Reglement van de Orde van Vrijmetselaren onder de Opperraad van de drie en dertigste en laatste graad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus voor het Koninkhjk der Nederlanden.
Dit reglement dateert uit 1967.
HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Het werkjaar van de Orde loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar; het administratieve jaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 2
1. Alle stukken, die van de Orde uitgaan, dragen aan het hoofd de woorden: ,,Orde van Vrijmetselaren onder de Opperraad van de drie en dertigste en laatste graad van de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus voor het Koninkrijk der Nederlanden".
2. Verder staan daaronder of daarnaast een vignet met een dubbelhoofdige adelaar, waarboven in een boog de letters: ,,U\ T\ O\ S\ A\ A\ G\ I\ " en onder het vignet de woorden ,,Ordo Ab Chao"; en daaronder op een banderolle de woorden: ,,Eenheid-Verdraagzaamheid-Vooruitgang".
Artikel 3
1. De ritualen, te volgen bij de inwijdingen, worden door de Opperraad vastgesteld.
2. Het is niet geoorloofd daarvan af te wijken.
3. Evenmin is het geoorloofd de ritualen te vermenigvuldigen of te verspreiden zonder vergunning van het bestuur van de Orde.
HOOFDSTUK II: VAN DE GRADEN
Artikel 4
1. De Orde telt drie en dertig graden, ingedeeld in zeven klassen.
2. Eerste klasse
1°. LeerlingArtikel 5
De Opperraad verleent slechts de graden boven de 18e en werkt, krachtens de overeenkomsten met de overige Nederlandse Maçonnieke Grootmachten gesloten, uitsluitend in deze graden.
Artikel 6
Bevordering tot een hogere graad kan niet worden aangevraagd, doch wordt aangeboden.
Artikel 7
1. Bevordering tot de 19e en tot en met de 30e graad wordt voorgesteld door de betrokken Areopagus; hierop wordt beslist door het bestuur van de Orde.
2. De 31e, 32e en 33e graad wordt op voorstel van het bestuur verleend door de Opperraad.
3. Voor bevordering tot de 31e en 32e graad wordt een meerderheid van ten minste 4/5 der uitgebrachte geldige stemmen vereist; de bevordering tot de 33e graad moet met algemene stemmen geschieden.
Artikel 8
1. De opneming in de 22e, 26e, 28e, 29e, 30e, 31e , 32e en 33e graad geschiedt door inwijding.
2. Deze graden kunnen in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de Souverein Groot-Commandeur, bij communicatie worden verleend.
3. De opneming in één der in het eerste lid genoemde graden geschiedt met een tussenruimte van ten minste een jaar; ten aanzien van de opneming in de 32e graad behoeft deze termijn niet in acht te worden genomen.
In buitengewone gevallen kan de Souverein Groot-Commandeur dispensatie verlenen.
4. De tussenliggende graden worden bij communicatie verleend.
Artikel 9
1. Voor de opneming in de graden, bedoeld in het vorige artikel, zijn bedragen verschuldigd, die door de Opperraad worden vastgesteld. Een besluit van de Opperraad tot wijziging van deze bedragen wordt genomen op grond van een daartoe strekkend voorstel van het bestuur van de Orde.
2. Indien deze graden bij communicatie worden verleend, is voor de opneming daarin slechts de helft van deze bedragen verschuldigd.
HOOFDSTUK III: VAN DE LEDEN
Artikel 10
De Souverein Groot-Commandeur voert het praedicaat ,,Zeer Machtige"; de leden van de 33e graad dat van ,,Zeer Verlichte", de overige leden dat van ,,Zeer Eerwaarde".
Artikel 11
1. Een Areopagus heeft het recht kandidaten voor het lidmaatschap van de Orde voor te stellen, mits zij voldoen aan de daartoe gestelde eisen.
2. Het bestuur van de Orde beslist op dat voorstel; een kandidaat is afgewezen als hij twee of meer stemmen tegen heeft.
Artikel 12
1. Een lid van de Orde kan alleen lid worden van de A.\ & A\ Schotse Ritus van een buitenlandse souvereine maçonnieke grootmacht na verkregen schriftelijke toestemming van het bestuur van de Orde.
2. Indien het bestuur van de Orde die toestemming weigert, kan het betrokken lid een beroep doen op de Opperraad.
3. De Opperraad kan, op voorstel van het bestuur, een eerder verleende toestemming intrekken.
Artikel 13
1. Een lid van de Opperraad heeft het recht kandidaten voor het lidmaatschap van de Orde voor te stellen.
2. Het voorstel moet gericht zijn aan het bestuur van de Orde, dat dit met een prae-advies voorlegt aan de eerstvolgende vergadering van de Opperraad, die op het voorstel beslist.
3. Een kandidaat is afgewezen als hij twee of meer stemmen tegen heeft.
Artikel 14
1. De leden van de Orde ontvangen een lidmaatschaps-diploma, hetwelk wordt ondertekend door de Souverein Groot-Commandeur en de Groot-Kanselier.
2. Op dit diploma worden ook aangetekend de bevorderingen in graad, welke aantekeningen eveneens worden ondertekend door genoemde bestuursleden.
3. Ieder lid van de Orde is gehouden de nodige maatregelen te nemen opdat na zijn dood alle boeken, bescheiden, insignes of dergelijke, afkomstig van of toebehorend aan de Orde, in zijn nalatenschap gevonden, aan het bestuur van de Orde worden toegezonden.
Artikel 15
1. Opzegging van het lidmaatschap door een lid van de Orde moet schriftelijk geschieden aan het bestuur van de Orde, met gelijktijdige inlevering van alle in zijn bezit zijnde boeken, bescheiden, insignes of dergelijke, afkomstig of toebehorende aan de Orde.
2. Een gewezen lid van de Orde, wiens lidmaatschap is beëindigd door opzegging zijnerzijds, kan bij het bestuur een verzoek indienen om weer in de Orde te worden opgenomen.
3. In gevallen waarbij het een gewezen lid van de Orde van de 22e, de 26e, de 28e, de 29e of de 30e graad betreft, beslist het bestuur van de Orde op dat verzoek.
4. In gevallen waarbij het een gewezen lid van de 31e, de 32e of de 33e graad betreft, beslist de Opperraad op het verzoek, op grond van een met redenen omkleed voorstel van het bestuur van de Orde.
Artikel 16
1. Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen geschieden door de Opperraad op een met redenen omkdeed voorstel van het bestuur; dit besluit moet met een meerderheid van tenminste 4/5 van het aantal geldig uitgebrachte stemmen genomen worden.
2. Het bestuur gaat eerst tot het doen van dit voorstel over, nadat alle pogingen om het betrokken lid, dat zich misdragen heeft, weder op het maçonnieke pad terug te brengen, gefaald hebben.
3. Het lid, dat uit het lidmaatschap van de Orde ontzet is, is verplicht alle in zijn bezit zijnde boeken, bescheiden, insignes of dergelijke, afkomstig van of toebehorende aan de Orde, aan het bestuur van de Orde te doen toekomen.
Artikel 17
Het bestuur van de Orde kan in een met redenen omkleed voorstel een lid, dat de 33e graad bekleedt, bij de Opperraad voordragen voor een benoeming tot stemgerechtigd lid.
Artikel 18
Er kunnen niet minder dan negen en niet meer dan drie en dertig leden van de Opperraad zijn.
Artikel 19
1. Een stemgerechtigd lid, dat zijn stemgerechtigd lidmaatschap door opzegging heeft doen beëindigen, is wederom gewoon lid van de 33e graad.
2. Hij wordt op de ledenlijst ingeschreven als oud-stemgerechtigd lid.
Artikel 20
1. Op voorstel van het bestuur van de Orde kan de Opperraad besluiten een stemgerechtigd lid van de 33e graad te ontheffen van zijn functie als stemgerechtigde, indien dat lid twee opeenvolgende jaarvergaderingen van de Opperraad niet heeft bijgewoond. De oproep tot de vergadering, waarin dit voorstel zal worden besproken, wordt aan het betrokken lid bij aangetekend schrijven toegezonden, met de vermelding dat dit voorstel met name op hem slaat.
2. Om door de Opperraad te worden aangenomen behoeft dit voorstel een meerderheid van tenminste vier vijfde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Indien het voorstel wordt aangenomen, wordt het betrokken lid op de ledenlijst opgenomen als oud-stemgerechtigd lid van de 33e graad.
Artikel 21
Het aantal in Nederland woonachtige leden van de 31e graad, dat van de 32e graad en dat van de gewone leden van de 33e graad bedraagt voor elk van deze graden ten hoogste negen en negentig.
HOOFDSTUK IV: VAN HET BESTUUR
Artikel 22
1. De leden van het bestuur van de Orde worden gekozen in de Jaarvergadering uit en door de stemgerechtigde leden door een tijdvak van zes jaar.
2. Elke twee jaren treden 3 of 4 bestuursleden af volgens een rooster, door het bestuur op te maken.
3. In tussentijdse vacatures wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van de Opperraad. Tot dat tijdstip kan een der overige bestuursleden de opengevallen functie waarnemen.
4. Aftredende bestuursleden zijn dadelijk herkiesbaar.
Artikel 23
1. De bestuursfuncties zijn:
1. Souverein Groot-Commandeur
2. Luitenant Groot-Commandeur
3. Groot-Minister van Staat
4. Groot-Secretaris-Generaal
5. Groot-Thesaurier
6. Groot-Redenaar
7. Groot-Kanselier
8. Groot-Procureur-Generaal
9. Groot-Ceremoniemeester
10 Groot-Kapitein der Garde
2. De bestuursleden kunnen met meer dan één functie worden belast; zij kunnen zich desvereist door een of meer leden, bij voorkeur te kiezen uit de stemgerechtigde leden, doen bijstaan.
3. De bestuursleden voeren de titel van: Groot-Officieren.
Artikel 24
Voorzitter van de Opperraad is de Souverein Groot-Commandeur; plaatsvervangend voorzitter de Luitenant Groot-Commandeur.
Artikel 25
Het bestuur stelt instructies vast voor de door zijn leden te vervullen functies.
Artikel 26
De aanwijzing van de door de bestuursleden te vervullen functies geschiedt door de Souverein Groot-Commandeur. Deze wordt in zijn functie door de Opperraad gekozen.
Artikel 27
De Souverein Groot-Commandeur, de Luitenant Groot-Commandeur, de Groot-Minister van Staat, de Groot-Secretaris-Generaal en de Groot-Thesaurier vormen tesamen het dagelijks bestuur.
HOOFDSTUK V: VAN DE OPPERRAAD
Artikel 28
1. Tot een vergadering van de Opperraad worden de stemgerechtigde leden van de 33e graad schriftelijk ten minste zeven dagen tevoren door de Groot-Kanselier opgeroepen.
2. De oud-stemgerechtigde leden ontvangen mededeling van de vergadering onder toezending van de oproepingsbrief. Zij zijn bevoegd aan de beraadslagingen deel te nemen en een advies uit te brengen.
3. De niet stemgerechtigde leden van de 33e graad kunnen door de Groot-Kanselier tot het bijwonen van de vergadering worden uitgenodigd.
4. De punten van behandeling worden in de oproepingsbrief vermeld.
5. Over andere punten dan deze mag in die vergadering geen beslissing worden genomen, tenzij het betreft een of meer voorstellen van het bestuur waarover het een spoedige beslissing van belang acht.
Artikel 29
De niet-stemgerechtigde leden hebben de bevoegdheid tot het uitbrengen van advies over de punten in de oproepingsbrief vermeld, uitgezonderd ten aanzien van verkiezingen of van benoemingen.
Artikel 30
1. Stemming over zaken geschiedt mondeling.
2. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Artikel 31
1. Stemming over personen inzake toelating tot de Orde, bevordering in graad en verkiezing tot stemgerechtigd lid, geschiedt mondeling.
2. Verkiezing van bestuursleden geschiedt schriftelijk.
3. Wordt in het geval, bij lid 2 bedoeld, de meerderheid met verkregen, dan heeft een nieuwe verkiezing plaats. Is ook hierbij die meerderheid niet behaald, dan heeft er herstemming plaats tussen de twee personen die de meeste stemmen op zich hebben verenigd; indien in dat geval de stemmen staken beslist het lot.
HOOFDSTUK VI: VAN DE GELDMIDDELEN
Artikel 32
1. Er is een Algemene Kas en een Aalmoezenierskas, beide afzonderlijk beheerd.
2. De eerste strekt ter voorziening in de kosten van beheer en bestuur; de andere ter uitoefening van liefdadigheid en ter ondersteuningvan nuttige instellingen, wier doel in overeenstemming is met de beginselen, door de Orde beleden.
Artikel 33
1. Na afloop van elk administratief jaar maakt de Groot-Thesaurier een rekening en verantwoording op van zijn geldelijk beheer over dat jaar en dient deze ter goedkeuring in aan de Opperraad.
2. De financiële commissie onderzoekt deze rekening en verantwoording en brengt van haar bevinding verslag uit aan de Opperraad.
3. De goedgekeurde rekening en verantwoording strekt het bestuur tot décharge van het beheer der geldmiddelen over dat jaar.
Artikel 34
De begroting van inkomsten en uitgaven van de Algemene Kas, jaarlijks door de Groot-Thesaurier op te maken, wordt, vergezeld van een staat van de bezittingen en schulden van de Orde, na in het bestuur te zijn behandeld, aan de Opperraad ter goedkeuring aangeboden.
Artikel 35
1. De goedgekeurde begroting strekt het bestuur tot machtiging om alle daarbij aangegeven inkomsten te innen, om de daarbij geautoriseerde uitgaven te doen en verder alle aan geldelijk beheer verbonden handelingen te verrichten.
2. Mocht de goedkeuring eerst gedurende de loop van het jaar, waarvoor zij geldt, aan de begroting worden gehecht, dan strekt de begroting van het afgelopen dienstjaar tot leidraad voor de uitgaven, en zulks tot aan de dag van die goedkeuring.
HOOFDSTUK VII: VAN DE BETREKKINGEN MET SOUVEREINE MAÇONNIEKE GROOTMACHTEN
Artikel 36
De Opperraad knoopt betrekkingen aan met Souvereine Maçonnieke Grootmachten, zo binnen- als buitenlandse en onderhoudt deze; zulks met het doel de saamhorigheid van alle Vrijmetselaren te handhaven, te bevestigen en te bevorderen en gemeenschappelijk te werken aan de vooruitgang der Broederschap.
Artikel 37
Officieel kunnen die betrekkingen bevestigd worden door de benoeming van wederzijdse vertegenwoordigers.
Artikel 38
Vertegenwoordigers bij andere Souvereine Maçonnieke Grootmachten worden benoemd door de Opperraad bij volstrekte meerderheid van stemmen, uit een door die Grootmacht ingezonden voordracht.
Artikel 39
De Souverein Groot-Commandeur draagt een stemgerechtigd lid aan de betrokken Souvereine Maçonnieke Grootmacht voor ter benoeming als haar vertegenwoordiger bij de Opperraad.
HOOFDSTUK VIII: AREOPAGI
Artikel 40
1. De Areopagi zijn onderdelen van de Orde. Zij worden ingesteld bij besluit van de Opperraad. Zij hebben geen eigen, afzonderlijk geldelijk beheer.
2. Zij houden inwijdingen in opdracht van de Souverein Groot-Commandeur.
3. Ieder lid van de Orde moet lid van een Areopagus zijn.
Artikel 41
Het rechtsgebied van elke Areopagus wordt vastgesteld door het bestuur van de Orde.
Artikel 42
1. Elke Areopagus heeft een huishoudelijk reglement.
2. Het reglement van de Areopagus, casu quo wijzigingen daarin, treden niet eerder in werking dan na goedkeuring door het bestuur van de Orde.
Artikel 43
1. Twaalf Vrijmetselaren, allen de 30e graad hebbende, zijn bevoegd aan het Bestuur van de Orde het verzoek te doen de instelling van een Areopagus te bevorderen.
2. Het bestuur van de Orde brengt dat verzoek met een prae-advies in de eerstvolgende vergadering van de Opperraad, die beslist over de al of niet instelling.
Artikel 44
1. De Opperraad kan te allen tijde, bij een met redenen omkleed besluit, een Areopagus opheffen.
2. Alle stukken en eigendommen van de Orde, onder berusting van die Areopagus zijnde, moeten alsdan aan het bestuur van de Orde worden ingeleverd.
HOOFDSTUK IX: SLOTBEPALINGEN
Artikel 45
1. In alle gevallen, waarin de Statuten en dit Reglement niet voorzien, beslist het bestuur, behoudens beroep op de eerstvolgende vergadering van de Opperraad.
2. In zeer dringende gevallen besluit het dagelijks bestuur, onder gehoudenheid van zijn beslissing kennis te geven aan het bestuur in de eerstvolgende bestuursvergadering.
Artikel 46
Dit Reglement treedt in werking op de dag na die van zijn vaststelling door de Opperraad.
Vastgesteld in de vergadering van de Opperraad van 18 februari 1967.
De Groot-Kanselier
A.J. Dahler, 33°