Rituaal voor de Graad Prins van Jeruzalem
Hoofd van de Regelmatige Loges

Dit rituaal dateert uit de eerste helft van de negentiende eeuw. In deze graad wordt in Nederland niet gewerkt.


Inrichting van de Grote Raad

De Loge is in twee delen gescheiden. Het eerste deel stelt Jeruzalem voor, waar Zerubabel voorzit; het is met oranjerood behangen en het wordt, bij terugkomst van de gezanten, verlicht door 25 lichten, in vijf groepen van vijf. Het tweede deel stelt Babylon voor, waar Darius regeert; het is met rood behangen, maar de Troon en het Baldakijn zijn oranjerood. De afscheiding tussen de beide delen wordt geacht de weg voor te stellen die van Jeruzalem naar Babylon leidt. Voor de Troon van Darius staat een tafel met een Degen, een Schild, een Weegschaal, een Hand der Gerechtigheid en een vijf-armige kandelaar.

 

Opening

In het eerste gedeelte opent Prins Zerubabel de Raad van Ridders van het Oosten op de gebruikelijke wijze.
Hij stelt enige vragen met betrekking tot de Catechismus en de voorgenomen inwijding. Hij geeft de Ceremoniemeester opdracht om de kandidaat (of, wat meer gebruikelijk is, de vijf kandidaten) te gaan voorbereiden.
De Ceremoniemeester begeeft zich naar de Kamer van Voorbereiding en spreekt de kandidaten als volgt toe:
Het is mij een groot voordeel, Waarde Broeders, dat ik er vandaag op uit ben gezonden om u te begeleiden op de gang naar de Inwijding die u zult ondergaan. De Graad van Zeer Uitmuntend, Zeer Verlicht en Zeer Moedig prins van Jeruzalem, die wij u gaan verlenen is een grote beloning van Aloude Vrijmetselaren die te allen tijde hun toewijding voor de Koninklijke Kunst hebben doen blijken en die evenals u, Waarde Broeders, alle nodige kennis bezaten om de Symbolieke Loges te verlichten, waarvan zij de aangewezen leiders zijn. Wij herinneren u aan alle voorrechten die zij hadden bij de plechtigheid van uw Inwijding, en u zult bemerken dat het volkomen terecht is dat men hen in alle Loges met eer en onderscheiding behandelt. Een prins van Jeruzalem kan zich daaraan niet onttrekken als hij de eerste keer bij een Loge zijn opwachting maakt.
Alvorens u binnen te laten in de Raad van Prinsen die is bijeengekomen om u aan te nemen, acht ik het nodig om u in het kort de geschiedenis van de Ridders van het Oosten in herinnering te brengen. Dat is wegens de verwantschap die zij heeft met die van de Prinsen van Jeruzalem, wier aantal u gaat vergroten.
De Ridders van het Oosten vinden hun oorsprong in de Babylonische Ballingschap waarin zich de Israëlieten 70 jaar bevonden. Op verzoek van Zerubabel hergaf Koning Cyrus hun de vrijheid en toestemming om terug te keren naar Jeruzalem om daar hun Tempel te herbouwen. Hij liet hun al het vaat- en sierwerk teruggeven dat indertijd daaruit was geroofd.
Zerubabel vertrok van Babylon aan het hoofd van de Maçons, die hij had verzameld, en van alle Israëlieten, om naar Jeruzalem terug te keren. Toen zij bij de oever van de Euphraat aankwamen troffen zij daar een troep gewapende mannen aan die hun de doortocht wilden beletten, ondanks de uitleg van de Ridders en het besluit van Cyrus. Ze werden daarop in de pan gehakt en bijna allen gedood.
Na die overwinning liet Zerubabel op het slagveld een brandoffer brengen en nam hij tot paswoord aan Yahaboron Hammaim.
Na aankomst in Jeruzalem zetten de Bouwmeesters en Officieren van Zerubabel de fundering van de nieuwe Tempel uit.
Mijn Broeders, ontsla mij van de verplichting om u geluk te wensen met het feit dat onze keus op u is gevallen. Als u in het diepst van mijn hart kon kijken zou mijn stilzwijgen u een getuigenis zijn van een voldoening die moeilijk in woorden is uit te drukken.
Als de voorbereiding beëindigd is, geleidt de Ceremoniemeester de kandidaat naar de Raad. Hij klopt aan als Ridder van het Oosten. De binnenkomst geschiedt op dezelfde wijze als wanneer een Ridder even weg was geweest en weer toegang verlangt.

Na de gebruikelijke vragen van Zerubabel, zegt hij tot de kandidaat:
Ik ken de voortdurende moeilijkheden die men van de zijde van de Samaritanen ondervindt bij de herbouw van de Tempel. Er is mij voorgesteld om ze te beoorlogen. Ik heb eerbied voor de moed, volharding en flinkheid van de Ridders van het Oosten. Maar ik verklaar dat het het beste is om een gezant naar Koning Darius in Babylon af te vaardigen om zich te beklagen over de Samaritanen en om zijn bescherming tegen hen te verzoeken.
De vijf kandidaten worden naar Darius gestuurd, vergezeld van twee lijfwachten. Allen zijn bewapend met schilden, kurassen en degens. Zij lopen voorzichtig alsof zij ieder ogenblik strijd moeten leveren.
De vijf Ridders worden aangediend door twee wachters van Darius. De aanvoerder zet het doel van het gezantschap uiteen en vraagt hem gerechtigheid tegen de Samaritanen. Darius vaardigt dan een besluit uit in de vorm van een brief, waarin hij aan zijn volk in Samaria beveelt om zich te onderwerpen. Die brief geeft hij aan de gezanten.
De inhoud van die brief is als volgt: 

"Wij, Darius, Koning der Koningen, Soeverein der Soevereinen, Heer der Heren;
van zins om met Onze goedertierenheid en goedheid ons geliefde volk van Jeruzalem te begunstigen, naar het voorbeeld van onze Verlichte en Zeer Uitmuntende Voorganger Koning Cyrus;
gehoord de klachten van hun gezanten tegen het volk van Samaria, dat weigert bij te dragen aan de wederopbouw van de Tempel des Heren, om daar offerandes te brengen en om in andere behoeften te voorzien;
bepalen hierbij dat zij zich moeten onderwerpen op straffe van zich Onze woede en vergelding op de hals te halen.
Aldus gedaan in Ons Hof in de tweede maand van 3534, onder het zegel van Onze getrouwe Daniel en van Ons Rijk, op de derde dag van de maand voornoemd.

Getekend: Darius".

Direct na in ontvangstneming van deze brief nemen de Ridders afscheid van de Koning met een hoofdbuiging en een handkus en zij gaan langs dezelfde weg terug. Bij de ingang aangekomen van het gedeelte waar Zerubabel zich ophoudt worden zij met applaus begroet en onder het Stalen Gewelf tot voor de Heerser geleid. Die heet hun welkom en ontvangt de brief die Darius aan hem heeft gericht. Zodra hij die heeft voorgelezen roepen de leden van de Raad de gezanten uit tot Prinsen van Jeruzalem en bekleden hen met dienovereenkomstig gezag. Als teken van vreugde onsteken zij de kaarsen. Als die allemaal aan zijn, neemt Zerubabel de gezanten de eed af en laat hij hun de gelofte van Prins van Jeruzalem afleggen.

 

Gelofte

Ik, …, zweer en beloof op mijn eer als Ridder en Prins van Jeruzalem met handhaving van de verplichtingen die ik bij voorgaande Graden op mij heb genomen, om nooit de geheimen van de Doorluchtige Prinsen van Jeruzalem te openbaren aan een profaan, noch aan een Broeder van lagere Graad; om mij nooit op enigerlei wijze te verzetten tegen iets wat deze Uitmuntende Graad mij voorschrijft op straffe dat ik voorgoed wordt beroofd van de voorrechten die de Graad mij biedt en dat ik mij nu reeds tot onwaardig verklaar als ik het ongeluk mocht hebben om in een van die gevallen te verkeren, en bovendien op straffe zoals de Soevereine Grote Raad zal goeddunken mij op te leggen, en tenslotte op straffe als genoemd in mij voorgaande Geloftes, als die van toepassing zijn.
Zo waarlijk helpe mij de Opperste Bouwmeester des Heelals.
De gezanten vertrekken uit de zaal, waarna Zerubabel de Raad van Prinsen van Jeruzalem opent.

 

Opening van de Raad

Z\ : Zeer Moedige en Zeer Verlichte Broeder Groot-Opziener, waarom si deze plaats in twee afdelingen verdeeld, de ene oranjerood en de andere rood?
Gr
\ -Opz\ :
Het westelijk deel stelt Jeruzalem voor, de oranjerode kleur stelt het hemelse morgenrood voor dat op die Heilige Plaats verschijnt waar de eerste Tempel des Heren werd gebouwd. Het oostelijk deel, in rood, stelt Babylon voor en de kleur is symbolisch voor het bloed dat werd vergoten bij de verschillende gevechten die onderweg door de Ridders-Vrijmetselaren werden geleverd.
Z
\ :
Wie zit uw Raad voor?
Gr
\ -Opz\ :
Zerubabel, met de titel van Zeer Rechtvaardige.
Z
\ :
Wie zijn de Groot-Opzieners?
Gr
\ -Opz\ :
Twee andere Prinsen, onder de titel van Zeer Uitmuntende Verlichte Prinsen.
Z
\ :
Als het zo is, Zeer Verlichte en Zeer Moedige Prinsen, dan zijn wij hier op onze plaats. Kondig bij de Zeer Verlichte Uitmuntende en Zeer Moedige Prinsen aan dat de Raad is geopend.
Gr
\ -Opz\ :
Zeer Uitmuntende, Zeer Verlichte en Zeer Moedige Prinsen, de Soeverein der Soevereinen, de Heer der Heren meldt ons dat hij de Grote Raad gaat openen.
Uw aandacht voor hetgeen hij ons zal meedelen.
Zeer Uitmuntende, de Raad is geopend.
Zerubabel slaat *  **** met zijn hand op het Altaar, hetgeen wordt herhaald door de Groot-Opzieners. Dan laat men de aannemelingen binnenkomen. Zij worden bij de deur opgewacht door alle Broeders. Die wensen hun geluk en geleiden ze naar Zerubabel, die ze vereert met de titel Prins van Jeruzalem. Dat is om in herinnering te houden dat het hele volk uitliep naar het gezantschap dat zulk gunstig nieuws bracht.

 

Historisch Bouwstuk

Z\ : Het Genootschap van prinsen van Jeruzalem ontstond na de bouw van de Tempel onder leiding van Zerubabel, tijdens Cyrus. Het zijn die Groot Uitverkoren Volmaakt Verheven Schotse Meesters, die Ridder van het Oosten werden gemaakt bij het einde van de Babylonische Ballingschap, na de overwinning die zij behaalden bij het oversteken van de brug over de Euphraat.
Het zijn, zeg ik u, de waardige Ridders die zich bezighielden met de verdediging van de werklieden tegen de Samaritanen die hen voortdurend bestookten. Om de werklieden aan te moedigen liet men ze wel met de ene hand de troffel hanteren en met de andere een degen ter verdediging tegen de veelvuldige overvallen die zij moesten doorstaan.
Zerubabel wilde de onverschrokkenheid, vastberadenheid en volharding aanmoedigen van degenen die zich in de strijd het meest onderscheidden. Hij belastte ze daarom met een roemrijke zending door ze de vererende opdracht te geven als gezantschap naar Darius te gaan, de Koning van Babylon. Toen die de reden van de zending vernam werd hij geroerd door de klachten die werden geuit door de Groot Uitverkoren Verheven Vrijmetselaren tegen de Samaritanen. Hij trof de juiste maatregel om ze te verhinderen, zich verder tegen zijn plannen te verzetten. Mitsgaders gaf hij uitdrukkelijke bevelen aan het volk waarover zij zich beklaagden.
Het volk van Jeruzalem was zo getroffen door het welslagen van het gezantschap dat het, om zijn erkentelijkheid te betuigen jegens Zerubabel en degenen die waren uitgezonden, dat het hun voorafging en ze ontving met luide toejuichingen. Het volk gaf hun uitvoerige eerbewijzen een eerde ze ook met de naam prinsen van Jeruzalem. In die kwaliteit verzocht het hun om het in het vervolg te besturen en te beschermen, met beloftes van trouw, onderwerping en gehoorzaamheid.
Uit die tijd stamt het, dat de Ridders Prinsen van Jeruzalem in de Symbolieke Loges worden ontvangen met hoge onderscheiding gelijk die werd betoond jegens de moedige Prinsen die wij zijn opgevolgd.
Wij stellen ons in Orde door de rechterarm horizontaal naar voren te strekken als om de veldslag te leiden, de rechtervoet iets voor de linkervoet geplaatst.
Het Teken wordt gegeven door zich trots aan te dienen als om ten strijde te trekken, de linkerhand gesteund op de linkerheup.
De Aanraking wordt gegeven door vijf maal met de rechterduim op de knokkel van de pink te drukken, aldus *  **  **. Tegelijkertijd zet men de rechtervoeten met de punt tegen elkaar. Dan komen de rechterknieën tegen elkaar zodat een gelijkzijdige Driehoek ontstaat. Tenslotte legt men elkaar de linkerhand op de schouder met gespreide vingers; de een zegt "20", de ander "23". Daarna brengt men de linkerhiel haaks naar de rechter, men laat de handen los en de punt van de rechtervoet wordt naar de linkerhiel gebracht en men groet elkaar door een hoofdknik.
Het Heilige Woord in deze Graad is Adar, de naam van de twaalfde maand, de 23e dag. Ze brachten toen dank aan de Heer wegens de wederopbouw van de Tempel.
Het paswoord is Tebeth, de tiende maand, de 20e dag, de dag van terugkomst in Jeruzalem

 

Catechismus

V: Zeer Doorluchtige, Zeer Moedige en Zeer Verlichte Prins, zijt gij Prins van Jeruzalem?
A:
De weg naar Babylon is mij bekend.
V:
Wat was u, voordat u die weg bent gegaan?
A:
Eerwaarde Zeer Doorluchtige, ik was een Ridder van het Oosten en ik had verdiend om dat te worden gedurende de Ballingschap. Mijn voorvaderen hebben gedurende 70 jaar het pand bewaard van de Groot Uitverkoren Volmaakt Verheven Vrijmetselaren onder de ruïnes van de Tempel die werd verwoest door Nebuzaradan, de bevelvoerend generaal van de troepen van Nebukadnezar., Koning van Syrië.
V:
Hoe bent u tot waardigheid van Prins geraakt?
A:
Door de toewijding en vurigheid die ik bij verschillende gelegenheden liet blijken.
V:
Hoe reizen degenen die met deze verheven Graad zijn bekleed?
A:
Van Jeruzalem naar Babylon, Zeer Doorluchtige.
V:
En waarom?
A:
omdat de Samaritanen weigerden om hun bijdragen te betalen aan de offerandes in de Tempel, werd er door het volk een gezantschap naar Koning Darius afgevaardigd om hem de klachten over te brengen.
V:
Uit hoeveel leden bestond dat gezantschap?
A:
Uit vijf Ridders.
V:
Hadden zij onderweg ook vijanden te bestrijden?
A:
Zij moesten strijden tegen het volk waarover zij zich gingen beklagen, maar zij overwonnen alle hindernissen die zich op hun weg voordeden.
V:
Wat verkregen zij van Darius na hun aankomst in Jeruzalem?
A:
Bevelen aan het volk van Samaria om zich te onderwerpen.
V:
Hoe werden zij ontvangen bij hun terugkomst in Jeruzalem?
A:
Met welhaast koninklijke pracht en praal. Het volk ging hun tegemoet buiten de stad en vergezelde hun Jeruzalem in met luide toejuichingen. Toen werden ze tot Prinsen van Jeruzalem uitgeroepen wegens hun grote verdiensten.
V:
Waar vergaderden zij zich om recht te spreken over het volk?
A:
In twee zalen van de Tempel.
V:
Hoe gaan zij gekleed?
A:
In goud.
V:
Waarom dat?
A:
Om zulke eerbiedwaardige personen te tooien koos men de zeldzaamste en kostbaarste stoffen.
V:
Droegen zij nog iets merkwaardigs?
A:
Een breed oranjerood Cordon, van rechts naar links; daaraan hing het Juweel met daarop aan de ene zijde afgebeeld een Weegschaal en aan de andere zijde een tweesnijdend Zwaard.
V:
Waarom droegen zij datgene wat daarop is afgebeeld?
A:
Om te doen uitkomen dat ze door hun toewijding, hun moed en hun uitgebreide kennis de titel hadden verworven van Behoeder van Gerechtigheid.
V:
Wat stelt het Tableau voor van Prinsen van Jeruzalem?
A:
De herbouwde Tempel van Salomo in een rechthoek, een Degen, een gelijkzijdige Driehoek, een wrekende hand, een Troffel enzovoorts.
V:
Waarop duiden al die zaken?
A:
De herbouwde Tempel van Salomo herinnert aan de ijver die de Ridders-Prinsen betoonden bij de wederopbouw. De Passer staat voor alle werktuigen die in gebruik waren. De Degen en het Schild dienden om de bouwlieden die eraan werkten te beschermen. De gelijkzijdige Driehoek op een cirkelsegment duidt op hun oudere herkomst dan de Groot-Uitverkorenen bij het einde van de Ballingschap onder Cyrus zodat zij tot Ridders van het Oosten werden gemaakt om te worden ingezet bij de herbouw van de Tempel. De wrekende hand, de Weegschaal en het tweesnijdend Zwaard duiden op de macht die alle Prinsen van Jeruzalem hebben, als zodanig, in de Symbolieke Loges.
V:
Waarom houden de Prinsen van Jeruzalem hun Schootsvel aan in de Raad?
A:
Omdat zij zich ervan bewust zijn, dat zij zijn begonnen in de Leerlingsgraad voordat zij tot zulke verheven kennis kwamen als zij nu bezitten.
V:
Van welke kleur zijn de Schootsvellen?
A:
Ze zijn rood, omzoomd en gevoerd met geel, want in alle veldslagen die zij hebben gevoerd, werden hun Schootsvellen gedrenkt in het bloed dat zij vergoten.
V:
Hoe moet het Westelijk deel van de Raad worden verlicht?
A:
Met 25 lichten, in groepen van vijf.
V:
Waarom juist dit aantal?
A:
Om aan te geven dat het gezantschap uit vijf afgevaardigden bestond.
V:
Hoe moet het andere deel van de Grote Raad worden verlicht?
A:
Door verscheidene lichten die in groepen ongeordend door elkaar staan.
V:
Hoe kan men worden binnengeleid in een Grote Raad?
A:
Met 25 slagen, vijf maal vijf.
V:
Hoe zijn de Passen van de Prinsen?
A:
Ernstige Passen, op de tenen en de voeten steeds haaks aansluitend.
V:
Hoe moet het hoofd van de Grote Raad eruit zien?
A:
Een ernstig gelaat, de linkerhand op de heup als een Winkelhaak, onder een oranjerood baldakijn. Vóór hem staat een tafel; met daarop een Degen, een Schild, een Weegschaal en een Vijfarmige Kandelaar.
V:
Hoe groeten de Prinsen in een Grote Raad?
A:
Met een lichte hoofdbuiging.
V:
Hoe zijn de Prinsen van Jeruzalem gezeten?
A:
Net als in andere Loges, maar elke Prins heeft vóór zich, net als het Hoofd, een tafel waarop de verschillende attributen van deze Orde zijn neergelegd en ook een Vijfarmige Kandelaar.
V:
Wat is uw leeftijd?
A:
73 Jaar.

 

Sluiting van de Grote Raad

Z\ : Zeer Doorluchtige, Zeer Uitmuntende, Zeer Verlichte Prins, hoe laat is het?
Groot-Opz
\ :
Zeer Uitmuntende, Zeer Doorluchtige, Zeer Rechtvaardige Prins, de Zon heeft de helft van zijn loop voltooid en aan het volk is Rechtvaardigheid betoond.
Z
\ :
Zeer Doorluchtige, Zeer Moedige Prins, de Raad is gesloten!
Zerubabel slaat met zijn hand vijf maal (1 + 4), hetgeen wordt herhaald door de Opzieners en alle Prinsen groeten door een hoofdknik.

Home