Onrust in ‘t wereldje van Laureaat en Ridderschap
(Van onze rechtbankverslaggever)
ZWOLLE — ,,Wat is dit nu eigenlijk? Is het
spielerei, of is het serieus, dat gedoe met laureaten en ridderschappen?” De
president van de Zwolse rechtbank mr. dr. W. Schenk kijkt vragend in de richting
van de heren C.L.A. van Uden ut Zwolle en D.J. Lelyveld uit Son, als zij
dinsdagmorgen als elkaars tegenstanders voor een kort geding in het Zwolse
gerechtsgebouw zijn.
De heer Van Uden, die zich meestal Zijne
Excellentie, dr. Van Uden, Prins de Secchia pleegt te noemen, staart met een
koninklijke onverschilligheid voor zich uit. De heer Lelyveld, eens deken van
het Laureaat van de Arbeid voor de provincie Noord-Brabant, eens ridder in de
Orde van Sint Birgitta van Zweden en ook al gedecoreerd door de Orde van de Roos
en het Kruis van Jeruzalem maakt aantekeningen op een blocnote...
Kinderspel
De hele voorgeschiedenis doet denken aan een
serieus gespeeld kinderspel, zoals bijvoorbeeld krijgertje spelen. Alleen wordt
het spel hier uiterst serieus door volwassenen gespeeld. In 1961 is dat zo
ongeveer begonnen, toen de heer Van Uden zijn Nederlands Laureaat van de Arbeid
stichtte. Sindsdien zijn tal van Nederlanders gelukkig gemaakt met de
mededeling dat zij in het Laureaat van de Arbeid waren opgenomen. Nederlanders
die werden voorgedragen door de deken van het Laureaat, zoals de heer Lelyveld
in Noord-Brabant, maar wiens onderscheiding in Zwolle door de Prins de Secchia
zelf werd bekrachtigd.
Natuurlijk was er een goede verstandhouding tussen
de hoogste Laureaat-man in Nederland de heer Van Uden en de hoogste man van het
Laureaat in Brabant de heer Lelyveld. Onderscheidingen met de orde van ene
Sint Birgitta en een Roos uit Jerusalem onderstreepten dat. Maar plotseling
wilde de neer Lelyveld niets meer van het Laureaat, van de heer Van Uden weten.
En dat zou volgens de Brabander in verband staan
met het oorlogsverleden van de Prins in Zwolle, waarvan de heer Lelyveld
eerder niet op de hoogte was. Een verslag van het Eindhovense tribunaal vermeldt
dat de heer Van Uden in verband met zijn lidmaatschap van de NSB voorwaardelijk
gestraft werd.
Op dat moment verklaarde de ex-deken in Son de heer
Van Uden de oorlog. Vanaf dat moment kregen de mensen van het Laureaat van de
Arbeid vrij geregeld krantenknipsels uit Son toegestuurd, waarmee de heer
Lelyveld de ogen van de Laureaatdragers wilde openen. En natuurlijk kon de
heer Van Uden dat niet allamaal over zijn kant laten gaan.
Civiel proces
Het werd uiteindelijk al met al maar een
onverkwikkelijke affaire, die ertoe leidde dat de Zwolse advocaat mr. L.F.
Canté voor zijn cliënt de heer Van Uden bij de Bossche rechtbank een civiel
proces aanspande tegen de heer Lelyveld in verband met het verspreiden van het 24
jaar oude krantenknipsels met het verslag van het tribunaal. En via de
Eindhovense advocaat mr. Depla spande de heer Lelyveld een kort geding aan
tegen de heer Van Uden, waarbij aan mr. dr. Schenk is gevraagd de heer Van Uden
te verbieden dat hij actie voert tegen de heer Lelyveld, waarbij iedere
overtreding met een dwangsom van vijftigduizend gulden moet worden bestraft.
Natuurlijk kon de gedaagde partij dat dinsdagmorgen met over haar kant laten
gaan, zodat ook van die zijde van mr. dr. Schenk is gevraagd te verbieden dat de
heer Lelyveld actie voert tegen de heer Van Uden, waarbij ook voor iedere
overtreding een forse dwangsom is gevraagd.
Onthullingen
Mr. Canté maakte zich dinsdagmorgen in de kleine
rechtszaal in Zwolle boos op een deel van de vaderlandse pers, met name Vrij
Nederland. ,,Tweede-rangs journalistiek,” zegt de Zwolse advocaat, die
kennelijk met weinig plezier de wat VN noemde onthullingen over de Prins de
Secchia heeft gelezen. ,,En dan hebben ze vlakbij dat artikel met een foto van
de heer Van Uden ook nog een obscene tekening geplaatst,” zegt mr. Canté.
Over het oorlogsverleden van de heer Van Uden heeft
de advocaat iets heel anders te zeggen, dan het verslag van het tribunaal doet
vermoeden. ,,Tijdens de tweede wereldoorlog werd de heer Van Uden genoopt om lid
te worden van de NSB. Anders zou zijn functie in de kappersorganisatie door een
echte NSB’er worden bezet. En tijdens de hongerwinter heeft de heer Van Uden
geholpen met illegale voedseltransporten.” Ook is de heer Van Uden
gezuiverd: in 1952 door een commissie ad-hoc uit de kappersorganisaties.
,,Ik heb vanaf het begin geprobeerd de zaak te
sussen. Ik heb eindeloze telefoongesprekken met Lelyveld gevoerd, die man was
niet bij de telefoon vandaan te krijgen. Ik vind het grof van hem om na 24 jaar
met dat krantenknipsel aan te komen. De heer Van Uden is gewoon genoodzaakt om
rekening en verantwoording af te leggen. Wie kaatst moet de bal verwachten,”
zegt mr. Canté.
Dan richt hij zich tot de pers: ,,Ik begrijp niet
dat hier drie heren van de pers zitten. U bent natuurlijk door de heer Lelyveld
gewaarschuwd...” President mr. dr. Schenk zegt dan: ,,De zittingen van de
rechtbank zijn openbaar.”
Van de kant van mr. Canté, maar vooral van mr.
Depla heeft de rechtbankpresident een grote stapel bewijsmateriaal gekregen. Mr.
Depla heef t daarbij ‘n aantal brieven overgelegd waaruit zou moeten blijken
dat de heer Van Uden bij zijn bestrijding van de heer Lelyveld ver over de
schreef gaat.
In een van die brieven, gericht aan de
landscommissaris in België en in handen gekomen van de tegenpartij schildert de
landscommandeur van het Nationaal Kapittel van Nederland van de Orde van de
Roos en het Kruis van Jeruzalem en de internationale broederschap van
Ridders-Tempelieren alias de heer Van Uden de heer Lelyveld af als ,,een
misdadiger in zijn soort” en beschuldigt bij hem van valse beschuldigingen,
laster, chantage en bedreiging.
Op mr. dr. W. Schenk rust de zware taak om een
uitspraak in dit kort geding te doen, een uitspraak die rust kan bezorgen in het
illustere wereldje van laureaten, ridderschappen en dergelijke in Nederland. Nog
deze week wordt die uitspraak verwacht.
Zwolse
Courant, 22 oktober 1971:
Uitspraak in kort geding
Gij moogt elkaar niet krenkend beschuldigen
(Van een onzer verslaggevers)
ZWOLLE — De president van de Zwolse rechtbank,
mr. dr. W. Schenk heeft vrijdagmorgen uitspraak gedaan in het kort geding, dat
de heer D.J. Lelyveld uit Son had aangespannen tegen de heer C.L.A. van Uden uit
Zwolle. Of daarmee de rust in het wereldje van laureaat en ridderschap is
teruggekeerd moet worden betwijfeld, want zoals mr. dr. Schenk in zijn
uitspraak al opmerkte: ,,Beide partijen zijn in het verleden niet kieskeurig
gebleken in hun strijdmethoden”. En natuurlijk heeft dat bij beiden geleid tot
een verbittering, die met een kort geding neit is op te lossen.
In elk geval had de Brabander zich zo kwaad gemaakt
over een brief die de heer Van Uden had gericht aan de landscommissaris in België
en waarin ware misdaden aan de heer Lelyveld werden toegedicht, dat hij
besloot een kort geding aan te spannen. Vooral ook, omdat Van Uden bij de
rechtbank in Den Bosch civielrechterlijk verhaal probeert te halen op de
Brabander. De heer Lelyveld vroeg de president van de rechtbank de aktie van de
heer Van Uden tegen hem te verbieden op straffe van een dwangsom van niet minder
dan vijftigduizend gulden per overtreding.