Ridderlijke
Orde van Sint Birgitta van Zweden
Orderegels
Het
Sectie-Bestuur van de ,,Ridderlijke Orde van Sint Birgitta van Zweden” als
bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het Huishoudelijk Reglement van de Van
Uden-Stichting, verder te noemen respectievelijk ,,de Orde” en ,,de
Stichting”, vastgesteld in de vergadering van 7 november 1964 te
‘s-Hertogenbosch gehouden, heeft in zijn vergadering, gehouden te
‘s-Hertogenbosch op 27 augustus 1966, de ,,Orde-Regels” vastgesteld en heeft
in zijn vergadering, gehouden te ‘t Loo gemeente Apeldoorn op 21 juli 1967,
vorenbedoelde ,,Orde-Regels” gewijzigd zodat deze thans als volgt luiden:
Artikel
1.
Het
doel van de Orde is het bevorderen van ridderlijke geest onder de mensen en het
doen van weldadigheid alsmede het behartigen van de ideële en sociale belangen
der deelnemers.
Artikel
2.
De
deelnemers van de Orde worden door het Sectie-Bestuur benoemd. Om benoemd te
kunnen worden moet men in God geloven en moet men zich aan de Orde-Regels
onderwerpen. Zijn aan deze vereisten voldaan dan zijn benoembaar:
1)
leden en ere-leden deelnemers van de Van Uden-Stichting van beiderlei kunne
ongeacht hun leeftijd.
2)
Zij, die door de President van de Stichting ter benoeming worden voorgedragen.
Artikel
3.
Zij,
die benoemd worden, zijn automatisch ere-deelnemer/ere-deelneemster van de
Stichting.
Artikel
4.
De
Orde kent voor mannelijke deelnemers twee rangen en wel die van Officier en
Ridder.
Vorsten
kunnen benoemd worden als Groot-Kanselier-honoris causa.
Voor
vrouwen kent de orde de titel van ,,Ere-Dame”.
Artikel
5.
De
Orde wordt bestuurd door een sectie-voorzitter, overeenkomstig artikel 4 van het
Huishoudelijk Reglement der Stichting, die de titel draagt van ,,Groot-Kanselier”.
De Groot-Kanselier kan worden bijgestaan door twee sectiebestuursleden, die de
titel voeren van ,,Officier” alsmede zulks ter behartiging van de geestelijke
belangen der Orde en van de deelnemers/deelneemsters, door een ,,Groot-Prior”.
De
Groot-Kanselier wordt betiteld met ,,Excellentie”. De Groot-Prior wordt
betiteld met ,,Monseigneur”.
Artikel
6.
Zij,
die tot deelnemer/deelneemster van de Orde worden benoemd ontvangen een door de
Groot-Kanselier en door de Groot-Prior ondertekend diploma, houdende de rang en
de titel alsmede de datum van benoeming in de Orde, het registratienummer en het
officieel Zegel van de Orde.
Artikel
7.
Het
Zegel van de Orde is rond, heeft een diameter van 28 à 30 mm en draagt aan de
buitenkant in hoofdletters het latijnse randschrift: ,,Sanctae Brigittae
Scandianae Militia” en in het midden een vorstenkroon en onder deze
vorstenkroon een maltezerkruis met een medallion op het snij punt van het
maltezerkruis en op bedoeld medallion de letters: SB.
Artikel
8.
De
zinspreuk der Orde is: ,,Deo omnia Deo”.
Artikel
9.
De
decoratie van de Orde bestaat uit een maltezerkruis van azuur met een witte
rand. Op het snijpunt van de kruisbalken een wit medaillon waarop in zwarte
kleur de hoofdletters SB zijn aangebracht. Tussen het lint en bedoeld kruis
bevindt zich een gouden vorstenkroon.
Artikel
10.
Het in
artikel 9 bedoeld Orde-Kruis mag van een variabele grootte zijn, door de
Groot-Kanselier aan te geven. De kleuren van het tint zijn blauw en wit
gestreept in de lengte.
Artikel
11.
Alle
Officieren, Ridders en Ere-Dames van de Orde zijn gerechtigd om het in de
artikelen 9 en 10 bedoeld Orde-Kruis bij passende gelegenheden en naar behoren
te dragen.
De
Groot-Kanselier der Orde is tevens gerechtigd het Orde-kruis aan een azuurblauw
lint van zijde als bandelier te dragen.
De
Groot-Prior en de Officieren-bestuursleden zijn tevens gerechtigd het Orde-kruis
aan een geelzijden lint als halsketen te dragen.
Het
vorenbedoeld lint heeft bij het dragen als halsketen een breedte van ongeveer 5
cm.
Artikel
12.
Bij
het intreden in de Orde doet men een donatie van tenminste ƒ 125,—.
Artikel
13.
De
Orde stelt haar deelnemers/deelneemsters een rosette beschikbaar in de kleuren
van het ordelint, namelijk azuurblauw/ wit.
Artikel
14.
De tot
Orde-deelnemer benoemde is verplicht om onmiddellijk na ontvangst van het
diploma, bedoeld in artikel 6, het versiersel van de Orde, bedoeld in de
artikelen 9 en 10, aan te vragen bij de Groot-Kanselier der Orde.
Na
ontvangst van de vereiste leges wordt het versiersel onmiddellijk aan de
benoemde toegezonden.
Artikel
15.
Na
overlijden van de deelnemer/deelneemster sturen de nabestaanden het
Orde-versiersel, dat eigendom van de Orde is, terug aan de Groot-Kanselier.
Artikel
16.
Hij,
die wederrechtelijk het versiersel der Orde, bedoeld in de artikelen 9 en 10,
draagt maakt zich schuldig aan het bepaalde in artikel 326 van het Wetboek van
Strafrecht.
Artikel
17.
De
feestdagen van de Orde zijn:
1) 23
juli zulks ter herinnering aan het zalig afsterven van Sint Birgitta van Zweden
op 23 juli 1373 te Rome.
2) 8
oktober zijnde de officiële feestdag van Sint Birgitta van Zweden in de
Rooms-Katholieke Kerk.
Artikel
18.
In
alle gevallen waarin deze Orde-Regels, de Statuten of het Huishoudelijk
Reglement der Stichting niet voorzien beslist het bestuur der Stichting tesamen
met de Groot-Kanselier, de Groot-Prior en de Officieren-bestuursleden der Orde.
Extract
uit het Decreet van Z.E. de Groot-Kanselier van 8 juni 1968
1)
Art. 2 sub. 2 der Orderegels moet zó worden verstaan, dat de President van de
Stichting candidaten voordraagt, die dan door de Groot-Kanselier worden benoemd.
5)
Opzegging van het Deelnemerschap aan de Stichting geschiedt door aangetekende
brief aan de President, vóór 1 Jan. van enig jaar.
7) Op
haar verzoek kan een ,,Ere-Dame” eveneens de titel van ,,Ridder” ontvangen,
zulks in afwijking van art. 4 van de Orderegels.
8)
Vrouwelijke Deelnemers dragen een verkleind St. Birgitta-ridderkruis aan een
gouden ketting om de hals.
De
kinderen van een Ridder of Ere-Dame kunnen een verkleind St. Birgitta-kruis aan
een gouden ketting om de hals hangen ter ere van God en St. Birgitta
beschermster der kinderen in het moderne snelverkeer, nadat Z.Exc.Mgr. de
Groot-Prior vooraf het kruis heeft gewijd.