4°
worden aangesproken als Achtb\
Geh\
M\.
De Kleding
De D\M\M\
heeft een zwart gewaad aan, omzoomd met hermelijn. De overige Off\
dragen een wit gewaad, ook dus de Schildw\.
Alle anderen zijn in het zwart gekleed,
ook de bewakers van de urn.
De D\M\M\
draagt een blauw-groene sjerp van de rechterschouder naar de linkerheup; daaraan
hangt zijn Juweel. Hij heeft hamer en sleutel op zijn tafel. De overigen dragen
een blauw-groen met zwart afgezet cordon, waaraan hun Juweel hangt of het
algemene Juweel van de 4°
— de Sl\—,
en een Schootsv\
wit met brede zwarte zoom met bovenaan een blauw-groene neergeslagen
gelijkbenige drieh\,
waarin een gouden Alz\
O\.
Op het witte vlak zijn twee gekruiste takken aangebracht, een van een laurier-
en een van een olijfboom in het midden daarvan de letter Z\.
Ad\ heeft bij het betreden van de T\
een getrokken zw\
in de hand en houdt dit, zodra hij op zijn plaats is aangekomen, in rust in de
hand totdat hij bij de Opening van de Loge het moet opsteken (zie blz. 17).
Allen dragen zw\
handsch\.
Het is gewenst, dat leden van Hogere Graden, die aanwezig zijn, zich evenzo
kleden (dus met Schootsv\
4°
enz.) als hierboven is aangegeven, en daarbij alleen het kleine cordon dragen
van hun hoogste Graad.
Behalve Ad\,
de Schildw\
en de 2e Gr\K\v.d.
W\
draagt niemand een zwaard. De twee bewakers van de urn hebben slechts zolang zij
naast de urn staan een zw\
in de hand.
Het betreden van de Tempel
Allereerst begeven de D\M\M\,
Ad\,
de 1e Gr\
Kap\
v.d. W\
en de Br\
v. Tal\
zich in de T\,
daarna verzoekt de Gr\Cer\
de leden en bezz\
zich maç\
te kleden en gaat de leden voor bij het betreden van de T\, waarbij allen aan de 2e Gr\
Kap\v.d.
W\
het Jaarw\
en aan de 1e Gr\Kap\
v.d. W\
het Heilig W\
van de 4°
geven, dit laatste onder het maken van het t\van de 4°.
De Bb\
gaan direct zitten op hun plaatsen, die zo nodig door de Gr\Cer\ worden aangewezen. Om de doorgang voor de D\M\M\,
Ad\
en de Cand\
naar het H\
d. H\
zo goed mogelijk te maken, zal het meestal nodig zijn, dat geen of slechts
enkele leden of bezz\
(bij voorkeur dan Gew\
D\M\M\
en/of leden boven de16°)
In het O\
plaats nemen.
Bij het lopen in de T\
— behalve bij de reizen van de Cand\
— lope men steeds rechthoekig en volgens de wijzers van een uurwerk,
dus als in de Bl\Gg\.
Het binnenleiden in processie en onder
het St\Gew\
worde in de Loge van Volm\
nagelaten.
De Ceremonie van het Openen in de Vierde Graad
De D\M\M\
geeft één slag, welke Ad\
herhaald, en opstaande zegt hij: D\M\M\
Bb\, helpt mij deze Loge van Geh\Mm\
te openen.
Allen staan op, zonder enig teken te
geven.
D\M\M\:
Br\
Adoniram, welke is de eerste plicht van Geh\Mm\
vóór het openen der Loge?
Ad\: Te zorgen dat de Loge behoorlijk is gedekt.
D\M\M\:
Volbreng dan
deze plicht.
Ad\:
Br\
1ste Gr\
Kap\ van de W\,
wilt gij zorgen, dat de L\ behoorlijk is gedekt?
De
1ste Gr\Kap\
van de W\
geeft één slag tegen de Tempelpoort; de 2e Gr\Kap\ van de W\ antwoordt met de slagen van de 4°.
1ste Gr\Kap\:
Br\ Ad\,
de L\ is behoorlijk gedekt.
Ad\:
D\M\M\,
de L\
is behoorlijk gedekt steekt zijn zwaard op.
D\M\M\:
Br\
Ad\,
zijt gij een Geh\M\?
Ad\:
D\M\M\,
ik ben van de W\ overgegaan naar de P\,
ik heb het graf van onze geëerbiedigde M\H\A\
gezien en ik heb de Sl\ ontvangen, die toegang geeft tot het H\d\H\.
D\M\M\:
Hoe laat is het, mijn Br\?
Ad\: De dageraad heeft de duisternis verdreven en het grote licht gaat de Loge
van Geh\Mm\ verlichten.
D\M\M\:
Wanneer het
licht de duisternis heeft verdreven en wij allen Geh\Mm\
zijn, is het tijd met de arbeid aan te vangen.
Maak bekend, dat ik deze Loge van Geh\ Mm\
ga openen.
Ad\: Bb\,
geeft acht, dat de D\M\M\
op het punt staat deze Loge van Geh\
Mm\ te openen.
D\M\M\,
geeft een slag: In
het t\, Bb\.
Allen
geven het t\
van stilzw\.
D\M\M\:
Hij, die tot de Onuitspr\ Mysteriën nadert, legge het schoeisel af, dat hij in de
wereld zijner lagere begeerten draagt, want de plaats, waar hij nu staat, is
heilig. Adonai, geef mij een wachter voor mijn mond en wees Gij de hoeder mijner
lippen.
Ter verheerlijking van de Onuitsprekelijke, in de naam en
onder het gezag van de Opperr\
van onze Orde en krachtens de mij verleende macht verklaar ik deze Loge van Geh\
Mm\ voor geopend en gewijd aan Zijn dienst.
Geeft
de sll\
van deze Gr\,
die door Ad\,de
1ste en de 2de Gr\
Kap\
van de W\
worden herhaald. De Gr\
Cer\
opent het B\
van de H\
K\
op 2 Kron. 3, Vs. 8 en legt P\
en W\
als aangegeven in fig.2. Op het voorbeeld van de D\M\N\
gaan allen uit het t\
en geven de batt\
van deze Gr\
éénmaal 6 + 1.
D\M\M\:
Bb\, zet U.
De
volgorde van de arbeid is de gewone: welkom bezoekers, ledenlijst, gegraveerde
kolom, ingekomen tekenpll\
en voorstellen.
De
Voorbereiding van de Candidaat
De Voorber\
spreke de Cand\
ongeveer als volgt toe:
Br\ ..., Uw gehele maç\
ontwikkeling heeft de Bb\ van de Loge van Volm\
de overtuiging geschonken, dat gij de loonsverhoging, die gij thans zult
verkrijgen, ten volle hebt verdiend, en in staat zijt, de zwaardere plichten,
die U daarbij wachten, op U te nemen.
Een merkwaardig tijdperk is thans voor U in zekere zin
afgesloten, hoewel gij beseffen zult, dat het werk in de eerste drie graden
steeds blijft doorgaan. In de eerste graad hebt gij U voorbereid op de
eigenlijke maç\
ontplooiing, zijt ge U bewust geworden van Uw hoge roeping als mens en als
Vrijm\, hebt ge geleerd en innerlijk ervaren, wat het zeggen
wil op symbolische wijze Uw gezichtskring, Uw innerlijk te verruimen. Daarop
volgde in de tweede graad de systematische verrijking van Uw innerlijk met de
leringen van vele denkwijzen en wetenschappen op geestelijk gebied, die in U
allengs verruiming van inzicht en bewustwording van de Eenheid met Uw Bb\, met de mensheid, ja met de gehele schepping deed
ontstaan en groeien. Het Licht, U op deze wijze trapsgewijs geschonken, straalde
tenslotte na Uw oprichting als M\M\
in volle glorie en maakte U bereid en in staat alles te geven voor Uw medebb\.
Hiermede is een cyclus op harmonische wijze afgesloten, en men kan in een geheel
leven nog niet ten volle aan de drang en de plicht, tot heil van zijn medemensen
te arbeiden, voldoen.
Om, indien men daarvoor de nodige capaciteiten bezit, dit
werk voor Uw naasten te kunnen doen, dient een nieuwe cyclus in Uw ontwikkeling,
waarin gij het werk in en aan Uzelf weer terdege ter hand moet nemen.
Zo zult gij dan naar wij allen hopen en verwachten, bij
het voleindigen van deze cyclus, waarbij wij U naar vermogen en nog intensiever
dan in de voorgaande graden zullen steunen en richten, U veelzijdig hebben
geoefend. Gij zult dan op hoger plan ten bate van Uw Bb\
in de wereld en in de Loges kunnen werken, met meer vreugde, meer inzicht en
meer verdieping hen helpen en daarbij voor U zelf steeds duidelijker het schone,
ja het noodzakelijke van onze arbeid aan onszelf en aan onze naasten beseffen.
Het is in deze gedachtengang, dat ik U verzoek bij Uw nu
volgende overpeinzingen te verwijlen bij de dood van onze M\ H\A\,
het hoge voorbeeld van hulp bij de bouw van de Tempel der Harmonie, hij, die in
vrede en gelatenheid de beproevingen onderging, die hij door zijn
zelfopofferende arbeid kreeg te dulden.
Moge de vrede, die hem vervulde, Uw deel zijn bij het
ondergaan van de ceremonie, die U straks wacht.
Nadat de Voorber\
de Cand\
enige tijd aan zijn overdenkingen heeft overgelaten, keert hij bij hem terug en
kleedt hem als volgt. Nadat de Cand\
zich als M\M\
heeft gekleed, bindt bij hem een klein M\M\
schootv\
voor zijn ogen; voorzien van een kleine Winkelh\, met de punt naar beneden. Een verklaring hiervan volgt
nu niet.
Later leidt de Voorber\
de Cand\
naar de Tempelpoort en laat hem met de sll\
van een M\M\
aankloppen.
De
Ceremonie van Verheffing en Aanneming in de Vierde Graad
D\M\M\:
Br\
Voorber\, wil de Cand\
naar de T\-poort geleiden.
De
Voorber\
verlaat de T\
en voert de Cand\
tot voor de T\-poort.
Buiten de Tempelpoort geschiedt het volgende, zodra de Voorber\
met de Cand\ de poort is genaderd.
2e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Wie hebt ge daar?
Voorber\:
..., M\Vrijm\,
die de acacia heeft gezien en nu ons wil helpen zijn vruchten te plukken.
2e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Hoe hoopt hij dat voorrecht te verkrijgen?
Voorber\:
Door de hulp van de Onuitspr\
en de bijstand van de Sl\.
2e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Kan hij het pasw\
geven?
Voorber\:
Hij kan dat niet, maar ik zal het
U voor hem geven doet zulks fluisterend.
2e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Cand\,
klop thans aan de T\-poort
met de M\M\sll\.
Binnen de T\:
1e
Gr\Kap\v.d.
W\,
opstaande en in het t\: D\M\M\, een M\M\ klopt aan de poort van ons Heiligdom.
D\M\M\: Br\ 1e Gr\ Kap\ v.d. W\ onderzoek, wie toelating verlangt.
De 1e Gr\Kap\
v. d. W\
opent het luikje in de T\-poort,
of, zo dit er niet is, gaat hij naar buiten, sluit de poort en plaatst zich
tegen de poort.
1e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Wie hebt gij daar?
2e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Br\
... die de acacia heeft gezien en nu ons wil helpen zijn vruchten te plukken.
1e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Hoe hoopt hij dat voorrecht te verkrijgen?
2e Gr\Kap\ v.d. W\: Door de hulp van de Onuitspr\
en de bijstand van de Sl\.
1e
Gr\Kap\
v.d. W\:
Kon hij U het pasw\
geven?
2e Gr\Kap\ v.d. W\: Hij kon dat niet maar zijn geleider heeft het voor hem gegeven.
1e Gr\Kap\ v.d. W\: Cand\,
wil wachten totdat ik verslag heb uitgebracht aan de D\M\M\.
Sluit het luikje of treedt weer in de T\ en sluit de poort.
1e
Gr\Kap\
v.d. W\:
D\M\M\,
buiten de T\-poort
staat thans Br\
... die de acacia heeft gezien en nu ons wil helpen zijn vruchten te plukken.
D\M\M\: Hoe hoopt hij dit voorrecht te krijgen?
1e Gr\Kap\ v.d. W\: Door de hulp van de Onuitspr\
en de bijstand van de Sl\.
D\M\M\:
Wij erkennen de juistheid van de hulp, waardoor hij toelating verlangt. Heeft
hij U het pasw\ gegeven?
1e Gr\Kap\
v.d. W\:
Hij kon dat niet maar zijn geleider heeft het voor hem gegeven.
D\M\M\:
Laat hem dan binnentreden. De 1e Gr\Kap\
v.d. W\
opent thans de T\-poort
geheel, waarop de Voorber\
met de Cand\
binnentreedt en hem direct overgeeft aan de Gel\, die tevoren door de D\M\M\
is aangewezen en die dus zorg draagt, op het ogenblik, dat de Cand\
binnenkomt, bij de T\-poort
aanwezig te zijn. De Gel\
brengt de Cand\
nu naar het N\W\
deel van de T\,
links van het piedestal van Ad\,
de Voorber\
gaat naar zijn plaats. Onderwijl kan weemoedige of treurende muziek worden
gemaakt.
D\M\M\:
Cand\, wil luisteren terwijl wij de zegen van de Onuitspr\ op onze arbeid afsmeken. Hij
geeft een slag met de H\, die door Ad\ wordt herhaald. In het t\,
bb\!
Adonai, die de hemelen en de aarde bestuurt, en al wat
daarin is, Gij Oppermachtige, die de schenker van alle goede gaven zijt, wil ons
tot gids zijn bij ons streven om de duisternis te bestrijden. Leid deze onze Br\,
die thans op de drempel staat, opdat hij plechtig moge naderen tot de innerlijke
mysteriën van de heilige Tempel, waar wij intensief zoeken naar Waarheid, naar
het volkomen begrijpen en beleven van de goddelijke lessen, in Uw woord vervat,
en waar wij tenslotte de bewustwording en vrijmaking der onsterfelijke ziel hopen te bereiken.
Moge deze Br\
gevoelen, dat de leringen, vervat in de gelofte, die hij op het punt staat af te
leggen, zijn edelste maç\ gedachten en zijn heiligste eerbied waard zijn. Help
ons, Adonai, hem te leren zodanig in zijn eigen hart — dat Allerheiligste —
te schouwen, dat hij innerlijk voorbereid is, de indruk van Uw heilige naam te
ontvangen, die een zegel van het eeuwige Leven zal blijken te zijn.
Allen:
Z\M\h\Z\
D\M\M\:
Br\ Gel\,
wil thans de rondgang beginnen.
De Gel\ voert de Cand\ onder zachte muziek in cirkel- of ovaalgang zeven maal
de T\
rond: vóór de laatste maal houden beiden even halt. Tenslotte houden zij stil
in het N\W\.
D\M\M\:
Br\
Ad\,
ik zie, dat deze M\M\,
die het Heiligdom zoekt, de W\ op zijn voorhoofd draagt en daardoor de verzekering
geeft, dat de rede zijn denkvermogen bestuurt. Maar nog is hij blind, hoewel hij
heeft geleerd te arbeiden. Mag hij de Onuitspr\ Naam aanschouwen?
Ad\: D\M\M\,
indien hij bereid is de eed af te leggen, die ons allen bindt, worde het hem
veroorloofd, de mystieke Naam te zien.
D\M\M\:
Mijn Br\, zijt gij bereid aan deze eis te voldoen?
Cand\:
...
D\M\M\:
Br\ Ad\,
onderricht gij dan Br\ in het gebruik van het pasw\, dat toegang verleent tot deze Graad.
Ad\: Br\
..., het pasw\, dat tot deze Graad toegang verleent, is Z..a en
betekent ... of ....
D\M\M\:
Br\ Gel\,
wil thans de Cand\ onderrichten van het W\
naar het O\ vooruit te treden met de beh\stt\.
Gel\: De wijze
om in deze Graad vooruit te treden van het W\
naar het O\ is door d\
stt\.
De Gel\ geleidt nu de Cand\ met deze stt\ tot voor het Alt\.
D\M\M\:
Br\ ..., ik zal U thans de Eed doen afleggen. Wil nu knielen
op Uw beide knieën, houd Uw handen met duimen en wijsvingers aaneen op het B\v.d.
H\K\
en zeg mij de Eed, die ik U zal voorlezen, in gedachten na. Geeft
één sl\
met de H\
en zegt: In het
t\, Bb\.
Eed
De D\M\M\
begeeft zich nu met zijn sleutel naar het Alt\.
Ik, wil hier uw naam hardop uitspreken, zweer
plechtig, dat ik de mysteriën der Geh\Mm\,
mij toevertrouwd, niet zal onthullen, en de wonderen van het Heiligdom niet aan
profanen of Vrijmm\ beneden de rang van Geh\M\
zal mededelen.
Verder zweer ik te zullen trachten tot het diepst van
mijn hart door te dringen, opdat ik eenmaal de Sl\
moge vinden, die mij de Heilige Naam en de kracht, die daarin verborgen ligt,
zal openbaren.
Zeg mij nu hardop na: Zo helpe mij de Onuitspr\ en houde mij standvastig in deze grote en plechtige Eed,
de Eed van de Geh\M\.
Dit geschiedt.
Ter verheerlijking van de Onuitspr\ en ter Volmaking van de Mensheid, in naam en onder het
gezag van de Opperr\
van onze Orde, en krachtens de macht, die mij is toevertrouwd, erken ik, ontvang
ik en bevestig ik U raakt daarbij zes plus eenmaal
met de Sl\
het hart van de Cand\
aan als een Geh\M\
en als lid van de Loge van Volm\
..., Nr ... in het Gew\ ....
Als nu wordt de bl\
met de W\
van de Cand\
afgenomen.
Sta thans op, behoorlijk beëdigd Geh\M\.
Nu volgt een kort muz\ Bouwst\.
De D\M\M\
wendt zich nu, en allen volgen zijn voorbeeld, naar het O\, maakt het teken en zegt: Br\
..., aanschouw de zeer bijzondere Lichtbron, die onze Ritus ons thans heeft
ontsluierd: de cirkel der oneindigheid met daarbinnen de drie ineengestr\
driehh\ met de eerste Heilige Letter in het midden, de eerste
openbaring van de Onuitspr\,
wiens mystieke Naam hij vindt, die in zijn eigen innerlijk wezen geheel weet
door te dringen en aldaar de Sl\ vindt, die hem de poort tot dit Geheim opent.
De D\M\M\
gaat naar zijn zetel terug.
Uit het t\,
Bb\.
Ad\, geeft een sl\ met zijn h\: D\M\M\,
ik heb tijding ontvangen aangaande de overblijfselen van onze heengegane M\
H\A\.
D\M\M\:
Wat behelst die tijding?
Ad\: Overeenkomstig Uw bevel is zijn hart gebalsemd en in een urn van het
zuiverste goud geplaatst. De bewakers van deze kostbare schat wachten thans op
Uw bevelen.
D\M\M\,
geeft een sl\
met de h\:
Bb\, laat ons een heilige pelgrimstocht ondernemen. Allen
staan op. Volgt mij in rouwprocessie om de kostbare overblijfselen
van onze gestorven M\
naar het H\d\H\
te brengen.
Ad\, de Cand\ en zijn Gel\ begeven zich naar het O\,
waar de processie als volgt wordt gevormd: eerst de Gr\Cer\, dan de D\M\M\
met de sleutel, vervolgens de nieuwe Geh\M\,
Ad\,
de Gel\,
de Bb\
resp. uit het N\,
O\,
Z\
en W\.
Zodra Ad\
zich naar het O\
begeeft, gaan de twee bewakers van de urn, die tevoren daartoe door de D\M\M\
zijn aangewezen en die zover mogelijk in het Z\W\
moeten zijn gezeten, naar de urnkamer en stellen zich rechts en links van de urn
op. De processie trekt nu onder treurmuziek langs het Z\ en W\ naar de urnkamer en vormt daar zo mogelijk een halve
cirkel bij de urn, daarbij om de D\M\M\,
de nieuwe Geh\M\
en Ad\
heen staande.
D\M\M\:
Bb\, wel mogen wij de dood van zulk een groot en goed mens
betreuren, want door de misdaad, die hem van ons scheidde, hebben wij het Woord
verloren, de ware Onuitspr\
Naam en de Waarheid zelve.
In deze urn hij neemt de urn
op is het hart bewaard van hem, die de waarheid boven alles lief had.
Laat ons deze naar het Heiligdom brengen als een blijvend teken van onze smart
en van de wens, terug te vinden wat verloren ging.
Br\...,
aan U, die gekomen zijt om ons bij te staan bij deze gedenkwaardige gelegenheid,
dragen wij de eervolle taak op het hart van Hiram naar zijn laatste rustplaats
te brengen.
Hij geeft de urn aan de nieuwe Geh\M\,
die haar met beide handen aanneemt en draagt.
Opnieuw wordt nu een processie gevormd,
met de Gr\Cer\
aan het hoofd, daarna de 1e Gr\Kap\
v.d. W\,
vervolgens de Bb\,
waarna de D\M\M\,
de nieuwe Geh\M\
en Ad\,
en tenslotte de beide bewakers van de urn volgen. Voordat de stoet zich in
beweging zet, zegt de D\M\M\:
Laat hij, die nadert tot de aanschouwing van de Onuitspr\
Mysteriën het schoeisel, dat hij in de wereld zijner aardse verdorven begeerten
draagt, afleggen, want de plaats, die hij gaat betreden, is Heilige Grond. Hier
kan men de Cand\
zijn schoeisel doen afleggen en dit door een paar, liefst witte, pantoffels doen
vervangen. Mogen
wij nimmer vergeten, een wakend oog over onze neigingen te houden. Alvorens het
Heiligdom te naderen willen wij ons ernstig afvragen, of onze schreden op de
paden der Waarheid recht waren en of onze voeten op de juiste wijze zijn
geplaatst, en gereinigd volgens de louteringsvoorschriften van het Heiligdom.
De stoet zet zich in beweging, de Bb\
vormen langs de N\-kolom
een dubbele rij met de gezichten naar elkaar toe (daarbij niet in het t\
staan), opdat straks de D\M\M\
met de nieuwe Geh\M\
en Ad\
zich daar tussen door naar het O\
kunnen begeven. Zodra de D\M\M\
bij het wasbekken is gekomen, laat hij de nieuwe Geh\M\
en Ad\
eveneens daarbij plaats nemen; nu houden allen halt en zegt de D\M\M\:
Laten wij ons
wassen in het wasbekken van het berouw. Wast U en reinigt U; doet van U het
kwaad Uwer handelingen, erkent Uwe zonden en keert terug tot de reinheid. Laat
ons elkander aansporen deugd te beoefenen en ondeugd te schuwen. Terwijl onze
voeten bereid zijn het rechte pad te betreden, moeten onze handen eveneens
worden voorbereid om in de dienst van de Waarheid te arbeiden. De vader van onze
machtigste Grootmeester zegt: ,,Ik zal mijn handen in onschuld wassen en zo zal
ik tot Uw Altaar naderen.”
Terwijl hij deze laatste zin uitspreekt
wast de D\M\M\
zijn handen en droogt die af. Ad\,
en daarna de nieuwe Geh\M\
doen desgelijks; als de laatste aan de beurt is, neemt Ad\ de urn zolang van hem over en geeft hem daarna weer aan
hem terug, waarna de D\M\M\
zegt: Thans,
mijn Br\, is het ogenblik gekomen, dat het U vergund moge zijn,
met de Sl\
van D\ de poort te openen, die tot de Onuitspr\ Mysteriën leidt. Tot nu toe hebt Gij slechts een dichte
sluier gezien, die het Heilige der Heiligen van de Heilige Tempel voor U
verborgen hield. Uw trouw, ijver en volharding hebben U de gunst doen verwerven,
welke Gij thans op het punt staat te ontvangen, om enige onzer schatten te
aanschouwen en toegang te krijgen tot de geheime of Heilige plaats.
De stoet zet zich nu weer in beweging;
alleen de D\M\M\,
de nieuwe Geh\M\
en Ad\
schrijden tussen de twee rijen van Geh\
Mm\
door tot de deur in de balustrade, alwaar zij worden tegengehouden door de
Schildw\.
Schildw\: Halt, wie is zo vermetel het H\d\H\
te willen betreden? Slechts hij, die de daartoe passende Sl\
bezit, kan worden toegelaten. Zich tot de nieuwe Geh\M\
wendende: Hebt
Gij die Sl\?
D\M\M\:
Wij hebben die en hij draagt het hart van H\,
onze betreurde Meester.
Schildw\: Met deze tt\
moogt gij binnentreden.
D\M\M\,
zich naar het W\
kerende: In het
t\, Bb\.
De Bb\
gaan in het t\
staan. De Schildw\
opent de deur, de Gr\Cer\
trekt het gordijn weg nadat bij zo nodig het felle licht in het H\d\H\
heeft ontstoken. De D\M\M\,
de nieuwe Geh\M\
en Ad\
treden het H\d\H\
binnen en stellen zich — in de genoemde volgorde van rechts naar links — op
voor het lage tafeltje.
D\M\M\:
Br\ ..., laat ons hier, in dit Allerheillgste, het hart van
onze gestorven geëerbiedigde M\
neerzetten, om ons steeds te blijven herinneren, dat, hoewel de moordenaars zijn
lichaam hebben gedood, toch het onsterfelijke in hem, dat eveneens in onze
harten woont, ten eeuwigen dage blijft voortleven. Hij
wijst de nieuwe Geh\M\
de urn op het tafeltje te plaatsen, Ad\
en de nieuwe Geh\M\
verlaten het H\d\H\,
blijven echter in het O\
nabij de zetel van de D\M\M\
staan met het gelaat naar het O\.
D\M\M\,
de handen omhoog heffende: Bb\,
laten wij ons wenden tot de Onuitspr\
Adonai, wij smeken U op dit Heiligdom Uw Licht te laten schijnen, opdat wij deel
mogen hebben aan het Geh\,
dat in Uw Onuitspr\
Naam is versluierd en geopenbaard.
Allen,
op voorbeeld van Adoniram:
Z\M\H\Z\.
D\M\M\: En thans, Bb\,
zal ik, alvorens wij scheiden, deze urn bekronen met de laurier- en
olijfbladeren, ten teken van de Heerlijkheid en Vrede, welke diegene kronen, die
zijn plicht vervult en de waarheid liefheeft.
De D\M\M\
krijgt de krans van de Cer\
en bekroont de urn, waarbij hij zegt, beide hh\
omhoog heffende: Heerlijkheid en
Vrede zij Hiram!
Allen,
op voorbeeld van Adoniram:
Heerlijkheid en Vrede zij Hiram.
De D\M\M\
gaat terug naar zijn zetel.
Men kan
nu het gordijn van het H\d\H\
sluiten. Dit kan echter ook, met het oog op de toespraken en andere redenen,
later, voor de Sluiting der Loge gedaan worden.
D\M\M\:
Uit het t\, Bb\,
en herneemt Uw plaatsen.
De Geh\Mm\
gaan zitten, de Gel\
voert de nieuwe Geh\M\
voor de zetel van de D\M\M\.
D\M\M\: Mijn Br\,
een nieuwe gelofte en een nieuwe taak verbinden ons nu, en het is mijn aangename
plicht, U als beloning voor de dienst, die Gij ons zojuist hebt bewezen, te
bekleden met de onderscheidingstekenen van de Geh\M\.
Hij bekleedt hem met het Sch\, het C\ en de Hh\.
Br\
..., ik bekleed U met het Sch\, het C\
en de Hh\ van deze Graad. De witte kleur van het Sch\ is o.a. het symbool van de onschuld van de Geh\M\,
de zwarte kleur van de Hh\ duidt op onze rouw, die wij voor onze M\H\A\
dragen. De iv\ Sl\
aan Uw C\ zij U o.a. een teken van de trouw en de
stilzwijgendheid, welke wij als Geh\Mm\
in het bijzonder moeten nastreven en betrachten.
Ik rangschik U thans onder de Levieten om een trouw
bewaker van het Heiligdom te zijn, en neem U op onder het getal zeven om de
plaats van onze geliefde M\H\A\
te vervullen.
Ook benoem ik u tot een der leiders van het werk, dat
voor de Onuitspr\
zal worden opgetrokken. Het oog op Uw Sch\
moet U eraan herinneren een wakend oog te houden op de heilige schatten, welke U
in het bijzonder zijn toevertrouwd, en moet bovenal de gedachte in U levendig
houden, dat het Alz\O\
te allen tijde op ons rust. Evenals de voorafgaande Graden heeft deze Gr\
een t\, een gr\
en een w\, en ik zal deze U thans mededelen., Het t\ is het t\
van st\, en wordt aldus gegeven .... De gr\ is aldus .... Deze gr\
eist een w\. Het w\
is A\.
Daar de Onuitspr\
Naam, zoals vanzelf spreekt, niet kan of mag worden uitgesproken, bezigen wij
daarvoor in de plaats dit w\, dat wij dus als pl\v\geh\ kunnen opvatten.
De symb\
leeft\ van de Geh\M\
is .... De batt\ van de Geh\M\,
is aldus ... (1x6+1).
Br\
Gr\Cer\,
wil nu onze nieuw ingew\ Geh\M\
op een der koll\ doen plaats nemen. Dit
geschiedt. Ik geef nu het woord aan onze Br\ Gr\Red\.
Deze heet
de nieuwe Geh\M\welkom en zegt: Br\
..., het is een groot voorrecht over te gaan van de W\
tot de P\, tot een Geh\M\
te worden gewijd, onder de laurier- en de olijfboom te worden ontvangen en met
Kon\Sal\
en Ad\, de Opz\
v.h. W\, de Onuitspr\
Glorie van het L\, dat uit het H\d\H\
straalt, te mogen aanschouwen.
Deze graad is de eerste van de gradenreeks (4 tot 14)
welke de Onuitsprekelijke wordt genoemd.
De negenpuntige ster met de drie ineengevlochten
driehoeken bevat de begin-letters van de tien Heilige Namen, welke elk een
aanzicht aandulden van Hem, wiens Ware en Volledige Naam onuitsprekelijk is, en
die ook, volgens de Wet van Mozes, door niemand mocht worden uitgesproken, dan
eens per jaar alleen door de H\
Hogepr\.
Gij ziet de eerste Hebreeuwse letter, de Aleph, in het
midden, duidende op de naam Eheieh en overeenkomend met de eerste Sephira, de
Kroon of Kether op de Kabbalistische Levensboom, De bovenste letter, Jod, duidt
op de naam Iah, het eerste deel van het zogenaamde Tetragrammaton: Jod – He -
Vau - He, en komt overeen met de tweede Sephirah op de Levensboom: Wijsheid of
Chokmah.
Rechtsom gaande ziet gij dan achtereenvolgens:
3. Jod - Aleph voor Tetragrammaton Elohim, overeenkomend
met Begrip of Binah;
4. Aleph voor El, overeenkomend met de Sephira Genade of
Chesed;
5. Aleph - Gimel voor Elohim Gibbor, overeenkomend met
Gestrengheid of Geburah;
6.
Aleph - Vau voor Eloach Vadaath, overeenkomend met Schoonheid of Tiphereth;
7. Jod - Tzadee voor
Tetragrammaton Tzabaoth, overeenkomend met Zege of Overwinning, Netzach;
8. Aleph - Tzadee voor Elohim Tzabaoth, overeenkomend met
Luister of Heerlijkheid, Hod;
9. Shin voor Shaddal of El Chai, overeenkomend met
Grondslag of Jesod;
10. Aleph - Meem voor
Adonai Melech, overeenkomend met het Koninkrijk, Malkoeth.
Dit zijn de Namen,
welke de Onuitsprekelijke zelve gaf, toen Hij tot Mozes sprak op de berg Sinai.
Hij beloofde hem daarbij tevens, dat zijn nakomelingen eens Zijn Ware Naam
zouden kennen. Om de Mystieke Ster met de tien Namen ziet gij de Cirkel der
Oneindigheid, voorgesteld door de Slang, die zich in de staart bijt, en die de
Wereld geschapen door de tien Sephiroth, de gehele Schepping, omsluit. In het H\d\H\ hebt gij de H\Ark
des Verbonds gezien onder de Vleugelen der Cherubim, de Ark, die duidt op het
Verbond, dat de Onuitsprekelijke met zijn Uitverkoren Volk maakte (volgens
Exodus 34 : 10).
In de Ark bevonden zich, volgens Exodus (40 : 20), de
twee Stenen Tafelen met de Tien Geboden, het getuigenis van het Verbond. In het
H\d\H\
stond voorts de gouden zevenarmige kandelaar.
Ook hebt gij daar
gezien de Tafel met de twaalf Toonbroden, het eindprodukt van het gezaaide koren
in alle twaalf plaatsen van de tijd.
Hier was ook het
Reukaltaar, waarvan de heilige geuren ons de Eénwording doen beleven., Boven de
Ark was de Wolk, de Inwoning Gods in de wereld: in de Shechina gaat God met Zijn
Volk de weg van de veelheid naar de Eenheid, ult de ballingschap in Egypte,
Mitsraim, naar de Sinaï en naar het Beloofde Land der Eenheld: Kanaän., Gij
hebt de bouw van Salomo’s Tempel meegemaakt, en hebt gezien hoe de boze Gezz\ de harmonie in de drieledige leiding verbraken door zelf naar de leiding
te streven en hoe zij daardoor de Bouwm\
H\Ab\
vermoordden en het Werk van de door Hoger Licht geïnspireerde leiding
beroofden., Dit is het beeld van de ontredderde makro- en mikrokosmos., Wij
moeten nu zelf de verantwoording leren dragen. In de plaats van de M\H\Ab\ werd Adoniram gekozen. Wij moeten nu zelf de inspiratie zoeken en hebben
daartoe het Hart, het Wezen van de M\H\Ab\
naar het H\d\H\
gebracht, waar de Eenheid heerst. Er zal nog veel moeten geschieden om ook in de
Wereld der Tweeheid het verbroken evenwicht te herstellen., Als symbool hiervan,
als herinnering aan die taak, gaf K\
Sal\
aan Adoniram de opdracht om op een zwart marmeren kubus een wit marmeren obelisk
op te richten in de Tempel en om hierop de Gouden Urn met Hiram’s hart, na de
opdracht in het H\d\H\
te plaatsen.
D\M\M\: Als Hiram hebt gij in de derde graad de Hereniging beleefd, nu in deze
graad de Glorie van de Eenheid en de Vrede, die van de Arke op het Uitverkoren
Volk uitstraalt.
Gij hebt hier, als een der Levieten, het ideaal mogen
aanschouwen, dat ons op onze verdere weg moet leiden. Aan U is in de
negenpuntige ster het Geheim geopenbaard van de uit de Eenheid uitgaande tien
ontzagwekkende scheppende Krachten, die binnen de cirkel der Schepping in
oneindige cirkelgang werken.
Moge de Zegen van de Inw\,
die gij heden hebt mogen beleven, Uw verdere weg verlichten: als een den leiders
van het Uitverkoren Volk, voortgaande van de Tweeheid van Kracht en Wijsheid tot
de verheven Schoonheid van de Eenheid, de Kroon der Heerlijkheid.
Muzikaal
bouwst\.
D\M\M\: En hiermede is Uw Inw\
in de 4°, die van Geh\M\,
voltooid.
De
Ceremonie van het Sluiten in de Vierde Graad
D\M\M\,
geeft één slag, nadat het H\d.
H\
weer gesloten is, die Ad\
herhaalt: Heeft
een van de Bb\ nog iets te zeggen of een voorstel te doen in het belang
van deze L\,
in het belang van de Orde in het algemeen of in het belang van de Mensheid?
De
slagen en de vraag worden driemaal gedaan, na de derde maal worden de groeten
overgebracht van Werkpll\
van de 4°
tot de 14°
of van Hogere Gg\,
dit laatste echter alleen in speciale gevallen. Indien niemand meer het woord
verlangt, zegt Ad\:
Stilzwijgen heerst in de T\, D\M\M\.
D\M\M\:
Verlangt Br\ Gr\Red\ nog iets te zeggen?
Gr\Red\:
...
D\M\M\:
Br\ Adoniram, hoe laat is het?
Ad\: De dag is ten einde, D\M\M\.
D\M\M\:
Bb\, laten wij, alvorens de L\ wordt gesloten, ons wenden tot de Onuitspr\. In het t\,
Bb\.
Adonai, wij danken U, dat Gij ons weder een schrede
verder hebt gevoerd tot de kennis van Uw onuitsprekelijke Naam. Mogen de stralen
van het mystieke licht, dat wij in het H\
d\
H\
aanschouwden, ons hart blijven verlichten en ons leiden, opdat wij éénmaal Uw
ware Naam mogen vinden.
Allen: Z\M\H\Z\.
D\M\M\:
Bb\, het is tijd om tot het stilzwijgen in te gaan. Br\ Ad\,
maak bekend door het geheimzinnige getal, dat de Loge wordt gesloten.
Ad\: Bb\,
in de naam van de Onuitspr\ en op bevel van de D\M\M\
sluit ik deze L\ van Geh\Mm\.
Geeft de sll\,
die door de D\M\M\
worden herhaald; deze gaat uit het t\,
daarin door allen gevolgd. De Gr\Cer\
sluit het B\v.
d. H\K\.
D\M\M\:
Br\ Ad\,
wat zijn de voornaamste plichten van de Geh\M\?
Ad\: Zuiverheid te betrachten, de ondeugd te vermijden, te zwijgen en door
zijn voorbeeld de Bb\
in de lagere Grr\ te steunen en te onderrichten.
D\M\M\:
Bb\, er blijft ons nu niets meer te doen dan volgens het
aloude gebruik de geheimen van deze Werkpl\
op te sluiten allen leggen de r\h\
op het h\
in de veilige en gewijde schuilpl\
van ons h\, met G\,
G\, G\.
De muziek valt in, en onder aanwijzing
van de Gr\Cer\
verlaten de Bb\
in de bekende volgorde de T\.
Nadat alle anderen langs Ad\
zijn gegaan, verlaten de D\M\M\
en Ad\
hun plaats en verlaten eveneens de T\.
De
Betekenis van de Vierde en volgende Onuitsprekelijke Graden
Bij een systeem van 33 graden, zoals de Schotse Ritus ons
biedt, is het logisch, dat men bij gebleken toewijding en geschiktheid
successievelijk opklimt, en zich dus niet tot de derde Graad, het Meesterschap,
beperkt.
Aan de andere kant vormen de eerste drie graden tezamen
een afgerond systeem. Degene, die daarin volkomen bevrediging vindt, behoeft
niet verder te gaan, omdat hij anders iets essentieels van het geheel der
Vrijmetselarij zou missen. Het kan ook zijn, dat de verplichtingen, in tijd en
geld vooral, die verdere Inww\
met zich meebrengen, iemand te veel worden. Men blijve dan liever bij dit
eindpunt, wetende dat de arbeid in en aan zichzelf en in de buitenwereld de M\M\
meer dan voldoende kan bezighouden.
De volgende gezichtspunten bepalen wie onder de M\Mm\
geschikt moeten worden geacht tot hogere Inww\.
Door zijn werkzaamheid moet men hebben getoond, in meerdere of mindere mate aan
de hier volgende eisen (naar beoordeling door de leden van de Loge van Volm\ in de 14e Gr\)
te voldoen.
a. leiding kunnen geven in het Logebestuur en/of bij de
maç\arbeid;
b. voldoende innerlijke ontwikkeling hebben en blijken
hebben gegeven de werkelijke betekenis van de drie Inww\ te hebben begrepen en verwerkt;
c. het ontvangene met vrucht in de Werkpll\en in de buitenwereld kunnen uitdragen;
d. trouw, ijver, toewijding en volharding in de maç\ arbeid hebben betoond;
e. het verband tussen de Blauwe Loges kunnen helpen
bevorderen en in het algemeen de Orde kunnen helpen steunen;
f. wat de persoonlijke omstandigheden betreft (tijd en
geld, enz.) in staat zijn de verplichtingen die verdere Inww\ de cand\
zullen opleggen, zonder grote bezwaren op zich te nemen.
Hieruit volgt onmiddellijk, dat het verlenen van de
Vierde Graad nimmer mag zijn een beloning voor bewezen diensten (andere dan
hierboven onder a en e bedoeld) of het gevolg mag zijn van langdurig
lidmaatschap: ancienniteit kan wel in allerlei opzichten voorrang geven, maar in
geen enkel opzicht als reden tot toelating in de Onuitspr\Gg\
worden aangevoerd. Persoonlijke geschiktheid voor verdere maç\ontplooiing
is en blijft het criterium voor de beoordeling in deze.
Home