27e Gr\
Commandeur van de Tempel
Uit: The Intermediate Degrees 19° - 29°, 1982.
The Lodge is called a Sovereign Court and is decorated in red
with black pillars. On each pillar is a bracket holding a light. In the centre
of the ceiling is a candelabrum of 27 lights in three tiers, 12 in the lowest
tier, 9 in the middle and 6 in the top. Mound the Court are placed 27 lights in
a circle.
The presiding officer is called the Most Puissant and stands
in the East. He wears a white robe with an ermine-lined red cloak, and a white
collar, edged in red, from which hangs the jewel of the degree. This collar is
decorated with two Commander’s crosses at each end. He also wears a crown with
points. Above the head of the Most Puissant is a red canopy strewn with black
tears. In front of him is a table on which is a drawn sword and a Gospel. The
Tracing Board in the centre is called the ‘Court’.
There are two Wardens in the west and they, and the remainder
of the brethren, who stand in a circle, are called Sovereign Commanders. They
wear their normal clothing, which should be black, with aprons and gloves.
(Early rituals added swords and hats with a white plume to the Sovereign
Commanders’ dress.) The apron of the degree is red, backed with black, and on
the flap the symbol of the degree, a cross surrounded by a wreath of laurel. The
gloves are white edged and backed with red. The sash worn by the Sovereign
Commanders is white, edged in black, and hangs from the right shoulder to the
left hip. The Jewel of the degree, a golden triangle with the Sacred Word in
Hebrew in the centre, hangs from the sash.
Whenever the Sovereign Court is opened, all present renew
their obligation on the Gospel.
There is no legend to the degree and its sole object is the
raising of the Prince of Mercy to the rank of Sovereign Commander of the Temple.
It teaches no lesson, other than that whoever reaches its eminence is in a
position of power and responsibility. The Candidate is brought into the Court
blindfolded wearing only his shirt and trousers, and with his hands bound.
During the initiation ceremony, until the end of the obligation no one except
the Most Puissant speaks.
The Candidate is led into the Court and there is a long pause
for meditation. He is then taken three times around the Tracing Board and made
to kneel. All the Sovereign Commanders lift him up and carry him over it. The
Most Puissant fires a pistol (most alarming for a blindfolded man) and the
Candidate’s arms are untied. The Most Puissant says ‘I release you from the yoke
of obedience to men. Henceforth you will no longer submit to any brother. All
will respect you and it is only those in our Sovereign Court who equal you.
Still blindfolded, the Candidate is helped to dress by the
Wardens. The Most Puissant fires another shot, the blindfold is removed and the
Candidate takes an obligation. He is then decorated and entrusted, and a crown
of laurel is placed upon his head. The catechism follows. In this catechism, the
degree ceremony an& the tracing board have their symbolic meaning explained.
Most of the wording is strongly Christian in character. Towards its end,
however, it reverts to the Old Testament by referring to the chest on the
tracing board as the place where the key of the Temple is deposited, with its
guardians being the Sovereign Commanders of the Temple.
Key to the 27°
Tracing Board (or Court)
1. The Great Light of two Triangles and a Blazing Star,
symbolizing the Trinity.
2. The Cross of the Degree.
3. Crown of Laurel, symbolizing merit and heroism.
4. The Cross of Sovereign Commanders of the Temple.
5. The Chest, guarded by Sovereign Commanders, where the Key of the Temple is kept.
Deze tekst komt uit het boek
Maçonnieke Beschouwingen van A. van Leeuwen (1949).
Meestentijds veronderstelt men dat de 28ste graad direct afstamt van de
roemruchtige Ridder-Orde der Tempelieren. Deze opvatting schijnt te zijn
ontstaan door de ideeën van de vermaarde Ridder Ramsay, die bepaalde bedoelingen
met de Orde nastreefde en de hogere graden heeft getracht te militariseren,
hetgeen hem wel niet gelukt is, doch hetgeen wel zijn sporen heeft nagelaten. In
de Maçonnieke Encyclopaediën van Macoy en Mackey wordt het vermeende verband met
de Tempelieren evenwel positief afgewezen. Beide autoriteiten refereren aan een
uitspraak van Vassal, waarin deze zegt dat de 28ste graad van RidderCommandeur
van de Tempel nauwelijks verdient te zijn opgenomen in de serie graden der O\&
A\S\Ritus,
omdat er geen ritus, geen inwijdingsceremonie, noch enige mythe of allegorie in
zijn te vinden. Vassal was van mening dat het slechts een geïnterpoleerde graad
zou wezen, bedoeld om een hiaat op te vullen en om een overigens welverdiende
eer te bewijzen aan de nagedachtenis van de ten rechte zo beroemde Orde der
Tempelieren.
Kabalistisch en esoterisch geïnterpreteerd kan dit niet geheel juist wezen. De
plaats van deze graad is in het BoomSchema duidelijk gedefinieerd en bepaald
als de 1ste van het zestal Godgraden. Wij zullen trachten dit te bewijzen door
een vergelijking met een ander stelsel van occultisme. In de esoterische
wijsbegeerte van de Hindu-Arische Vedanta vindt men duidelijke verwijzingen naar
een hoogste fase van bewijstzijnsontplooiing, welke wij zeer beknopt zullen
beschrijven.
De geleerdste en bestgeïnformeerde commentator van het esoterisch Buddhisme,
die ook nu nog steeds geldt als een onbetwiste autoriteit, is de grote wijsgeer
Rshi Aryasangha. Deze toonde overtuigend aan, dat de Heer Buddha aan Zijn
discipelen de Weg leraarde tot BovenMense1ijke ontwikkeling. Tot de beroemdste
leerreden van de Buddha, welke in het Mahayanastelsel hogelijk wordt vereerd en
in talloze kloosters voortdurend wordt gereciteerd en uitgelegd, behoort de zg.
Prajna-Paramita-Sutra, welke meer bekend is als de Diamanten Sûtra. Daarin is de
dialoog opgenomen tussen de Heer Buddha en Zijn discipel Subhuti, die namens een
groep jongeren de Leraar een vraag stelt. In deze dialoog blijkt duidelijk, dat
deze leerlingen allen reeds de hoogste fase van menselijk-geestelijk bewustzijn
hadden verworven.
In de Hindu-esoterische terminologie uitgedrukt: zij waren
allen Arhans. Aan deze geestelijk zo hoogstaande Bhikku’s zegt het Buddha, dat
het hun dure plicht is om tot Bovenmenselijke sferen van het universele Leven op
te stijgen, bewustzijnfasen te ontplooien, welke in het Mahayana worden
aangeduid als Chohan en Boddhsattva.
Aan deze verheven discipelen leerde de Heer Buddha als voorbereiding en als
onmisbare vereisten, het verwerven van de zes Goddelijke Deugden, de zg.
Paramita’s. De volgorde waarin dit zestal Deugden gegeven wordt, is
verschillend, naarmate het betoog de nadruk legt op een ander aspect van
ontwikkeling. Dit spreekt wel haast vanzelf, omdat er geen kwestie is van enige
rangordening. Alle Paramita’s zijn even verheven, even edel, even noodzakelijk
en even heilig. De op een bepaalde moment gegeven volgorde is louter een kwestie
van temperament of van de aard van het gestelde Ideaal.
Dit Bovenmenselijk Ideaal is nl. drievoudig van aard en bestaat in het verwerven
van de mystieke Gewaden (dat zijn Bewustzijnstoestanden) van een Nirmana-Kaya,
een Dharma-Kaya of Shamboga-Kaya. Het is onmogelijk om op deze begrippen diep in
te gaan, aangezien zulks ons zou voeren tot zeer mystieke en abstracte
bespiegelingen. Wij mogen volstaan met te constateren dat in het MahayanaBuddhisme het Ideaal van de Nirmana-Kaya prevaleert, terwijl in de Esoterische
Maçonnerie ,,waarschijnlijk” het Dharma-Kaya als het allerhoogste Ideaal zou
worden nagestreefd.
Teneinde althans enig begrip te geven van
het subtiele onderscheid tussen deze begrippen wil ik, onder alle voorbehoud
van onvolledigheid, de volgende gebrekkige vergelijking geven. In een bepaald
opzicht verhouden de 3 hierboven genoemde aspecten zich als de Ideale Leraar tot
de Ideale Strijder en tot de Ideale Leider. Het overwegend contemplatief mystiek
Buddhisme neigt uiteraard tot het Ideaal van de Goddelijke Leraar, de
Wereldheiland, de Verlosser. Het Ideaal van de Vrijmetselarij, met zijn verering
voor Ridderdeugden, is meer in de richting van de Ideale Strijder, de
Chevalier sans peur et sans reproche, de Strijder voor
Ridderlijkheid, Recht, Waarheid, Schoonheid en Vrijheid.
In de ceremonie der Installatie wordt de
nieuwe Ridder-Commandeur gezegd, dat vijf deugden hem moeten sieren, nl.
Nederigheid, Matigheid, Kuisheid, Edelmoedigheid en Eergevoel. Zij worden
symbolisch aangeduid door de vijf Lichten, welke staan op de 4 hoekpunten en het
midden van een Teutoons Kruis op de Ronde Tafel, gedurende de bijeenkomst in
het Kapittel.
De allerbelangrijkste deugd wordt dan
evenwel niet vermeld, omdat deze als het ware het alomvattend beginsel en het
éne Licht is van alle vijf lampen. Juist deze hoogste deugd was het waarvoor de
verschillende Ridderorden werden gesticht, nl. Dienst aan de lijdende mensheid.
Dit was het motief van Hugo de Payens, dit van de Hospitaalridders, van de
Maltezer-Orde, van de Ridders van de Heilige Maagd, en alle andere Orden. Do
geestelijk groeiende mens kan niet anders dan tot diep in zijn ziel geroerd
worden door het leed dat hij om zich heen aanschouwt en, waar zijn edel hart vol
erbarmen en mededogen is, wil hij zich inspannen en zich offeren om te pogen dit
leed te verzachten.
Dit is inderdaad de eerste der Paramita’s:
Dana, hetgeen meestal vertaald wordt met Mededogen of Barmhartigheid. Soms hoort
men wel eens beweren, dat een Occultist hardvochtig moet wezen en blind voor
het leed van de wereld, omdat bij anders zou worden afgeleid, terwijl zijn taak
eist, dat hij zich geheel en al concentreert op het bereiken van zijn ideaal.
Soms citeert men daarvoor het vers uit ,,Licht op het Pad”, dat luidt: ,,Aleer
de ogen kunnen zien, moeten zij verleerd hebben tranen te storten”. Maar dit is
het gevolg van een geheel verkeerde opvatting. Met is geen medelijden, dat
vereist wordt, doch mededogen en dat is heel wat anders. De onwetende mens
blijft meestal staan bij medelijden en vaak belet hem dit om effectief te
helpen. Alle Yogaboeken, zonder enige uitzondering, verkondigen dat
Barmhartigheid of Mededogen de Eerste en meest belangrijke stap is op de Ladder
naar Bevrijding. In de ,,Stem van de Stilte” wordt ons nadrukkelijk
voorgehouden: ,,Indien men tot U zegt, dat om Arhan te worden, gij op moet
houden alle wezens lief te hebben, zo antwoordt hen, dat dit een leugen is”.
De Mystieke Ladder met zes sporten
(eigenlijk zeven, want de 33ste graad moet tenslotte ook verworven worden) rust
met zijn beide stijlen in de Mensenwereld. De allereerste sport heet
,,Gerechtigheid” (Justitia) en om het Recht (Dharma) te herstellen. wanneer
onrecht (Adharina) in de wereld heerst, komen de Heilanden der Mensheid op aarde
in een stoffelijk omhulsel. En daarom heten deze Groten van ouds de Meesters van
Mededogen of Meesters van Barmhartigheid. In de negen Zaligsprekingen van
Christus, welke Hij uitspreekt vóór de Bergrede, voorspelt Hij voor elke
toestand een bepaalde beloning. Maar bij de middelste, dat is dus de vijfde
zaligspreking, zegt de Leerar: ,,Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal
barmhartigheid geschieden” In dit ene geval zijn actie en reactie dezelfde. Dan
is de mens in het middelpunt en iedere straal welke van hem uitgaat en de
cirkelomtrek van zijn wereld treft, zal naar het middelpunt teruggekaatst
worden. Daarom is dit het punt, waarvan geen Meester-Metselaar kan afwijken. Met
is het Punt van Dana, Barmhartigheid.
Het Pad,
waarmede deze graad in de Boomglyphe wordt verzinnebeeld, de basis van de
Sephirotische Driehoek in de Olam ha’Atziluth, is als het ware de Drempel van
het Hemels Jerusalem. Niemand kan daar binnentreden zonder eerst zijn voet op
die drempel te zetten. De naam van die drempel is de eerste der Paramitadeugden:
Barmhartigheid. Het Heilige Woord van deze graad is hetzelfde als van de graad
van de Souvereine Ridders van het Rozekruis van Heredom, doch de afzonderlijke
letters van dat Woord worden nu gebruikt als beginletters van een andere serie
woorden welke tesamen een mystieke zin vormen, waarin het doel van de arbeid van
een Ridder-Commandeur van de Tempel op een schone wijze zijn samengevat.
Rituaal voor de Graad van Groot-Commandeur van de
Tempel (nederlands,
2e helft 19e eeuw).
Grand Commander of the Temple (Amerikaans, 1835).