Statuten Nederlandse Grootloge der Gemengde Vrijmetselarij

 
 
Heden, twaalf maart negentienhonderd twee en negentig verschenen voor mij, Mr HANS OUDENAARDEN, notaris te Rotterdam:
1. Theodorus Petrus Johannes Maria Lutkie, organisatie-adviseur, wonende te 3051 JS Rotterdam, Wilhelminalaan 26, geboren te Rotterdam op twaalf december negentienhonderd zes en veertig, ongehuwd,
2. Gerrit van Eiik, directeur, wonende te 2411 NB Bodegraven, Watersnip 41, geboren te Alphen aan de Rijn op drie en twintig november negentienhonderd zeven en veertig, gehuwd.
De comparant.en verklaarden:
Bij een op voorstel van het bestuur van na te noemen vereniging op drie en twintig februari negentienhonderd twee en negentig genomen besluit van de algemene ledenvergadering van de vereniging: ‘Nederlandse Grootloge der Gemengde Vrijmetselarij’, gevestigd te Amsterdam, (feitelijk adres Watersnip 41, Bodegraven), hierna ook te noemen: de vereniging, is besloten de statuten van de vereniging integraal te wijzigen zoals hierna bepaald.
Van voormeld besluit blijkt uit een aan deze akte gehecht exemplaar van de notulen van genoemde vergadering, uit welke notulen mede blijkt dat de comparanten gemachtigd zijn om de notariële akte van statutenwijziging te verlijden.
Ter uitvoering van voormeld besluit verklaarden de comparanten de statuten van de vereniging hierbij zodanig te wijzigen, dat zij in hun geheel komen te luiden als volgt:


STATUTEN.
NAAM, ZETEL EN DUUR.

Artikel 1.
1. de vereniging draagt de naam; ‘Nederlandse Grootloge der Gemengde Vrijmetselarij’.
2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.
3. De vereniging is thans aangegaan voor onbepaalde tijd.
4. De vereniging arbeidt sedert elf mei negentienhonderd zestig.


DOEL, LOGES.
Artikel 2.
1. De vereniging, hierna ook te noemen: “de Orde”, heeft ten doel de grondslagen te leggen voor de beoefoning van de Gemengde Vrijmetselarij en haar ontwikkeling te bevorderen.
2. Zij tracht dit doel te bereiken door het (doen) oprichten van plaatselijke afdelingen van vrijmetselaren - hierna ook te noemen “Loges”, het verstrekken van (oprichtings) Charters aan de Loges, het regelen van de onderlinge betrekkingen tussen de Orde en de Loges, tussen de Loges onderling, tussen de leden van de Loges en de Loges en tussen de leden van de Loges en de Orde. Tenslotte tracht zij dit doel te bereiken door het uitvaardigen van regels ter bevordering van haar doelstelling en het onderhouden van betrekkingen met door haar erkende andere Grootloges.
3. Loges zijn zelfstandige, plaatselijke afdelingen van leden der Orde tot bevordering van het doel der Orde. De Loges zijn volledig rechtsbevoegde verenigingen.
4. Als het Grootoosten tot het (doen) stichten van een Loge besluit, wordt aan de nieuwe Loge een zogenaamde Charter uitgereikt. De nieuw gestichte Loge wordt door of namens het Hoofdbestuur geïnstalleerd. Zij die de aanvraag tot stichting van een Loge deden, worden gewoon lid van die loge, tenzij een betrokkene anders verzoekt.
5. Elke Loge regelt zelfstandig haar inrichting en haar werkzaamheden en stelt daartoe aan de hand van door de Orde opgestelde richtstatuten en richthuishoudelijk-reglement, eigen statuten en een huishoudelijk reglement op. Statuten en huishoudelijk-reglement van een Loge bevatten tenminste de bepalingen als aangegeven in de richtstatuten en richthuishoudelijk reglement. Statuten en huishoudelijk-reglement van een Loge mogen geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met de Orde statuten of de Ordegrondwet. Alvorens statuten en huishoudelijk-reglement van een Loge in werking kunnen treden dienen deze door het Hoofdbestuur te worden goedgekeurd.
 
BOEKJAAR.
Artikel 3.
Het verenigingsjaar loopt van één juli tot en met dertig juni daaropvolgend.

LIDMAATSCHAP.
Artikel 4.
1. De vereniging kent slechts gewone leden.
2. Leden zijn zij, die als zodanig zijn toegelaten overeenkomstig het in artikel 5 bepaalde.
3. Leden kunnen slechts zijn zij die lid zijn van één der Loges als bedoeld in artikel 2 van deze statuten.
4. Het bestuur, hierna te noemen: “het Hoofdbestuur”, houdt een register waarin de namen en adressen van alle leden zijn opgenomen. De leden zijn verplicht ervoor te zorgen dat hun adressen steeds volledig bekend zijn aan het bestuur.
Artikel 5.
1. Als lid wordt men als volgt toegelaten: Twee leden van de Orde (de “Borgen”), tevens gewoon lid van één en dezelfde Loge, dragen in een daartoe gehouden ledenvergadering van die Loge een natuurlijk  persoon voor als lid van de desbetreffende Loge. Vervolgens richt het bestuur van die Loge een schriftelijk verzoek tot toelating van bedoelde persoon als lid van de Orde aan het Hoofdbestuur. Het Hoofdbestuur beslist over de toelating. Na een positieve beslissing van het Hoofdbestuur omtrent toelating als lid van de Orde, wordt de desbetreffende persoon door het bestuur van de desbetreffende Loge als lid van die Loge toegelaten. Bij niet-toelating door het Hoofdbestuur kan de algemene vergadering der Orde, hierna te noemen: “het Grootoosten”, alsnog tot toelating besluiten.
2. Het lidmaatschap van de Orde is persoonlijk en mitsdien niet overdraagbaar noch vatbaar om door erfopvolging te worden verkregen.
3. Het Hoofdbestuur regelt de practische procedure welke aan de toelating, als omschreven in lid 1 van dit artikel, dient vooraf te gaan. Deze procedure behoeft de goedkeuring van het Grootoosten.
Artikel 6.
Het Hoofdbestuur is bevoegd een lid te schorsen voor een periode van ten hoogste drie maanden, in geval het lid bij herhaling in strijd handelt met zijn lidmaatschapsverplichtingen of door handelingen of gedragingen het belang van de Orde in ernstige mate heeft geschaad. Gedurende de periode dat een lid is geschorst, kunnen de aan het lidmaatschap verbonden rechten niet worden uitgeoefend.
Artikel 7.
1. Het lidmaatschap eindigt:
a. door de dood van het lid;
b. door opzegging door het lid;
c. door opzegging namens de Orde;
d. door ontzetting.
2. Opzegging van het lidmaatschap door het lid kan slechts geschieden tegen het einde van een verenigingsjaar. Zij geschiedt door een schriftelijke kennisgeving, welke vóór de eerste dag van de laatste maand van het verenigingsjaar in het bezit van de secretaris der Orde, hierna te noemen: “de Grootsecretaris” moet zijn. Deze is verplicht de ontvangst binnen acht dagen schriftelijk te bevestigen. Indien een opzegging niet tijdig heeft plaats gehad, loopt het lidmaatschap door tot het einde van het eerstvolgende verenigingsjaar, tenzij het Hoofdbestuur anders besluit of van het lid redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
3. Opzegging van het lidmaatschap namens de Orde kan tegen het einde van het lopende verenigingsjaar geschieden door het Hoofdbestuur met inachtneming van een opzeggingstermijn van tenminste vier weken, wanneer het lid, na daartoe bij herhaling schriftelijk te zijn aangemaand, op de eerste dag van de laatste maand van het verenigingsjaar niet ten volle aan zijn geldelijke verplichtingen jegens de Orde heeft voldaan alsmede wanneer het lid heeft opgehouden te voldoen aan de vereiston welke door de statuten voor het lidmaatschap gesteld worden. Het lidmaatschap kan echter onmiddellijk worden beëindigd door het Hoofdbestuur, wanneer redelijkerwijs van de Orde niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. De opzegging geschiedt steeds schriftelijk met opgave van de reden(en).
4. Ontzetting uit het lidmaatschap kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de Orde handelt of de Orde op onredelijke wijze benadeelt. De ontzetting geschiedt door het Hoofdbestuur, dat het betrokken lid ten spoedigste van het besluit, met opgave van reden(en), in kennis stelt. De betrokkene is bevoegd binnen één maand na ontvangst van de kennisgeving in beroep te gaan bij het Grootoosten. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. Het besluit van het Grootoosten tot ontzetting zal moeton worden genomen met tenminste drie vierden van het aantal uitgebrachte geldige stemmen.
5. Wanneer het lidmaatschap in de loop van een verenigingsjaar, ongeacht de reden of oorzaak, eindigt, blijft desniettemin de jaarlijkse bijdrage voor het geheel door het lid verschuldigd, tenzij het bestuur anders besluit.
6. In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin van artikel 2:36, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, kan een lid zich door opzegging van zijn lidmaatschap niet onttrekken aan een besluit krachtens hetwelk de verplichtingen van geldelijke aard van de leden worden verzwaard, behoudens het in lid 2 van dit artikel bepaald.

GELDMIDDELEN, BALANS EN STAAT VAN BATEN EN LASTEN.
Artikel 8.
1. de geldmiddelen der Orde bestaan uit de contributies van de leden, uit eventuele verkrijgingen ingevolge erfstellingen, legaten en schenkingen en uit eventuele andere toevallige baten.
2. Ieder lid is gehouden tot het betalen van een jaarlijkse contributie, waarvan het bedrag jaarlijks op voorstel van het Hoofdbestuur door het Grootoosten tijdens de jaarvergadering wordt vastgesteld. De afdracht van de contributie geschiedt door tussenkomst van de Loge waarvan een lid van de Orde lid is, één en ander overeenkomstig het ledenbestand der Orde per dertig juni van het afgelopen boekjaar. De afdracht dient vóór één oktober daaropvolgend te zijn voldaan.
3. Het Hoofdbestuur is verplicht binnen vier maanden na afloop van het verenigingsjaar de jaarstukken op te maken. Deze bestaan uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.
4. Het Hoofdbestuur is verplicht van de vermogenstoestand zodanige aantekeningen te houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
5. Het Hoofdbestuur is verplicht de in lid 3 bedoelde bescheiden en het in artikel 11 bedoelde verslag van de kascommissie gedurende tien jaren te bewaren.

BESTUUR (“HET HOOFDBESTUUR”).
Artikel 9.
1. het Hoofdbestuur bestaat uit tenminste vijf personen, waaronder een voorzitter (hierna te noemen: “de Grootmeester”), een vice voorzitter (hierna te noemen: “de le Grootopziener”), een secretaris (hierna te noemen: “de Grootsecretaris”), een penningmeester (hierna te noemen: de Grootschatbewaarder”) en een lid (hierna te noemen; “de Grootredenaar”) die tezamen het dagelijks bestuur vormen. Het aantal bestuurders wordt vastgesteld door het Grootoosten.
2. De bestuurders worden door het Grootoosten uit haar midden  met inachtneming van het hierna in lid 3 bepaalde  benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar. Zij zijn éénmaal herbenoembaar in dezelfde functie, danwel éénmaal benoembaar in een andere functie. Zolang een vacature niet is vervuld, blijft de aftredende in functie.
De leden van het Hoofdbestuur worden steeds als zodanig in functie door het Grootoosten benoemd. Geen lid van het Hoofdbestuur heeft langer dan zes aaneengesloten jaren zitting in het Hoofdbestuur.
3. Hoofdbestuursverkiezingen vinden plaats volgens een door de Grootsecretaris bij te houden rooster. Volgens dit rooster zal in jaar één, ver(her)verkiezing plaats vinden van de Grootredenaar en de Grootschatbewaarder; in jaar twee, ver(her)verkiezing plaatsvinden van de 1e Grootopziener en de Grootsecretaris, in jaar drie, ver(her)verkiezing plaats vinden van de Grootmeester.
4. Het bij tussentijdse vacature gekozen bestuurslid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens vacature wordt voorzien regelmatig zou zijn afgetreden. Hij is terstond herkiesbaar, danwel verkiesbaar in een andere functie.
5. het Grootoosten kan een bestuurslid schorsen of ontslaan indien zij daartoe termen aanwezig acht. Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derden der geldig uitgebrachte stemmen. Een schorsing, die niet binnen drie maanden gevolgd wordt door een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn.
6. De bestuurders zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen.  Voorts eindigt het bestuurslidmaatschap door het eindigen van het lidmaatschap van de Orde. 
Artikel 10.
1. Het Hoofdbestuur is belast met het besturen der Orde. De Orde wordt vertegenwoordigd hetzij door het Hoofdbestuur hetzij door de Grootmeester hetzij door twee gezamenlijk handelende andere leden van het Hoofdbestuur.
2. Het Hoofdbestuur kan een zijner leden of een derde een al dan niet doorlopende schriftelijk[e] volmacht geven om de Orde binnen de in die volmacht omschreven grenzen te vertegenwoordigen.
3. Het Hoofdbestuur is met goedkeuring van het Grootoosten, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden, bezwaren, huren of verhuren van registergoederen, en van overeenkomsten waarbij de Orde zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor de schuld van een derde verbindt. De in de vorige volzin genoemde beperking geldt mede voor de bevoegdheid van het Hoofdbestuur tot vertegenwoordiging van de Orde terzake van genoemde handelingen.
4. Het Hoofdbestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen van zijn taak te doen uitvoeren door commissies, die door het bestuur worden benoemd. Het Hoofdbestuur besluit met gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.
5. Het Hoofdbestuur is niet bevoegd tot het aanvaarden van erfstellingen anders dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
6. Het Hoofdbestuur vergadert zo dikwijls de Grootmeester of drie andere leden van het Hoofdbestuur dit nodig achten, doch tenminste eenmaal per jaar ter voorbereiding van het verplichte Grootoosten.
7. Het Hoofdbestuur kan geen beslissingen nemen indien niet tenminste vier leden van het Hoofdbestuur aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
 
ALGEMENE VERGADERING (“GROOTOOSTEN”).
Artikel 11.
1. Binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar wordt een jaarvergadering, (hierna ook te noemen: “gewoon Grootoosten”), gehouden. Het Hoofdbestuur brengt in deze vergadering zijn jaarverslag uit en doet, onder overlegging van de jaarstukken, rekening en verantwoording van zijn in het afgelopen boekjaar gevoerd bestuur.
2. Het Grootoosten bestaat uit afgevaardigden die door en uit de gewone leden van de Loges worden gekozen in de jaarlijkse algemene ledenvergadering van die Loges. Per Loge worden ten hoogste drie afgevaardigden gekozen (onder wie qualitate qua de Voorzittend Meester van elke Loge), met uitzondering van het geval waarin een afgevaardigde wordt benoemd tot Hoofdbestuurslid der Orde; alsdan zal de algemene ledenvergadering.van de desbetreffende Loge een opvolgend afgevaardigde kiezen. Iedere afgevaardigde stemt in het Grootoosten zonder last, naar vrije overtuiging.
3. Het Grootoosten benoemt jaarlijks, doch uiterlijk dertig dagen vóór de jaarvergadering, een commissie van tenminste twee afgevaardigden, die geen deel mogen uitmaken van het Hoofdbestuur, tot onderzoek van de rekening en verantwoording over het lopende casu quo laatstverstreken boekjaar. De commissie brengt op het gewoon Grootoosten verslag uit van haar bevindingen. Vereist het onderzoek bijzondere boekhoudkundige kennis dan kan de commissie zich door een deskundige doen bijstaan.
4. Het bestuur is verplicht aan deze commissie alle door haar gewenste inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de kas en de waarden der Orde te vertonen en inzage van de boeken en bescheiden der Orde te geven.
5. Goedkeuring door het Grootoosten van het jaarverslag en de rekening en verantwoording strekt het Hoofdbestuur tot décharge.
6. Indien de goedkeuring van de rekening en verantwoording wordt geweigerd, benoemt het Grootoosten in die vergadering een andere commissie bestaande uit tenminste drie afgevaardigden, welke een nieuw onderzoek doet van de rekening en verantwoording. Deze commissie heeft dezelfde bevoegdheden als de eerder benoemde commissie. Binnen zes weken na de benoeming brengt zij aan het Grootoosten verslag uit van haar bevindingen. Wordt ook dan de goedkeuring geweigerd dan neemt het Grootoosten al die maatregelen welke door haar in het belang van de Orde nodig geacht worden.
Artikel 12.
1. Een Grootoosten wordt bijeengeroepen door de Grootsecretaris van het Hoofdbestuur, met inachtneming van een termijn van tenminste vier weken. De bijeenroeping geschiedt door een aan alle afgevaardigden te zenden schriftelijke mededeling of door een mededeling in het vanwege de Orde uitgegeven orgaan. De oproeping vermeldt de dag, plaats en uur van het Grootoosten alsmede de te behandelen onderwerpen.
2. Behalve de in artikel 11 bedoelde jaarvergadering, zal een vergadering (hierna ook te noemen: “buitengewoon Grootoosten”) worden gehouden zo dikwijls het Hoofdbestuur zulks wenselijk acht, alsmede zo dikwijls zulks schriftelijk met opgave van de te behandelen onderwerpen wordt verzocht door tenminste negen afgevaardigden.
3. Na ontvangst van een verzoek als in lid 2 bedoeld is het Hoofdbestuur verplicht tot bijeenroeping van een Grootoosten op een termijn van niet langer dan vier weken. Indien aan het verzoek tot bijeenroeping binnen veertien dagen nadat dit door het Hoofdbestuur werd ontvangen, geen gevolg wordt gegeven, zullen de verzoekers zelf tot die bijeenroeping kunnen overgaan op de wijze waarop het Hoofdbestuur bijeenroept.
Artikel 13.
1. Alle afgevaardigden met uitzondering van afgevaardigden die als lid der Orde geschorst zijn, hebben toegang tot het Grootoosten en hebben daar ieder één stem. Iedere afgevaardigde is bevoegd zijn stem te doen uitbrengen door een schriftelijk daartoe gemachtigde andere afgevaardigde. Een afgevaardigde kan ter vergadering ten hoogste twee andere afgevaardigden vertegenwoordigen. De volmachten dienen voldoende duidelijk omschreven te zijn, zulks ter beoordeling van de voorzitter van de betreffende vergadering. De leden van het Hoofdbestuur hebben een raadgevende stem, met uitzondering van het lid van het Hoofdbestuur dat optreedt als voorzitter der vergadering in het in lid 4 bedoelde geval; alsdan heeft dit Hoofdbestuurslid stemrecht.
2. Een eenstemmig schriftelijk besluit waaronder begrepen een besluit per telex, telegram of telefax) van alle afgevaardigden, ook al zijn deze niet in een vergadering bijeen, heeft, mits met voorkennis en toestemming van het Hoofdbestuur genomen, dezelfde kracht als een besluit van een Grootoosten. Een dergelijk besluit wordt door de Grootsecretaris aangetekend in het notulenboek, terwijl er melding van wordt gemaakt tijdens het eerstvolgende Grootoosten.
3. Stemming over zaken geschiedt mondeling tenzij één vierde gedeelte der aanwezige of vertegenwoordigde afgevaardigden een geheime stemming verlangt. Over personen wordt schriftelijk gestemd. Het aannemen van voorstellen bij acclamatie is mogelijk, mits dit geschiedt op voorstel van de voorzitter der vergadering en geen der afgevaardigden zich daartegen verzet.
4. Over alle voorstellen betreffende zaken wordt beslist bij gewone meerderheid der uitgebrachte stemmen, voorzover de statuten niet anders bepalen. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
Bij stemming over personen is hij gekozen, die de gewone meerderheid der uitgebrachte stemmen op zich heeft verenigd. Indien niemand die meerderheid heeft verkregen wordt een tweede stemming gehouden tussen de personen, die het grootste aantal der uitgebrachte stemmen hebben verkregen en is hij gekozen, die bij die tweede stemming de meerderheid der uitgebrachte stemmen op zich heeft verenigd. Indien bij die tweede stemming de stemmen staken beslist de voorzitter der vergadering. Onder stemmen worden in dit artikel verstaan geldig uitgebrachte stemmen; niet in aanmerking komen blanco en met de naam van de stemmende afgevaardigde ondertekende stemmen.
5. Een ter Grootoosten door de voorzitter dier vergadering uitgesproken oordeel dat een besluit is genomen, is beslissend. Indien echter onmiddellijk na het uitspreken van dit oordeel de juistheid daarvan wordt betwist, vindt een nieuwe stemming plaats; wanneer de meerderheid der vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit vraagt.
Artikel 14.
1. De Grootmeester leidt de vergaderingen. Bij zijn afwezigheid of ontstentenis worden de vergaderingen geleid door de 1e Grootopziener. Bij afwezigheid of ontstentenis van laatstgenoemde, zal een der andere Hoofdbestuursleden volgens maçonnieke hiërarchie de vergaderingen leiden. Wordt ook op deze wijze niet in het voorzitterschap voorzien, dan voorziet het Grootoosten hierin zelf.
2. Van het ter Grootoosten verhandelde worden door de Grootsecretaris of door een door de voorzitter ter vergadering aangewezen afgevaardigde notulen gehouden. De notulen worden op het eerstvolgende Grootoosten vastgesteld en ondertekend door de Grootmeester, Grootsecretaris en Grootredenaar.
3. De Grootsecretaris draagt er zorg voor dat uiterlijk bij de convocatie voor het eerst volgend Grootoosten de concept notulen ter kennis zijn gebracht van de Hoofdbestuursleden en afgevaardigden die ter Grootoosten aanwezig waren en de afgevaardigden die ter komend Grootoosten zijn uitgenodigd. 
 
HUISHOUDELIJK REGLEMENT (“ORDEGRONDWET”).
Artikel 15.
1. het Grootoosten kan bij huishoudelijk reglement (hierna te noemen: “Ordegrondwet’) nadere regels geven omtrent het lidmaatschap, de introductie, het bedrag der contributies en entreegelden, de werkzaamheden van het Hoofdbestuur, de vergaderingen, de wijze van uitoefening van het stemrecht, het beheer en gebruik van het gebouw casu quo de gebouwen der Orde en alle verdere onderwerpen, waarvan de regeling haar gewenst voorkomt.
2. Wijziging van de Ordegrondwet kan geschieden bij besluit van het Grootoosten indien dit schriftelijk wordt verzocht door ten minste negen afgevaardigden, danwel door het Hoofdbestuur.
3. de Ordegrondwet zal geen bepalingen mogen bevatten die afwijken van of die in strijd zijn met de bepalingen van de wet of van de statuten, tenzij de afwijking door de wet of de statuten wordt toegestaan.
 
STATUTENWIJZIGING.
Artikel 16.
1. Wijziging van de statuten kan slechts plaats hebben hetzij op voorstel van het Hoofdbestuur hetzij op voorstel van negen afgevaardigden, welk voorstel schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet worden aanhangig gemaakt en voorts na een besluit van een Grootoosten, waartoe werd opgeroepen met de mededeling dat daarin wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
2. Zij, die de oproeping tot een Grootoosten ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen voor de dag der vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging(en) woordelijk is (zijn) opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de afgevaardigden ter inzage leggen tot na afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
3. Tot wijziging van de statuten kan slechts worden besloten door een Grootoosten met een meerderheid van ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste drie vierden van het aantal afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd is.
4. Bij gebreke van het quorum kan ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde afgevaardigden tot statutenwijziging worden besloten op een volgende, ten hoogste twee maanden na de eerste, te houden vergadering, met een meerderheid van drie vierden van het aantal uitgebrachte stemmen.
Artikel 17.
1. De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Ieder der Hoofdbestuurders is bevoegd om de akte van statuten wijziging te verlijden.
2. De Hoofdbestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neder te leggen ten kantore van de Kamer van Koophandel en Fabrieken binnen welker gebied de vereniging haar woonplaats(zetel) heeft.
3. het Hoofdbestuur draagt er voor zorg dat een wijziging van de Statuten binnen de Orde wordt bekend gesteld.
Artikel 18 . Een bepaling dezer statuten, welke de bevoegdheid tot wijziging van één of meer andere bepalingen beperkt, kan slechts worden gewijzigd met inachtneming van gelijke beperking.

ONTBINDING EN VEREFFENING.
Artikel 19.
1. Behoudens het bepaalde in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de Orde ontbonden:
(i) indien het aantal onder haar ressorterende Loges is gedaald tot minder dan drie;
(ii) door een besluit daartoe van een Grootoosten genomen met ten minste twee derden van het aantal geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste drie vierden van de afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd is.
2. Bij gebreke van het in lid 1 sub (ii) van dit artikel bedoelde quorum kan ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde afgevaardigden tot ontbinding worden besloten op een volgende, ten minste twee maanden na de eerste te houden vergadering, met een meerderheid van drie vierden van het aantal uitgebrachte stemmen.
3. Bij de oproeping tot de in de leden 1 sub (ii) en 2 van dit artikel bedoelde vergaderingen wordt medegedeeld dat ter vergadering zal worden voorgesteld de Orde te ontbinden.
4. Indien bij een besluit tot ontbinding te dien aanzien geen vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door het Hoofdbestuur.
5. Een eventueel batig saldo zal worden aangewend voor door het Grootoosten te bepalen zodanige doeleinden als het meest met het doel der Orde overeenstemmen.
6. Na de ontbinding blijft de Orde voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de Orde uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden “in liquidatie”.  
7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden Orde gedurende tien jaar berusten onder de jongste vereffenaar. 
Tenslotte verklaarden de comparanten dat per het van kracht worden van de onderhavige Statuten de bij de Orde aangesloten Loges niet meer geacht worden lid van de Orde te zijn, terwijl per hetzelfde moment geacht worden lid van de Orde te zijn alle personen die ten tijde van het ondertekenen van deze akte lid zijn van de onder de Orde ressorterende Loges.
 
De comparanten zijn mij, notaris, bekend.
 
WAARVAN AKTE,
welke in minuut is opgemaakt is verleden te Rotterdam op de dag aan het begin van deze akte vermeld.  
Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte aan de comparanten hebben deze eenparig verklaard van de gehele inhoud daarvan te hebben kennisgenomen en op volledige voorlezing daarvan geen prijs te stellen. Onmiddellijk na haar beperkte voorlezing is deze akte door de comparanten en mij, notaris, ondertekend.  (w.g.): T.P.J.M. Lutkie, G.van G. van Eijk, H. Oudenaarden.