In “De Vorstenburg”kunnen vermoeide vrouwen en overspannen mannen weer op verhaal komen

 
(Van één onzer verslaggevers)
KOEKANGERVELD – In een eindeloze groene weidenzee, aan de rand van wat de bewoner, de cosmetoloog C.L.A. van Uden niet zonder enige overdrijving het mooiste recreatiebos van Nederland noemt, rijst strak en stijl de “vorstenburg” op. Geen modern kasteel maar ’n recreatiecentrum – en kuuroord – gebouwd in de stijl der Saksische hoeve met het traditionele rieten dak. Vier immense twee-polsdikke vlaggemasten staan in de wind, verloren in de schapenwei, vóór het huis. Op feestelijke dagen of bij hoog bezoek wapperen hier de Nederlandse vlag, de Friese “pompebladden”, het Brabantse dundoek en de erevaan van het geslacht Van Uden-Cuyck. De betekenis van dit vlagvertoon zal mij pas, na een gesprek van twee uren bij het afscheid worden verklaard. Een brede oprijlaan, aan de inrit waar de naam van het huis prijkt onder twee leeuwen met wapenschild, leidt naar het kostbare en luxueus ingerichte huis. “Het is het bezit van mijn vrouw, met het omliggende land heeft het geheel een reële waarde van plusminus drie ton. In deze “living” staat voor zestienduizend gulden”, vertelt later mijn gastheer op een desbetreffende vraag.
 
In een week forse pep aan huid en haren
 
Wat De Vorstenburg is en beoogt? Het is de zetel van de gelijknamige stichting, een overkoepelend orgaan, een soort “federatie” van organisaties die belang hebben bij het gebouw, als het Laureaat van de Arbeid, de ridderlijke Orde van de Tempel, de souvereine orde van de ridders van Columbus, het genootschap voor cosmetologie, het genootschap voor huid- en haar hygiëne, de ridderlijke orde van Sint-Birgitta van Zweden en de familievereniging Van Uden-Cuyck.
De “beheerder”, promotor of zo men wil directeur van de stichting, is een in een keurig goed gesneden pak gestoken heer, sprekend met klankvolle stem, waarin het Brabants accent zonder moeite valt te beluisteren. Hij staat in nauwe betrekking met bovengenoemde optelsom van genootschappen, orden en ridderlijke orden. Hoewel het waarschijnlijk overdreven moet worden geacht, dat de heer Van Uden meer dan vijftig titels zou voeren of decoraties zou bezitten – zoals ik ergens las – blijkens het minuscule “knoopje” en een zogenaamd stripje op zijn revers slechts een zeer summiere afspiegeling van alle groot- en ridderkruisen, die hij rechtens mag dragen.
Het bestuur van de stichting heeft eens op ’n desbetreffende vraag geantwoord dat de heer Van Uden zijn titels zonder enig bezwaar mag voeren en “men kan het trouwens naslaan in het boek van de Hoge Raad van Adel (uitgave Staatsdrukkerij – Den Haag) pagina’s 86 en 87.”
De heer Van Uden werd op 8 februari 1911 in Zeelst (N.-Br.) geboren als zoon van aannemer-bouwkundige Corn. van Uden. Na de middelbare school heeft hij zich als autodidact ontwikkeld in de reeds genoemde wetenschappen. Vooral heeft hij zich bekwaamd op het gebied van de cosmetologie (in Nederland wordt per jaar voor 260,000,000 gulden cosmetica gekocht!). Hij heeft tal van publicaties en handboeken op het gebied van haar- en huidverzorging op zijn naam staan. Voor de K.R.O. hield hij een serie lezingen in het kader van het programma “Moeders wil is wet”.
 
Gevaren
 
“Ik weet hoe de haas hoest”, zegt hij, een typisch Brabantse zegswijze bezigend, als hij spreekt over moeilijkheden en mogelijkheden en vooral de gevaren van de journalistiek. “Ik heb zelf zeer veel in bladen en tijdschriften geschreven (meest onder pseudoniem), plm. 500 artikelen, maar voor publiciteit over mijzelf ben ik niet zo geporteerd. in het algemeen vertelt men lezers datgene wat men uit oogpunt van sensatie interessant acht”, zo meent mijn gastheer wel ongeveer. ook al wordt een interview op de band opgenomen, dan nog is dat voor hem geen waarborg een goed stuk over zijn leven en streven te zullen lezen. Hij spreekt uit enigszins bittere ervaring, zo moet ik begrijpen, en hij moet dan ook wel als stringente voorwaarde stellen mijn verhaal eerst te lezen.
 
Wie op bezoek komt in deze zetel van internationale orden en andere gemeenschappen loopt inderdaad het gevaar door de versierselen de commandeur en zeker het huis niet meer te zien. Daarom om maar bij het begin te beginnen (hij vertelt met een stem, die soms sterk aan die van oud-premier Cals doet denken): “Het Laureaat van de Arbeid is ’n instelling die wij te danken hebben aan Zijne Majesteit Albert I koning der Belgen, de grootvader van koning Boudewijn. Het motief was de arbeid en de goede arbeider als zodanig te eren. Voorheen kreeg je alleen onderscheidingen voor adel, industriële adel en hogere ambtenaren. Het gewone volk kreeg een zilveren of bronzen medaille, verbonden aan een of andere orde. Maar een orde waarbij de arbeider van hoofd en hand als zodanig een onderscheiding krijgt, was er in België vóór 1929 (het stichtingsjaar van het Laureaat) niet. Sinds een jaar of acht bestaat ook hier het Laureaat, waarvan ik de president ben. Wij werken op dit gebied met België samen en het ligt in de bedoeling, dat we komen tot oprichting van een Beneluxbureau. Alle Laureaten kunnen dan in de toekomst een zegel op hun diploma krijgen waarop staat, dat ze “keurarbeider” zijn van de Benelux. Behalve dat dit in België een koninklijke onderscheiding is, die door Zijne Majesteit persoonlijk op het paleis te Laeken wordt uitgereikt (ik zelf ontving de grote gouden plaque met inscriptie), behalve dus dat het een grote eer is, wil het bovendien doen blijken, dat de onderscheidene zijn werk goed doet.
 
Schouderklopje
 
In een niet te stuiten vaart vertelt de heer Van Uden, de ene boeiende historische bijzonderheid rijgend aan de ander. Nog nader over de voordelen van een Laureaat: “Als je in België solliciteert en ‘d’n patron’ zou wille vragen: “Awel, menier kent gij oewen stiel?” (kent u uw vak) dan zal hij dat wel uit zijn hoofd laten dit te doen als hij weet dat je een Laureaat bent! Een man of vrouw, die Laureaat is, kent zijn vak en hij bezit er ook liefde voor. Dat is een van de voorwaarden”.
Ik wil weten wat het verschil is tussen een Laureaat en een Stachonovarbeider. Even stilte. Dan: “In principe zit daar niet veel verschil in. In Rusland staat de eer van de arbeid hoog genoteerd. Wij stelden daar een onderzoek in. Een van onze bestuursleden ging er voor naar Moskou”. “IJdel? Op een bepaald niveau is iedereen ijdel. Het behoort tot het menszijn. Het komt causaal geredeneerd voort uit zijn instinct van kuddedier. Want we zijn een kudde. Zonder onze medemensen kunnen we niet leven. Goede mensen hebben de drang goede leden van de kudde (de staat) te zijn. Als ze dan uitblinken (let op dat woord) dan verlangen ze een schouderklopje. Het Laureaat nu is zo’n schouderklopje. Het verhoogt de sociale status”.
“Waarom is het Laureaat in België zoveel bloeiender dan hier?”
“Omdat het daar een regeringszaak is, een apart commissariaat van de regering, zoals hier een directoraat-generaal is daarbij betrokken. De Belgische regering vormt een goed samenspel met ’t bedrijfsleven, met de vakorganisaties, betrekt waar mogelijk het volk bij de zaken, terwijl juist in ons land meestal het omgekeerde het geval is”.
 
Waar schoonheid en ridderlijkheid met gouddraad wordt geschreven
 
“Wat is de oudste ridderorde ter wereld?”
“Dat is de orde van de Tempel. Zij is ouder dan de orde van Malta. De Vlaamse kruisridder Hugo van Payens heeft de orde van de Tempel gesticht in 1119. Als Philips de Schone deze later enorm rijke en economisch machtige orde niet had vernietigd, dan hadden we nu allang een Verenigd Europa gehad. Eerst uiteraard onder leiding van de Kerk, maar dat zou later wel meer democratisch zijn geworden”.
“We zouden dit jaar bij het 850-jarig bestaan van de orde, in april, op kasteel Doorwerth op spectaculaire wijze willen bewerkstelligen en vieren, ware het niet dat een kleine onenigheid onder de ridders het feest voorlopig naar de herfst heeft doen verschuiven”.
“De orde is dus later hersticht?”
“Inderdaad. In sommige landen is zij voortgezet, in andere hersticht. In Duitsland bijvoorbeeld telt de orde plusminus vijftienhonderd ridders. Men beschikt in België over het prachtige slot van de graven van Vlaanderen te Male bij Brugge. De grootmeester van een ridderlijke orde is dus een vorst. Uit hoofde van dat grootmeesterschap, maar ook meestal een prins van den bloede, vandaar dat ik mij Prince de Secchia mag noemen (wat ik overigens maar één keer per jaar doe, tijdens de ridderdag). Mijn dochtertje Corinne is dientengevolge Princesse de Secchia”.
 
Ontspanning
 
Cosmetologie is, volgens de heer Van Uden, het invoegen van de mens in het ritme van de kosmos, anders gezegd, het individu moet zich leren aanpassen aan alle omstandigheden des levens. Ook het oud worden in gezondheid en opgewektheid is een kunst. Geriatrie (wetenschap van de ouderdom) is dan ook een van de vele vakken bij de opleiding tot cosmetoloog.
 
“Het gaat niet alleen om massage, saunabaden of behandelingen met cosmetica. We hebben ontdekt dat het gesprek met mensen vaak de essentie van de behandeling uitmaakt. Daarom studeren de door ons opgeleide cosmetologen ook psychologie, door ons ‘psycho-cosmetiek’ genaamd. Het is een driejarige studie”. “Wat wij hier doen”Hier in dit huis willen wij vermoeide huisvrouwen en overwerkte mannen (of vrouwen) een opwekkende ontspanning geven. Iedere dag kan men genieten van een gelaatsmassage, saunabaden of de hoogtezon”.
 
Ook ‘Dr. Van Udens biogalvanor’ kan eraan te pas komen om huid en haren een nieuwe ‘pep’ te geven. Het is een speciaal door de heer Van Uden ontwikkeld toestel. In vergelijking met de prijzen voor soortgelijke kuuroorden is de prijs voor ’n weekje ‘Vorstenburg’ bijzonder laag te noemen, meent de heer Van Uden, namelijk 190 gulden.
“Volgens de economen leggen wij daar 140 gulden op toe. Maar dat kunnen we doen omdat het maken van winst niet ons doel is. De stichting beschikt als federatie over veel geld, wel over een miljoen. Velen van onze ridders van de diverse orden zijn miljonairs en bijzonder vrijgevig”.
“Toekomstpalnnen? Jazeker! Het ligt in de bedoeling aan het hoofdgebouw een galerij met kamers voor bejaarden te verbinden. Een en ander uitlopend op een restaurant, waar ook passanten en recreanten van elders kunnen eten. Die tien echtparen mogen hier voor een habbekrats wonen. Ze kunnen hier allerlei hobby’s botvieren. Ze eten in het restaurant. Zijn niet afgesloten van de buitenwereld. Dat is expres gepland. Ze krijgen de beschikking over pony’s en wagentjes, waarmee ze in het dertienhonderd hectare tellende boscomplex kunnen rond rijden”.
Tenslotte die dikke hoge, witte vlaggemasten op de grote grasmat, als bakens in de zee van een landelijk kazerneterrein. De Nederlandse vlag is zonder meer duidelijk. Voor de Friese komt de heer Van Uden met een nogal wazige verklaring: “Ik ben als Brabander gek op Friesland. De Friezen nemen in onze Nederlanden – let op het meervoud – een dusdanige plaats in, dat zij ‘recht’ hebben op hun vlag hier. Voor wat de Brabantse provincievlag betreft, die moet u vertalen met de Belgische. Immers Brabant – het oude hertogdom – is de kern van België. Het officiële volkslied is de Brabançonne. Gezien de vele contacten met onze zuiderburen heb ik deze oplossing gevonden. Want hijs ik de Vlaamse vlag dan zit ik bij de Walen fout. Vandaar. Ik verzoen er dus beide partijen mee.
 
Het familiedundoek blauw-geel-blauw met de drie merletten (uit de heraldiek: eendje zonder bek of poten) mag uiteraard niet ontbreken. In een huis, waar wapenschilden en moderne apparatuur de middeleeuwen met onze tijd verbinden mag men ook vlagvertoon verwachten. Of men dat in het Koekangerveld begrijpt is een tweede, maar dat komt wel”, zegt de heer Van Uden hoopvol.
 
Thomas Vos
Het Binnenhof, 15 februari 1969


Home