Rituaal voor het opnemen van Meester-Vrijmetselaren in de Afdeling van de Meestergraad
Dit is een parafrase van het rituaal zoals dat tegenwoordig gebruikt wordt. Dit rituaal dateert uit 1978.
De wanden van de kamer moeten lichtblauw gekleurd zijn; de tafels van de
Meester en de Opzieners moeten voorzien zijn van een lichtblauw kleed.
Op de tafels van de Meester en die van de Opzieners staat elk een kandelaar
met twee kaarsen. Op de tafel van de 2e Opziener liggen Passer en
Troffel. Naast elke tafel staat een staf.
In het midden van de kamer ligt een Tableau, waarop afgebeeld in de hoeken
een vlammend zwaard, een geopende passer, stromend water en vlammend vuur. In
het midden is afgebeeld een cirkel met twee vergulde punten. Ten Noorden van het
Tableau staat een urn, met daar tegenaan een Immortellenkrans, aan de zuidzijde
van het Tableau ligt een Liniaal.
Aanwijzingen
Het Teken wordt gegeven door de rechterhand, met de wijs- en de middelvinger
in V-vorm vóór de rechterschouder te brengen.
De Aanraking wordt gegeven door tweemaal achtereen de hand van de medebroeder
te schudden, met de rechter wijs- en middelvinger langs de pols gebracht.
Het applaus is 3 x 3.
In Orde staat men rechtop, de hielen aaneengesloten, de voeten haaks, de
wijs- en middelvinger van de rechterhand in V-vorm op het hart geplaatst.
Er is geen Paswoord in deze graad.
Opening
De Meester opent de werkzaamheden door aan de 2e Opziener te
vragen of de Kamer gedekt is. Als deze bevestigend heeft geantwoord vraagt de
Meester aan de 1e Opziener of deze Uitverkoren Meester is.
Het antwoord hierop luidt: De twee Punten in de Cirkel zijn mij
bekend.
Daarop moet de 1e Opziener het Teken geven en wordt naar de
verklaring van dit Teken gevraagd: De verhouding tussen mijn Broeder
en mij, onderscheiden doch ongescheiden, twee in één.
Het beginsel dat daaraan ten grondslag ligt is : doe een ander zoals gij wilt
dat u geschiedt..
De handdruk wordt verklaard door het antwoord dat broederschap en vriendschap
praktische uitingen van dit beginsel zijn.
In de geest van dit beginsel wordt vervolgens de Bouwhut geopend.
Rituele Opneming
De nieuw aan te nemen Broeder, afkomstig uit een wettige en regelmatig
geconstitueerde loge, die met meer kracht dan voorheen als Meester-Vrijmetselaar
werkzaam wil zijn in het belang van de medemens wordt binnengelaten en, met de
hand op het hart, tussen de beide Opzieners geplaatst.
Na een korte toespraak van de Meester geeft de 1e Opziener aan dat
de kandidaat de bereidheid wil tonen de weg van Uitverkoren Meester te gaan,
door twee rondgangen door de Kamer te maken. De eerste is symbolisch voor zijn
bereidheid voortdurend werkzaam te zijn, de tweede is symbool voor zijn taak in
Broederkring en samenleving.
Op de eerste rondgang draagt de kandidaat een Troffel op het hart mee. De
Mester zegt voorafgaand aan deze rondgang: Dient de medemens door in
liefde tot een hecht verband samen te voegen al degenen, die met elkaar leven en
werken.
Nadat de kandidaat de rondgang heeft voltooid neemt de Ceremoniemeester hem
de Troffel af en geeft hem een Passer.
Meester: De Passer is het werktuig, dat de Uitverkoren Meester
gebruikt om datgene wat verdeeld is, weer te verenigen en om over al waar hij
komt zijn liefde te doen uitstralen.
De kandidaat neemt de Passer, met de geopende benen recht vooruit in de
rechterhand, die hij op het hart drukt en maakt zo de tweede rondgang. Aan het
einde van deze rondgang wordt de kandidaat door de Ceremoniemeester naar de,
inmiddels geopende, deur van de Kamer geleid, waar hij wordt tegengehouden. Op
de vraag van de Meester wat de kandidaat in de profane wereld wil gaan doen
antwoordt de 1e Opziener voor de kandidaat dat deze Naastenliefde wil
betrachten, Hulpvaardigheid betonen en Verzorging brengen aan hen die dit nodig
hebben.
De Meester geeft aan dat hij voldaan is over de bedoelingen van de kandidaat
en laat hem terugkeren naar zijn plaats.
De Passer wordt de kandidaat afgenomen en na een korte pauze laat de Meester
de kandidaat vóór hem geleiden voor het afnemen van de gelofte: Ik
beloof, dat ik zal trachten mijn medemensen te behandelen, zoals ik verlang door
hen behandeld te worden. Ik beloof gehoorzaamheid aan de wetten van de Afdeling
van de Meestergraad, aan de besluiten van de Algemene Vergadering en van de
Bouwhut.
Nadat de kandidaat deze belofte heeft afgelegd neemt de Meester de kandidaat
aan met de volgende woorden: In naam van de Opperbouwmeester des
Heelals, in opdracht van de Kamer van Administratie en krachtens de macht mij
door deze Bouwhut verleend, neem ik u, Broeder ..., aan als lid van de Afdeling
van de Meestergraad.
Uitverkoren Meester is thans uw naam.
Een nieuwe band is gelegd. Moge deze band een steeds diepere betekenis voor u
krijgen.
De nieuw opgenomen Broeder krijgt het schootsvel uitgereikt, de penning
overhandigd en worden hem het Teken, de Aanraking en het Uitverkoren
Meesterwoord medegedeeld.
Daarop wordt de nieuwe Broeder in de Kolommen bekend gemaakt en wordt een
kort stuk muziek ten gehore gebracht.
Na beëindiging van de muziek wordt de nieuwe Broeder naar het Tableau geleid
waar hij zijn eerste arbeid moet verrichten. Deze eerste arbeid bestaat uit het,
geknield, verbinden van de beide Punten in de Cirkel, door middel van de liniaal
die naast het Tableau ligt. Deze arbeid wordt verklaard als het trekken van een
rechte lijn van broederhart naar broederhart.
Tot slot houdt de Redenaar een bouwstuk over de bijzondere symboliek van de
Blauwe Kamer en wordt daarna de Kamer gesloten.