Zwolse Courant, 20 oktober 1970:

Onrust in ‘t wereldje van Laureaat en Ridderschap

(Van onze rechtbankverslaggever)
ZWOLLE — ,,Wat is dit nu eigenlijk? Is het spielerei, of is het serieus, dat gedoe met laureaten en ridderschappen?” De president van de Zwolse rechtbank mr. dr. W. Schenk kijkt vragend in de richting van de heren C.L.A. van Uden ut Zwolle en D.J. Lelyveld uit Son, als zij dinsdagmorgen als elkaars tegenstanders voor een kort geding in het Zwolse gerechtsgebouw zijn.
De heer Van Uden, die zich meestal Zijne Excellentie, dr. Van Uden, Prins de Secchia pleegt te noemen, staart met een koninklijke onverschilligheid voor zich uit. De heer Lelyveld, eens deken van het Laureaat van de Arbeid voor de provincie Noord-Brabant, eens ridder in de Orde van Sint Birgitta van Zweden en ook al gedecoreerd door de Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem maakt aantekeningen op een blocnote...
 
Kinderspel
 
De hele voorgeschiedenis doet denken aan een serieus gespeeld kinderspel, zoals bijvoorbeeld krijgertje spelen. Alleen wordt het spel hier uiterst serieus door volwassenen gespeeld. In 1961 is dat zo ongeveer begonnen, toen de heer Van Uden zijn Nederlands Laureaat van de Arbeid stichtte. Sindsdien zijn tal van Nederlanders gelukkig gemaakt met de mededeling dat zij in het Laureaat van de Arbeid waren opgenomen. Nederlanders die werden voorgedragen door de deken van het Laureaat, zoals de heer Lelyveld in Noord-Brabant, maar wiens onderscheiding in Zwolle door de Prins de Secchia zelf werd bekrachtigd.
Natuurlijk was er een goede verstandhouding tussen de hoogste Laureaat-man in Nederland de heer Van Uden en de hoogste man van het Laureaat in Brabant de heer Lelyveld. Onderscheidingen met de orde van ene Sint Birgitta en een Roos uit Jerusalem onderstreepten dat. Maar plotseling wilde de neer Lelyveld niets meer van het Laureaat, van de heer Van Uden weten.
En dat zou volgens de Brabander in verband staan met het oorlogsverleden van de Prins in Zwolle, waarvan de heer Lelyveld eerder niet op de hoogte was. Een verslag van het Eindhovense tribunaal vermeldt dat de heer Van Uden in verband met zijn lidmaatschap van de NSB voorwaardelijk gestraft werd.
Op dat moment verklaarde de ex-deken in Son de heer Van Uden de oorlog. Vanaf dat moment kregen de mensen van het Laureaat van de Arbeid vrij geregeld krantenknipsels uit Son toegestuurd, waarmee de heer Lelyveld de ogen van de Laureaatdragers wilde openen. En natuurlijk kon de heer Van Uden dat niet allamaal over zijn kant laten gaan.
 
Civiel proces
 
Het werd uiteindelijk al met al maar een onverkwikkelijke affaire, die ertoe leidde dat de Zwolse advocaat mr. L.F. Canté voor zijn cliënt de heer Van Uden bij de Bossche rechtbank een civiel proces aanspande tegen de heer Lelyveld in verband met het verspreiden van het 24 jaar oude krantenknipsels met het verslag van het tribunaal. En via de Eindhovense advocaat mr. Depla spande de heer Lelyveld een kort geding aan tegen de heer Van Uden, waarbij aan mr. dr. Schenk is gevraagd de heer Van Uden te verbieden dat hij actie voert tegen de heer Lelyveld, waarbij iedere overtreding met een dwangsom van vijftigduizend gulden moet worden bestraft. Natuurlijk kon de gedaagde partij dat dinsdagmorgen met over haar kant laten gaan, zodat ook van die zijde van mr. dr. Schenk is gevraagd te verbieden dat de heer Lelyveld actie voert tegen de heer Van Uden, waarbij ook voor iedere overtreding een forse dwangsom is gevraagd.
 
Onthullingen
 
Mr. Canté maakte zich dinsdagmorgen in de kleine rechtszaal in Zwolle boos op een deel van de vaderlandse pers, met name Vrij Nederland. ,,Tweede-rangs journalistiek,” zegt de Zwolse advocaat, die kennelijk met weinig plezier de wat VN noemde onthullingen over de Prins de Secchia heeft gelezen. ,,En dan hebben ze vlakbij dat artikel met een foto van de heer Van Uden ook nog een obscene tekening geplaatst,” zegt mr. Canté.
Over het oorlogsverleden van de heer Van Uden heeft de advocaat iets heel anders te zeggen, dan het verslag van het tribunaal doet vermoeden. ,,Tijdens de tweede wereldoorlog werd de heer Van Uden genoopt om lid te worden van de NSB. Anders zou zijn functie in de kappersorganisatie door een echte NSB’er worden bezet. En tijdens de hongerwinter heeft de heer Van Uden geholpen met illegale voedseltransporten.” Ook is de heer Van Uden gezuiverd: in 1952 door een commissie ad-hoc uit de kappersorganisaties.
,,Ik heb vanaf het begin geprobeerd de zaak te sussen. Ik heb eindeloze telefoongesprekken met Lelyveld gevoerd, die man was niet bij de telefoon vandaan te krijgen. Ik vind het grof van hem om na 24 jaar met dat krantenknipsel aan te komen. De heer Van Uden is gewoon genoodzaakt om rekening en verantwoording af te leggen. Wie kaatst moet de bal verwachten,” zegt mr. Canté.
Dan richt hij zich tot de pers: ,,Ik begrijp niet dat hier drie heren van de pers zitten. U bent natuurlijk door de heer Lelyveld gewaarschuwd...” President mr. dr. Schenk zegt dan: ,,De zittingen van de rechtbank zijn openbaar.”
Van de kant van mr. Canté, maar vooral van mr. Depla heeft de rechtbankpresident een grote stapel bewijsmateriaal gekregen. Mr. Depla heef t daarbij ‘n aantal brieven overgelegd waaruit zou moeten blijken dat de heer Van Uden bij zijn bestrijding van de heer Lelyveld ver over de schreef gaat.
In een van die brieven, gericht aan de landscommissaris in België en in handen gekomen van de tegenpartij schildert de landscommandeur van het Nationaal Kapittel van Nederland van de Orde van de Roos en het Kruis van Jeruzalem en de internationale broederschap van Ridders-Tempelieren alias de heer Van Uden de heer Lelyveld af als ,,een misdadiger in zijn soort” en beschuldigt bij hem van valse beschuldigingen, laster, chantage en bedreiging.
Op mr. dr. W. Schenk rust de zware taak om een uitspraak in dit kort geding te doen, een uitspraak die rust kan bezorgen in het illustere wereldje van laureaten, ridderschappen en dergelijke in Nederland. Nog deze week wordt die uitspraak verwacht.
 
 


Zwolse Courant, 22 oktober 1971:

Uitspraak in kort geding

Gij moogt elkaar niet krenkend beschuldigen

(Van een onzer verslaggevers)
 
ZWOLLE — De president van de Zwolse rechtbank, mr. dr. W. Schenk heeft vrijdagmorgen uitspraak gedaan in het kort geding, dat de heer D.J. Lelyveld uit Son had aangespannen tegen de heer C.L.A. van Uden uit Zwolle. Of daarmee de rust in het wereldje van laureaat en ridderschap is teruggekeerd moet worden betwijfeld, want zoals mr. dr. Schenk in zijn uitspraak al opmerkte: ,,Beide partijen zijn in het verleden niet kieskeurig gebleken in hun strijdmethoden”. En natuurlijk heeft dat bij beiden geleid tot een verbittering, die met een kort geding neit is op te lossen.
 
In elk geval had de Brabander zich zo kwaad gemaakt over een brief die de heer Van Uden had gericht aan de landscommissaris in België en waarin ware misdaden aan de heer Lelyveld werden toegedicht, dat hij besloot een kort geding aan te spannen. Vooral ook, omdat Van Uden bij de rechtbank in Den Bosch civielrechterlijk verhaal probeert te halen op de Brabander. De heer Lelyveld vroeg de president van de rechtbank de aktie van de heer Van Uden tegen hem te verbieden op straffe van een dwangsom van niet minder dan vijftigduizend gulden per overtreding. Mr. dr. Schenk besloot: De heer Van Uden mag niet nodeloos of op nodeloos krenkende wijze schrijven of mededelingen aan derden doen als daarbij de goede naam van de heer Lelyveld wordt aangetast”. De gevraagde dwangsom werd door de president van de Zwolse rechtbank gehalveerd. Maar ook de Brabander kreeg een verbod opgelegd. Een verbod om krantenknipsels over het ,,oorlogsverleden” van de heer Van Uden rond te strooien. Mr. dr. Schenk wilde zich in het kort geding niet uitlaten over het feit of dat al dan niet is aan te merken als een onrechtmatige daad, maar hij achtte het wel heel erg waarschijnlijk.


Home