Tien jaar Nederlands Laureaat van de Arbeid
Zijne Excellentie Dr. C.L.A. van Uden,
Prins de Secchia,
met huid en haar
Door Johan Phaff
Vrij Nederland: 24 april 1971
Omdat dit verhaal, zoals u zult merken in wezen een
sprookje is, is het passend om te beginnen met het optreden van een heuse
prinses op de Drentse hei, een paar jaar geleden. Op 22 maart 1967. De prinses
is zes jaar oud, heeft vlechtjes in het haar en draagt kniekousjes. Ze doet
schuchter maar vertederend het werk dat sinds eeuwen een van de vele
prerogatieven van prinsenkinderen is: ze legt een eerste steen. Een ronde trog
vol specie, een mini-troffeltje en een tekst die het gebeuren voor de komende
eeuwen moet vastleggen. In het
Frans: ‘La première pierre a été possée 22-3-1967 par Son Altesse
Corinne van Uden, Princesse de Secchia, de la maison d’Este Bavière, agée de
6 ans’.
Enige maanden later zijn ook de overige stenen gelegd en
kan het gebouw worden geopend : het cosmetologisch recreatie- en
cultuurcentrum De Vorstenburg, een stoere, neo-saksische boerenhove, gelegen in
het Koekangerveld bij het dorpje De Wijk. Een van de vele dromen van de vader
van Hare Hoogheid Corinne is verwezenlijkt.
Het wordt tijd hem even voor te stellen. Op 8 februari jl.
is hij 60 jaar geworden: Zijne excellentie Cornelis Lambertus Anthonius van Uden,
Prins de Secchia; Landcommandeur van de Orde van de Roos en het Kruis van
Jeruzalem, de Internationale Broederschap van Ridders-Tempelieren, in de rang
van Ridder-Grootkruis van het Heilig Graf; Kanselier-Ridder-Grootkruis en
gevolmachtigd vertegenwoordiger voor het Nederlandse taalgebied van de Militaire
Orde van Salvador en Sint Birgitta van Zweden; Doctor of Medicine van het
Chicago Medical College; Commandant Honorary en Medical Officer retired of the
Allied Resistance Force enzovoorts enzovoorts enzovoorts, want ik kan nog
pagina’s zo doorgaan. Een groot man, kortom, die alleen op zeer schaarse
momenten gewoon Toon heet voor zijn vrouw en vrienden, en op wiens smoking
nauwelijks nog plaats is voor een nieuwe medaille, laat staan een grootkruis.
Een van zijn belangrijkste functies heb ik nog niet
vermeld. Dr. Van Uden is president van de Stichting Nederlands Laureaat van
de Arbeid die dit jaar haar tienjarig bestaan zal vieren. Zo blijkt althans
uit het boekwerkje dat ter gelegenheid van het eerste decennium is verschenen
bij uitgeverij Geco (Postbus 3402 te Amsterdam, maar het is helaas niet meer in
de handel). In werkelijkheid maakte notaris D.J. Wieringa pas op 11 april 1963
de stichtingsakte op, maar een kniesoor die daar op let.
Volgens de president is het Nederlands Laureaat van de
Arbeid een semi-officiële instelling, te vergelijken met Rode Kruis
onderscheidingen, of die van het carnegie Heldenfonds, in het leven geroepen ‘om
de strijd aan te binden met een van de minder fraaie verschijnselen van deze
tijd, nl. de toenemende afkeer van de dagelijkse arbeid.’ Een soort
aansporing tot werken dus, maar alleen te verkrijgen door mensen die
uitzonderlijke prestaties geleverd hebben. Bovendien gecreëerd om een eind te
maken aan de inflatie in het decoratiebeleid. Mensen die veertig jaar ergens
blijven zitten krijgen zomaar een lintje. En neem de Beatles nu eens, ze kregen
een onderscheiding, terwijl ze ‘in feite niet meer zijn dan een stelletje
yeah-yeah-roepers’. Het
tweede deel van het decennium-boek dat de levenslopen van alle gedecoreerden zal
bevatten is nog niet verschenen, dus om een indruk te krijgen van de
verdienstelijken die het versiersel op de linkerborst mogen dragen moeten we het
voorlopig doen met de lijst uit het lustrumboek, misschien een beetje verouderd,
maar toch noch boeiend genoeg. Een kleine vierhonderd namen, alfabetisch van
Zijne Doorl. Hoogheid, Vincent, Graaf Abbate de Castello-Orleans, Prins van
Guadalajara etc. tot en met I. Zygmunt, majoor. En daartussenin de hele mensheid
in een notedop. Huisvrouwen en industrieëlen, middenstanders en theologen,
schrijvers en chef-koks. Zijne Excellentie gouverneur Wallace Baron, Staatshoofd
West-Virginia (USA), Ingrid Bergman, filmactrice, Zijne Koninklijke Hoogheid
Joseph Emanuel I, Prins d’Este-Bavière, Grootmeester van een Soeverijne
Ridderorde, Arts, Hartspecialist, Dr. Med., Zijne Keizerlijke en Koninklijke
Hoogheid Juan Lacardio Lascaris Commeno, Hare Doorl. Hoogheid Penelope Hertogin
del Maggiore Larcan Lanza di Brolo, dichteres en schrijfster, Zijne Doorl.
Hoogheid Ciro Punzo, Prins van Manzanillo, Mgr. Peter Joh. Suasso de Lima de
Prado en de allermooiste: Zijne Doorl. Hoogheid
Eugène Nicolas de Vitry, Duc de Valencay, Marquis de Villegrande enz. Dr.
Jur. Vicaris-Generaal der Kerk der Mariaviten, Grootmeester van de Orde van de
Roos en het Kruis van Jeruzalem, de Intern. Broederschap van Ridder-Tempelieren,
enz. Rector Wetenschappelijk Instituut, Ere-Admiraal, enz.
Niet veel bekende namen, maar we hebben er toch een paar
gevonden: Godfried Bomans, auteur en Ab Visser, auteur.
Ze komen nog aan het woord, maar eerst iets meer over de
man via wiens ondoorgrondelijke goedheid sommigen onder ons een medaille, een
rosette, of een bâtan mogen dragen die hen stempelt tot ‘keurarbeider’.
Suripanal
De heer Van Uden is zijn verbluffende carrière begonnen
als een eenvoudig dameskapper, maar misschien wel omdat hij volgens eigen zeggen
‘zowel van vaders- als moederszijde stamt uit oude adellijke geslachten’
was dat de Brabander niet eenvoudig genoeg. Hij creëerde een nieuwe wetenschap,
de cosmetologie, en richtte in 1948 het Nederlands Genootschap voor Huid- en
Haarhygiëne op. Toen het hem niet lukte dit koninklijk goedgekeurd te
krijgen liet hij een aantal kapsters onder zijn auspiciën het Genootschap
voor Cosmetologie stichten dat die goedkeuring wel verkreeg. Doctor in de
Medicijnen is hij niet – een Amerikaanse bul is voor een paar centen eenvoudig
te versieren – maar dat neemt niet weg dat hij al jaren lang met veel medische
en psychologische poeha talloze kapsters opleidt tot Cosmetologe, een wettig
beschermde titel (volgens zijn zeggen) die de draagsters het recht geeft om Van
Udens Cosmetische producten te verkopen, met name de huidcrême Suripanal
die hormonen heet te bevatten en waarmee ‘het oud worden zeker tien jaar
verlegd wordt’. Maar de hormonen zitten hoogstens in de verpakking,
en maken de crème alleen maar peperduur. Een ander Van Uden product is Suripanal
Toiletzeep. op het doosje staat: ‘De geur van deze toiletzeep is
osmologisch idealiserend. De geurmoleculen benaderen langs de weg van diffusie
een bepaald gedeelte van het neusslijmvlies, waarna de ontvangers
‘buitenbewustzijn’ op uw persoonlijkheid gunstig (idealiserend) reageren’.
De Academie voor Cosmetologie die in Zwolle is gevestigd
geeft schriftelijke dag-cursussen, waarbij ook studieperioden zijn inbegrepen op
De Vorstenburg in Drente. De opleiding duurt 1 tot 3 jaar, maar dan weet men ook
alles. Cosmetologie is ‘De leer van het invoegen van de mens in de kosmos, of
minder geheimzinnig gezegd, de mens en hoofdzakelijk de vrouw – leren zich aan
te passen in het levenritme, d.w.z. haar te leren hoe ze haar psyche in
evenwicht kan houden om de moeilijkheden des levens (die vele zijn) blijmoedig
het hoofd te bieden.’ Dames die het juiste ritme gevonden hebben en in
staat zijn om Van Udens producten te verkopen ‘kunnen het recht krijgen een
Koninklijk en een Prinselijk Wapen te voeren, dank zij de relaties met een
Koninklijk Hof’.
Om meer inzicht te krijgen in Van Udens filosofie heb ik
enige van zijn geschriften doorgenomen. (In VN is op 6-11-’65 al een krakende
bespreking verschenen van zijn brochure over de Body Odour, waaruit bleek
dat apartheid op niets anders dan stankverschil berust). Het boeiendst zijn de
artikelen die hij geregeld schrijft voor Natura Docet, Maandblad voor
homeopathie en natuurgeneeskunde. Over de geneugten van de natuur, over het
nut van hormooncrême, over de schadelijkheid van zeep, over het epileren, over
anti-vivisectie, over het kruiden-slaapkussen, over de bestrijding van de rode
neus, over kerstmis, over cosmetologische recreatie, over het verschil tussen
man en vrouw (‘Geestelijk is de vrouw centrifugaal gericht op huis en
gezin...’), over de volgens hem noodzakelijke arbeidsdienst voor meisjes,
over berkenhaarwater.
In hetzelfde blad houdt hij de natuurgeneeswijzers geregeld
op de hoogte van de gang van zaken op de Vorstenburg en brengt hij verslag uit
van de jaarlijkse Cosmetologische congressen. In 1966 was dat in Wijk aan Zee.
Van Uden hield een rede onder de titel ‘De analyse van de dame’,
waarin hij zich keerde tegen de theorie van Shaw dat ‘het eerste het beste
volksmeisje, indien daartoe opgevoed een ‘rasechte’ Lady kan worden.’
Van Uden zei dat een dergelijk experiment zou kunnen slagen als dat volkskind
stamt uit geslachten die vroeger nobel waren. ‘En vele ‘gewone mensen’
stammen uit die geslachten. Door ons erfrecht zakken nl. veel geslachten af naar
de onderste lagen van de smaneleving. Dr. van Schijndel, een beroemd genealoog,
schrijft in een zijner boeken: Afstammelingen van de hoge adel leven voort in
kleine dorpelingen.’
De kleine dorpeling hield een jaar later, in Hoog-Soeren,
de Dr. Van Uden’s-Bio-Galvanor ten doop, ‘een geheel nieuwe methode van
huidverzorging door toepassing van galvanische zwakstroom bij lymphvatenmassage
en toevoeging van goud-tonen.’ Echte adel verloochent zich nooit.
In het laatste nummer van Natura Docet wijdt de
hoofdredacteur, de Amsterdamse arts Dr. R.A. Benthem Oosterhuis een zalvend
artikel aan Van Uden t.g.v. diens zestigste verjaardag. Hij schrijft onder meer:
‘Een merkwaardig man! Via de medische zijde van het kappersbedrijf verwierf
hij zich een grote naam in de wereld van de Cosmetologie. Hij ontving ook veel
eer. Vele hoge onderscheidingen waren zijn deel. Deels heb ik die ook aan mijn
afstamming te danken, zegt hij zelf. Als ik ergens voorgedragen word, dan is
mijn nobilaire titulatuur dusdanig dat er altijd of een Groot-Kruis of een
Commandeurskruis uit de bus komt.´
Tribunaal
In de afgelopen jaren heeft Van Uden (die zijn prinsentitel
heeft gekregen van ‘een vorst die in Brazilië in ballingschap leeft´)
getracht het Laureaat van de Arbeid een steviger basis te geven door het
benoemen van Dekens, hoofddekens en eredekens van de arbeid, ‘scouts’, die
districtsgewijs kandidaten voor de onderscheiding moeten opsporen: deze
kandidaten krijgen de papieren voor niets, maar voor de medaille betalen ze ƒ
55,-. Voorts veegde hij het stof van een dubieuze, middeleeuwse ridderorde en
reikte links en rechts de ‘Ridderlijke orde van St. Birgitta van Zweden’
uit, na zichzelf eerst tot Grootmeester ad interim te hebben benoemd. Ongeveer
hetzelfde deed hij met de Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem.
Tijdens een ridderdag op 17 mei 1969 in het Slot der voormalige Graven van
Vlaanderen in Male-Brugge, België, riep hij zijn medetempelieren toe met hem te
strijden tegen de Ridders van Sint Jan, die tijdens het bloeddorstig bewind van
Philips de Schone een groot deel van het vermogen van de Tempelieren inpikten.
Tevens stelde hij een tribunaal in voor de posthume berechting van de
schurkachtige Philips. Tot voorzitter benoemde hij ‘Onze Grootkruis-ridder
Godfried Bomans’.
Een luisterrijk feest werd op 5 en 6 september vorig jaar
gevierd op kasteel Bouvigne te Breda, Politie-escorte begeleidde Van Uden van de
gemeentegrens tot aan de ingang van het slot, er was een plechtige hoogmis in de
kapel, en een viertal illusteren werd door Van Uden tot Ridder in de Orde van
St. Birgitta geslagen. Onder hen was de burgemeester van Made en Drimmelen, C.W.
Smits, die tevens Hoofddeken van de Arbeid voor de provincie Noord-Brabant en
Deken voor West Brabant werd benoemd. Een 120 deelnemers, van wie velen in witte
riddermantels gestoken, genoten van het galadiner, dat echter ontsierd werd door
een klein incident. Burgemeester Smits maakte zich boos over het feit dat de kok
van het kasteel tijdens het eten tot Laureaat werd benoemd door Van Uden, die
kennelijk lekker gegeten had. Hij kon met moeite gesust worden, maar verloor
toch grotendeels zijn geloof in de waarde van dit gelauwer in het wilde weg.
Een andere aanwezige op Bouvigne, de heer David Jacob
Lelyveld uit Son, Deken van de Arbeid, kreeg enige tijd later de schrik van zijn
leven toen hij het dagblad ‘Oost-Brabant’ van 11 september 1947 onder ogen kreeg. Onder het kopje ‘Het
Tribunaal vonnist’ las hij: ‘Corn.L.A. van Uden, kapper, Orchideeënstraat
1, Eindhoven, was gedagvaard terzaken NSB-lidmaatschap, begunstigend lid der
Germ. SS, lid Arbeidsfront, als vormings- en scholingsleider; hulpverlening aan
de vijand door dienst te nemen bij de Westdeutscher Wache- und Schutzdienst en
de Wachdienst Nieder-Sachsen, en dat hij getracht had met behulp van ’t
NSB-hoofdkwartier en de SD-chef Weber, de functie van burgemeester van Budel te
verkrijgen, waarom hij denigrerend over pastoor en burgemeester dezer plaats
had geschreven. Dat hij zich bij de ‘Landwacht Nederland’ had gemeld werd
door bekl. ontkend, althans had hij er nooit dienst gedaan, evenmin was hij in
Frankrijk geweest. De verdedigster, mej. mr. Nieubuur ging na, waarom beklaagde
als kapper tot de NSB was overgegaan, nl. op aandringen van Henskens, van de Fed.
Kapperspatroonsvereniging als contactpersoon. Eenmaal in de beweging had hij als
fantast en iemand die een moeilijke jeugd achter zich had, gestreefd naar het
burgemeesterschap. Hoewel hij ‘fout’ geweest is en reeds 2½ jaar
gedetineerd bleef, verzocht zij op grond van zijn creditzijde, o.a. hulp aan
voedseltransporten vóór en na Dolle Dinsdag hem thans in de maatschappij te
laten terugkeren, met het oog op zijn gezin met 6 kinderen en een zieke vrouw in
Emmen die slechts ƒ 30 ondersteuning hebben en zijn arbeidskracht nodig hebben.
Het tribunaal, gezien de ernst der feiten en de tenlastelegging bewezen achtend,
veroordeelde de beklaagde tot 5 jaar, met aftrek van voorarrest, en
voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en ontnam Van Uden beide
kiesrechten.
Vreemd gedrag
De heer Lelyveld verspreidde deze informatie onder een
groot aantal Laureaten, waarop van Uden een aanklacht tegen hem indiende, na hem
eerst als laureaat en Deken te hebben geroyeerd. In het N.L.A. Mededelingenblad
van jl. december wordt deze royering als volgt verklaard: ‘Hij hield er een
bijzonder vreemd gedrag op na en wij zullen zo nodig een en ander uitvoerig
toelichten
Het ziet er naar uit dat Van Uden nog heel wat krijgt toe te
lichten. Een groot aantal gelauwerden is niet meer zo blij met de
onderscheiding, en de Belgische Laureaten zijn en bloc uitgetreden. Zowel de
heer Lelyveld als de heer Van Uden hebben me laten weten dat ze zolang het
geschil onder de rechter is, geen enkele informatie verstrekken.
En ook een aantal laureaatdragers dat door mij werd
benaderd bleek niet al te spraakzaam te zijn. Niet allemaal gelukkig.
Ab Visser: ‘Meer dan vijf jaar geleden heb ik zo’n
vreemd dingetje gekregen, een kwasi-onderscheidinkje. Van Uden schreef een
fan-briefje op een Telegraafcursiefje, ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet. Er
kwam nog een hoop flauwekul bij van versierselen en ridderslagen, maar daar heb
ik allemaal niet aan meegedaan.’
Mevrouw A.M. van der Meyden, te Den Bosch. Ze is
oud-verpleegster die met name tijdens de Tweede Wereldoorlog verdienstelijk werk
heeft gedaan.
‘Ja, ik kom in dat lustrumboekje voor, maar dat was
buiten mijn schuld, hoor. Ik houd niet van publiciteit en toch tippel ik er
altijd weer in. Met wat meneer Van Uden gedaan heeft ben ik nog niet in het
reine. Ik heb wel en stuk of vijf onderscheidingen, die liggen allemaal in een
doosje. Van het rode kruis een paar, en laatst nog een van de paus, weet je wel,
de een loopt de ander na. Ik bewaar ze zuinig, maar draag ze niet, ik ga mezelf
niet met goud behangen! Van het NLA heb ik geen medaille, alleen de papieren. Ik
heb niet de moeite genomen dat ding aan te schaffen, want die zou dan ook maar
in de kast komen. Van Uden, vond ik meteen al een apart type, ik was er niet
helemaal gerust op. Hij is wel erg welbespraakt, maar een beetje een fantast.
Het feestje op Bouvigne was een heel groot feest, pico bello georganiseerd. Ik
schaamde me eigenlijk dat ik geen eretekens ophad, want daar hingen er zoveel!
Maar ik vind toch dat mannen veel ijdeler zijn dan vrouwen, die lachen er een
beetje om. De eremedaille van Oranje-Nassau heb ik van Drees gekregen. Toen ben
ik ook aan prins Bernhard voorgesteld, en heb hem gevraagd of ie de groeten wou
doen aan de koningin. Die medaille heb ik nooit gedragen, ik heb alle respect
voor het koninklijk huis, maar daarom hoef je nog geen goud te dragen. Je weet
wie je bent, en als ik dood ben, krijgen ze het allemaal weer terug.’
Op 7 maart vorig jaar werd de heer G.N.W.M. Oomes te
Tilburg, die zich bezig houdt met de opleidingen in het bakkersbedrijf, Deken
van de Arbeid.
‘Eh, eh, eh, ik heb er in lange tijd niets meer aan
gedaan, mijn werk en mijn gezin blijven primair. Met de zaak tegen Van Uden
bemoei ik me niet. Ik val andere mensen niet lastig. Het Laureaat van de arbeid
is een zeer nobele instelling, ik blijf ervan overtuigd dat veel mensen het
verdienen.’
Burgemeester Smits van Made en Drimmelen, wiens visie op de
toekomst van de Biesbos als recreatiegebied in het nieuwe boekje van het
Laureaat is opgenomen, is beslist niet gelukkig met de gang van zaken. Vraag:
Heeft u de orde teruggestuurd? Antw.: ‘Ja, nee, ik heb het besluit genomen
eruit te gaan, maar heb daar nog mee gewacht omdat ik mijn ontslag niet wilde
ophangen aan de film Lelyveld-Van Uden. Ik heb er geen bezwaar tegen dat een man
als Van Uden rustig voortleeft, maar dat hij nou uitgesproken deze positie
bekleedt, daar heb ik moeite mee.’
Uitgever Ad.M.C. Stok te Den Haag: ‘Aangezien een van
mijn fouten is dat ik veel minder ijdel ben dan normaal is, wil ik mij niet
tooien met sierselen en groot-dit en groot-dat, waar jen dan dikwijls ook nog
voor betalen moet ook. Ik heb nooit toegestemd dat ik in dat boekje sta, nooit
versierselen ontvangen, nooit betaald. Waarom ie mij heeft uitgekozen mag God
weten. Ik heb het gevoel dat het een soort fuik is. Ik wil er niets mee te maken
hebben.´
De gemeentesecretaris van Wehl heet in het lustrum-boekje
A.J.M. Sterck van Brecht. Vijf jaar later in de nieuwe uitgave heet hijs Sterck
van Passau. Vraag: Hoe moet ik u aanspreken? Antw. ‘Ja, dat hebben ze er
aangepoot. Dat eerste boekje is door Van Uden destijds samengesteld, en wat daar
over mij instaat, was ik ook niet zo gelukkig mee. Over wat Van Uden gedaan
heeft, daar laat ik me niet over uit. Vraag: Hoe moet ik u nu aanspreken?
Antwoord: Gewoon Sterck. Dat Van Passau is wel prachtig hoor, maar ik hecht
er weinig waarde aan.’
Een van Van Udens kwalificaties is: medewerker aan
Oosthoeks encyclopedie. De heer Griep, hoofdredacteur: ‘Voor de vorige druk
heeft hij een artikel over schoonheidsverzorging geschreven. Redelijk, maar niet
helemaal up to date. Ik heb hem voor deze druk niet meer gevraagd. Wel heeft hij
mij sindsdien benaderd over allerlei min of meer exotische, groteske zaken, en
dat heb ik netjes afgehouden. Hij heeft veel contacten met Zuid-Amerikaanse
grootheden en soortgelijke instituten als hij hier heeft opgericht, die onder
elkaar prachtige onderscheidingen uitreiken, een soort van wederzijdse
zelfbevrediging. Grotesk, misschien ook wel triest.
De naam Vorstenburg heeft Van Uden ontleend aan de Abdij
van de Zusters Birgitinessen te Uden die zo heet, en die gebouwd is op de plaats
waar vroeger het kasteel van Uden stond. De Abdis: ‘De orde van St.
Birgitta van Zweden? Als die bestond zouden wij die toch moeten uitreiken! Wij
hebben absoluut daartoe geen opdracht aan die meneer gegeven. Hij heeft ons wel
verschillende keren benaderd, hij wil graag met ons in contact treden. Hij noemt
zich de Heer van Uden, alsof dat een titel van hem is, daarom heeft hij ook de
Vorstenburg genomen, de naam van onze abdij. Wij willen niets met hem te maken
hebben. Het is niet juist dat hij die orde uitreikt, dat kunnen we niet
goedvinden.’
Vroeger kostte het ridderschap ƒ 150,-, afgezien van
mantel, steek en degen. Maar sinds kort is het veel duurder: er was een
handelaar in Maastricht die ridder wilde worden, maar jaloerse collega’s uit
de Maastreechter Staar achten hem daarvoor te min, en lieten dat aan Van Uden
weten.Deze bedacht dat als hij hem ƒ 1000,- zou vragen, hij er wel vanaf zou
zien. Maar de handelaar zette door. Van Uden vindt het sindsdien niet meer dan
billijk dat iedere nieuwe kandidaat hetzelfde betaalt.
De nieuwe uitgave van het NLA opent met twee portretten.
Zijne majesteit Albert I, Koning der Belgen, Stichter van het Laureaat van de
Arbeid in 1926. En C.L.A. van Uden de Secchia, Eerste president van het Ned.
Laureaat van de Arbeid sinds 1960. Maar in België is het Laureaat een officiële
staatsinstelling. Mevrouw Kraak van de Belgische ambassade, die zich bezig houdt
met onderscheidingen: ‘Wij hebben helemaal geen contact met de heer Van
Uden. Hij heeft een keer een brief geschreven die een beetje aan de hysterische
kant was, in april 1970. Wij hebben hem het volgende teruggeschreven: Met
belangstelling hebben wij kennis genomen van uw brief waaruit uw hoge achting
blijkt voor wat mijn land doet op het gebied van laureaat van de arbeid. Daar uw
brief met bijlagen zeer expliciet is, geloof ik dat een verdere persoonlijke
gedachtenwisseling over dit onderwerp wel overbodig zal zijn.´
Zwijgplicht
Sinds de onthullingen van eind vorig jaar heeft Van Uden
het huishoudelijk reglement van het Laureaat drastisch veranderd. Geheel nieuw
zijn bijv. de artikelen 3 en 4. ‘Niet in aanmerking voor het NLA komen zij die
voor een strafrechtelijk feit zijn vervolgd indien zij niet gedurende 8 jaren na
het vonnis blijk hebben gegeven een ordentelijk burger te zijn. Zij die voor
moord of doodslag of poging daartoe, of een ernstig zg. zedendelict of poging
daartoe zijn veroordeeld, komen nimmer in aanmerking voor het NLA. Art 4. De
Stichting is politiek neutraal. Zij die naar het oordeel van het bestuur (Van
Uden, zijn tweede vrouw en zijn secretaresse) extreme politieke partijen
aanhangen of daarmede sympathiseren of veroordeeld zijn geweest vanwege hun
gedrag gedurende de bezetting van Nederland en België door een Bijzonder
Gerechtshof kunnen in het algemeen niet in het Laureaat worden benoemd. Voor
veroordeelden door een Bijzonder Gerechtshof geldt in ieder geval het bepaalde
in art. 3.’
En om helemaal gedekt te zijn, is er sinds heel kort een
art. 16 lid g: ‘hij (de Deken van de Arbeid) heeft zwijgplicht over zaken die
hem door het bestuur of de Hoofddeken vertrouwelijk zijn medegedeeld, of hem
bekend zijn, die schadelijk zijn, of kunnen zijn, voor de goede roep van het NLA
of Laureaten persoonlijk. Deze zwijgplicht geldt ook als de Deken van de Arbeid
zijn taak, al of niet vrijwillig, heeft neergelegd.’
Maar art. 17 is alleen maar art. 12 geworden: Hij die de
medaille en/of de rosette van het NLA wederrechtelijk draagt of tentoonstelt,
maakt zich schuldig aan het bepaalde in art. 326 van het Nederlandse Wetboek van
Strafrecht. (Het aannemen van een valse hoedanigheid).
Het sprookje van deze eenvoudige Brabantse kapper die het
tot duizendvoudig gelauwerde prins bracht is nog niet uit. Van Uden heeft een
nieuwe, lucratieve hobby ontdekt, en dat moest ook wel, want het project
Vorstenburg is niet echt van de grond gekomen. De vermoeide huismoeders die daar
cosmetologisch zouden kunnen recreëren zijn nauwelijks gekomen. Geen nood, de
numismatiek zal meer opbrengen. In zijn nieuwe boekje wijdt Van Uden een
ronkende beschouwing aan zijn eigen unieke muntenverzameling, en in een van zijn
laatste mededelingenblaadjes biedt hij voor ƒ 165 de gouden legpenning aan die
hij ter gelegenheid van het 600 jarig bestaan van de Orde van St. Birgitta en
het 10 jarig bestaan van het Laureaat, bij Begeer heeft laten slaan. Goud is
edel, en munten verzamelen heeft educatieve waarde. Vooral het verzamelen van
moderne munten uit het Nederlandse taalgebied, België had nooit van Nederland
gescheiden mogen worden, maar mede dank zij het Laureaat zal ‘mijn edel en
geliefd Brabant’ herstellen van die wonde. En het Zuid-Afrikaanse volk,
met zijn prachtige munten, blijft een loot van Nederlandse stam!
‘Niets’ heet
het sprookje dat Godfried Bomans (‘Eredeken van de Arbeid’) schreef voor de
nieuwe uitgave van het Laureaat, over een koning die te lui was om te werken.
Tenminste, zo doet Van Uden het voorkomen. Want Bomans zegt: ‘O God, daar
heb ik niks mee te maken. Ik kreeg een paar jaar geleden een brief van de
opperstalmeester en die bood mij een ridderorde aan. Nou, we zaten hier een
flesje wijn te drinken, en ik dacht, nou, dat is mooi meegenomen. Ik heb die
heren nooit ontmoet. Nooit enige medewerking gegeven. Dat sprookje is uit 1946,
hebben ze overgenomen uit een bundel van mij. Maar daar moeten ze toch toestemming
voor vragen? Eeredeken? Kijk es aan, ja, zo’n lintje heb ik gekregen, over de
post. Voorzitterschap Tribunaal tegen Philips de Schone? Ik heb wel zin om dat
te doen eigenlijk. Maar, nee, in Male ben ik nog nooit geweest. Ik hoop dat het
nou een helemaal wordt opgerold, deze zaak.’