Geheimzinnigheid
De teksten van de ritualen zijn een van de grootste geheimen van de
vrijmetselarij. Mensen die die teksten naar buiten brengen worden door de Orde
en haar leden nog steeds bestempeld als 'verraders'. De geheimhoudingsplicht in de gelofte die de kandidaten moeten afleggen
luidt op dit moment als volgt: "Ik beloof (…) gelet op het karakter van
de Orde als besloten vereniging te zullen eerbiedigen hetgeen mij als lid
van de Orde wordt toevertrouwd."
De leerling wordt bij zijn aanneming het, geheime, herkenningsteken
(het symbolisch de keel afsnijden) als volgt uitgelegd: "dit zou duiden
op dat gedeelte van de aloude eed der Vrijmetselaren waarin zij verklaarden
zich liever de keel te laten afsnijden, dan ontrouw te zijn aan het geheim
der Vrijmetselarij".
De gezel krijgt bij zijn bevordering te horen dat zijn teken (het
symbolisch het hart uitrukken) "zou duiden op dat gedeelte van de eed waarbij
zij getuigden zich liever het hart uit van onder de linkerborst zouden
zien gerukt, dan ontrouw te zijn aan het geheim der Vrijmetselarij".
Het Meesterteken, zo krijgt de meester bij zijn verheffing te horen,
zou duiden op dat gedeelte van de eed, waarin vrijmetselaren getuigden
zich liever het lichaam in tweeën gedeeld te zien, dan ontrouw te
worden aan het geheim. Overigens wordt bij deze verheffing ook een andere
verklaring voor deze drie tekens gegeven.
In enkele oudere ritualen van verschillende vervolggraden waren
de straffen die in oudere ritualen stonden op het bekendmaken van de geheimen
nog kleurrijker:
De 6e Graad van de Schotse Ritus, Geheimschrijver kende
als sanctie: ‘dat mijn lichaam wordt opengesneden, mijn ingewanden eruit
gerukt, mijn hart verscheurd en dat het geheel als prooi voor de wilde
dieren wordt gesmeten’.
Bij de 10e Graad (Uitverkorene der Vijftien) werd de
overtreder volgens de gelofte "van voren verticaal en horizontaal opengesneden
om gedurende 8 dagen in de openlucht te worden blootgesteld, zodat zijn
ingewanden ten prooi zouden vallen aan vliegen, muggen en andere insecten",
gevolgd door onthoofding, waarop het hoofd op de hoogste plaats ter wereld
werd tentoongesteld.
In de elfde Graad (Verheven en Uitverkoren Ridder) stond de overtreder
vierendeling te wachten en de verafschuwing aan zijn herinnering als die
van een bedrieger.
Bij het verkrijgen van de 18e Graad (Souverein Prins
van het Rozenkruis) moest de Ridder geheimhouding beloven op straffe van
"voor immer te worden uitgesloten van het Woord, van voortdurend in duisternis
te moeten verblijven waar een golf van water en bloed onophoudelijk uit
mijn lichaam stroomt, van te moeten lijden onder heftige zielesmart, van
geen ander drinken te krijgen dan gal en azijn en van als hoofddeksel de
scherpste doorns moeten dragen".
Maar ook tegenwoordig nog worden loslippige vrijmetselaars met niet
mis te verstane straffen bedreigd. In een van de vervolggraden, de Royal
Ark Marinergraad, die ook in Nederland wordt beoefend, luidt in de gelofte
de strafbepaling op het onthullen van de geheimen van die graad: "dat mijn
ribben zullen worden gebroken en dat ik zal ondergaan in het water en van
het aangezicht van de aarde zal verdwijnen." De tekst van dit rituaal dateert
uit 1994.