25e Gr\ Ridder van de Koperen Slang
Uit: The Intermediate Degrees 19° - 29°, 1982.
This degree dates from the second half of the XVIII century,
but there is no evidence that it had developed into a complete ceremony until
early in the XIX century. Its legends, however, date from its earliest days.
Deze tekst komt uit het boek
Maçonnieke Beschouwingen van A. van Leeuwen (1949).
The lesson of the degree is that man’s life must depend on
others, and that alone he can do little. This same lesson of mutual assistance
is taught in both the legends on which the degree is based. The first legend
refers to the Biblical story (Numbers 21, v .6-9) of how Moses used a brass
serpent to cure the Israelites when they had been punished by God with a plague.
There is no historical evidence for the second legend, though the similarity of
the story with the history of the Knights Hospitallers is obvious.
The lodge is called the Court of Sinai and is hung with red.
It is lighted with a single light. Above the throne in the east is a
transparency in the centre of which is a Burning Bush, with the name of Jehovah
on a triangle in its middle. On the floor of the Court is a truncated cone up
which a man can climb. It represents Mt. Sinai and its top must be large enough
for the Candidate to stand on it. When there is an initiation, a brass model of
a serpent is placed there.
The presiding officer is a Very Puissant Grand Master. His
two Wardens are Ministers. The orator is called the Pontiff and the secretary is
the Grand Engraver. There is also a Treasurer, an Examiner and a Traveller. All
the brethren are Knights and wear swords and a red ribbon on which are
embroidered the words ‘Virtue and Courage’. The jewel of the degree, hanging
from the ribbon, is a brass serpent around a golden rod which ends in a tau
cross.
The Candidate, who is a Prince of the Tabernacle, is put in a
Chamber of Reflection on his arrival. Here, he has his shoes removed and he is
loaded with chains. He asks to be allowed to reach the mysterious mountain. On
his admission to the Court, the Very Puissant tells him that a terrible disease
has struck and, looking round, he can see that the brethren are in the posture
of sick men. The Candidate is told that he can cure them. He tries to climb up
the model mountain but his chains prevent him. The Very Puissant explains that
he must ask for a branch of the Euphorbia tree, as this plant has the power to
break metal. When he is given the branch, he strikes his chains and they are
removed. He climbs to the top of the mountain and there finds the brass serpent.
He is then told to return to the ground and made to fix the serpent on a tau
cross which is at the end of a long rod. He carries this around the Court and
all the brethren at once stand up, restored to health.
The Candidate is obligated and entrusted. A Historical
Address follows. This starts with the Biblical story of Moses curing the
Israelites in the wilderness, and it is explained that this has become a
tradition handed down until the time of the Crusades. The Address then tells how
some Crusaders, after the capture of Jerusalem by the Saracens, withdrew into
the desert and settled near Mt. Sinai. Their leader was a John Raph (or Rapha,
which in Hebrew means ‘to cure’). As these Knights knew of the tradition of
Moses and the serpent of brass, they took the name of Knights of the Brazen
Serpent. Their duties were to protect the pilgrims on their way to the Holy Land
and to rescue from slavery those captured by the Infidels. Others of the Knights
spent their time seeking herbs suitable for medicines or in pious duties.
Eventually all the Knights moved to Scotland where they formed the 25° of the A.
& A. Rite.
A catechism on the same theme as the Address, to impress the
story on the Candidate, concludes the degree.
Key to the 25°
Transparency
1. A Brass Serpent hanging around a Tau Cross.
2. The single Candlestick which lights the Court of Sinai
3. The Burning Bush, with a triangle in its Centre enclosing the Hebrew letters, Yod, He, Vau, He.
4. A Crusader’s Sword.
Indien onze op de Kabalistische esoteriek steunende analyse
van het Graden-systeem van de O\ & A\
S\ Ritus juist is, moet het karakter
van deze 25ste graad worden getypeerd als: Barmhartigheid. Dit is de Goddelijke
deugd ,,par excellence”! Het is veel edeler en schoner dan liefdadigheid of
Edelmoedigheid. Deze beiden kunnen eventueel redelijk gemotiveerd en verklaard
worden. Barmhartig is echter altijd volledig, spontaan en bovenrationeel.
Barmhartig kan alleen de goede mens zijn. Liefdadig en edelmoedig kan ook een
schelm nog wel eens wezen, vooral wanneer hij daarin een voordeel ziet.
Barmhartigheid beperkt zich niet tot de medemens alleen, doch breidt zich uit
over alle schepselen, zelfs de ongeziene in de niet-objectieve werelden.
Barmhartigheid vraagt niet naar goed of kwaad, want de waarachtig barmhartige
kan zelfs de Satan aan zijn hart sluiten.
Dit Pad verbindt in ons Schema het Hart van het
Gradenstelsel der O\ & A\S\
Rite met de Kroon van alle Sephiroth; Kether, de Allerhoogste, de Openbaring van
het Absolute, van Ain-Soph-Agur. dat is Parabrahman, Mahadewa, het onpeilbare
Tat. De Sephira Tiphareth, waar dit Pad van Barmhartigheid zijn beginpunt heeft,
is een Slangen-Centrum, hetwelk overeenkomt met de letter Sameek, hetgeen Slang
betekent en ook Centrum, zoals wij zagen.
Hier is de Sleutel van het Mysterie waarom de Slang, het
sluwe en vergiftige dier, dat ,,Listiger was dan alle gedierte des velds,
hetwelk Jahwe gemaakt had” (Gen. III: 1) opgeheven en getransformeerd kan worden
tot de gevleugelde en gekroonde Slang, de Seraph, de Hoogste der Goddelijke
Aarts-Engelen, wanneer Hij door de kracht der Liefde (Koper) wordt verhoogd op
het Kruis van Smart (het Tau-Kruis) en dan aan alle zondaars en zondaressen
vergeving en genezing schenkt.
Het rituaal en de symbolen in deze graad zijn uitgesproken
asirosophisch. In de rituele bekleding zien wij 3 Sterren: Antares (in het
sterrebeeld Taurus), Aldebaran (in het sterrebeeld Scorpio) en Sirius (in het
sterrebeeld Orion). Voor deze laatste wordt ook wel gegeven Fomalhaut, de
grootste ster (a) in het Sterrebeeld Pisces Australis, dat alleen in de eerste
helft van het jaar boven de Parijse kim zichibaar is. Verder de constellaties
Taurus en Orion. De beide over de borst gekruiste bandelieren, respectieveijik
donkerriood voor Taurus en wit voor Orion, dragen de Sephirotische namen Geburah
(Gerechtigheid) en Aun (Rechtschapenheid).
Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn hier over de
riten zelf iets te openbaren. Daarom moeten wij volstaan met slechts enkele
opmerkingen. De Inwijdings-ceremonie is, qua symbolische rite, tamelijk sober,
maar de verschillende toespraken zijn zeer uitvoerig. De candidaat wordt
achtereenvolgens in drie vertrekken gebracht en daar (schijnbaar) alleen
gelaten. Hem wordt dan gevraagd om diverse teksten uit een voor hem liggend
boek te lezen en zijn reacties op het gelezene te geven. Deze vertrekken heten
respectievelijk: het Huis der Aarde, het Huis der Planeten, het Huis van de Zon
en de Maan en het Huis van het Licht. Dit laatste vertrek is de eigenlijke
Loge-zaal, het Beth ha’Aour, waar de leden (Akals) de candidaat, die de mystieke
naam Ismaeli draagt, opwachten.
In de Amerikaanse Jurisdictie geschiedt de opening van een
Synode zeer plechtig en zonder dat er één woord wordt gesproken, hetgeen
blijkbaar zeer indrukwekkend kan zijn. Het (waarschijnlijk door de Gr\Mr\
Albert Pike ontworpen) inwijdings-rituaal belooft aan de candidaat de openbaring
van Esoterische Geheimenissen, welke verborgen zijn voor het profane verstand
achter de sluiers van Mythen en Legenden. De letter doodt, de Geest maakt
levend!
Deze tweevoudigheid is de zinnebeeldige betekenis van de
Oud-Testamentische Mythe der vergiftige slangen (Hebr.: Saraps, Eng.: Serpents)
in de woestijn, wiens beet dodelijk was en de Koperen Slang (Hebr.: Nakash, Eng.:
Snake), waarvan de aanschouwing alleen reeds genezing bracht. Dc Nakash of
Nechustan slingert zich om het Tau-kruis en wordt ook verzinnebeeld door een
groep Paden op de Levens-Boom, de spiegeling van het
Vlammend Zwaard der
Schepping. Nagas is ook de mystiek-symbolische naam voor de ingewijde Yogi-Rshi’s
in India, die boven de dualiteit van leven en dood zijn gestegen en
onsterfelijkheid bereikten. Het is de Agatho Daïmon der Griekse Mysteriën en de
Koninklijke Basilik van de Egyptische Pharaoh.
De inwijdings-rite is één voortdurende waarschuwing om niet
met een onrein gemoed de Heilige Mysteriën te naderen. De candidaat moet telkens
opnieuw tot zichzelf inkeren en zijn geweten onderzoeken. Volmaaktheid wordt
nimmer geëist, want iedere sterveling is feilbaar en allen struikelden wij wel
eens. Wij moeten evenwel de moed hebben om schuld te bekennen, de vaste wil
tonen om gepleegd onrecht te herstellen en eerlijk streven naar de overwinning
op onze fouten en tekortkomingen.
Het gevaarlijke onkruid van de Haat, met al zijn vergiftige
bloesems: afgunst, nijd, wrevel, wreedheid, wellust, onrecht, trots, enz. moet
met wortel en tak uitgeroeid worden uit het hart van hem, die het Pad wil
betreden dat tot Adeptschap leidt. Men heeft ons verteld dat de candidaat voor
de ware inwijding op een bepaald ogenblik zich geplaatst ziet tegenover de
persoon, die hem in dit leven het grootste onrecht heeft aangedaan, misschien
hem heeft mishandeld of gepijnigd, lichamelijk en geestelijk. De Meester, die
Zijn leerling voorbereiden moet, slaat in de Aura van de candidaat de reacties
gade, welke in diens bewustzijn opkomen. Roert de slang van de haat zich nog,
hoe zwakjes ook, dan kan Hem dat niet verborgen blijven en zal de leerling niet
mogen worden toegelaten tot het Grote Mysterie.
Eerst moeten niet alleen het hoofd en de handen, doch zelfs
de voeten van de leerling, vlekkeloos rein gewassen zijn in het bloed van zijn
hart. Zijn kleed, het Aurisch omhulsel, moet wit en blank zijn als versgevallen
sneeuw, omdat het gewassen werd in het Bloed des Lams, dat is het Woord Gods.
Dit is het geheim van het Mysterie van de voetwassing, welke Christus vóór het
laatste Pascha aan Zijn discipelen voltrekt en waarvan Hij zegt: ,,Wat Ik doe
weet gij nu niet maar gij zult het na deze verstaan” (Joh. XIII: 7). En ook dit
belangrijke woord: ,,Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u
gedaan heb, gijlieden ook doet” (Joh. XIII : 15). Het opmerkelijke is, dat de
Heer niet zegt in de laatste zinsnede: ,,gijlieden elkander ook doet”. Het
voorafgaande vers zou dit wederkerig dienstbetoon wel bedoelen, doch
(vermoedelijk) is hier een, overigens begrijpelijke, vertaalfout ontstaan,
waarbij Christus’ opdracht: ,,Zo zijt gij schuldig uw voeten te wassen” geworden
is: ,,Zo zijt gij schuldig elkanders voeten te wassen”. Het wederkerig
dienstbetoon is in het grieks origineel (copie) niet duidelijk uitgedrukt. In de
nieuwe Bijbelvertaling is zelfs vers 15 zodanig aangevuld, dat nu ook daar de
wederkerige dienst aanbevolen wordt. Dit doet echter aan de esoteriek afbreuk.
Iedere candidaat voor de Grote Mysteriën moet zich de eigen voeten wassen in
Christus’ bloed, zoals hij zijn Aurisch gewaad daarin wassen moet.
Barmhartigheid of Mededogen is het Vorstelijk Sieraad, dat
alle Meesters van het Ware Licht kenmerkt. De Grote Broeders der Witte Loge van
Adepten noemen zich Meesters van Wijsheid en Mededogen. Dit Mededogen is de
grootste kracht van de Ingewijde. Laten wij lezen wat in het reeds bij eerdere
graden aangehaalde Inwijdings-Boek: ,,De Stem van de Stilte” daarover gezegd
wordt: ,,Mededogen is geen eigenschap. Het is de Wet der wetten, ,,Eeuwige
Harmonie, Alaya’s Zelf, een oeverloze, universele essentie, het Licht van ‘t
eeuwigdurend recht en de waarde aller dingen, der Eeuwige Liefde Wet. Hoe meer
gij daarmede één wordt, uw wezen met dat wezen samensmelt, hoe meer uw ziele
zich vereent met at wat is, hoe meer gij mededogen in volmaaktheid wordt.”
,,Dit is het Arya-Pad, het Pad der Boeddha’s van
Volmaaktheid.”
Vorst van
Barmhartigheid en Mededogen, dat is de eretitel welke in het rituaal van de
25ste graad aan de candidaat wordt voorgehouden als het verheven Doel, waarnaar
hij ononderbroken streven moet.
Knight of the Brazen Serpent
(Amerikaans, 1835).