18e Gr\ Ridder van het Rozekruis
Deze tekst komt uit het boek Maçonnieke Beschouwingen van A. van Leeuwen (1949).
Was de basis van de voorgaande graad gelegen
in de eerste Elf Hoofdstukken van de Apocalypse, dan is het te verwachten, dat
de 18de graad iets zal hebben uit te staan met het Twaalfde en de volgende
Hoofdstukken. Inderdaad worden wij in deze verwachting niet teleurgesteld.
Het 12de hoofdstuk van de Openbaring schetst
ons in allegorische taal de geboorte van de Wereld-Heiland, het mystieke Woord
of de Logos, in het esoterisch Christendom de Chrestos genoemd. Het is een
centraal Mysterie, zoals de 18de graad het Centrale punt van de Levens-Boom
inneemt, nl. de Sephira Tiphareth. Natuurlijk is dit het Hart van het gehele
stelsel en inderdaad de allerbelangrijkste graad in de O\
en A\S\Ritus.
Het is begrijpelijk, dat er door het verschil in opvattingen ook verschillende
aspecten van dit Mysterie aanleiding hebben gegeven tot verschillende en in
details uiteenlopende ritualen.
Het is evenwel slechts onverdraagzaamheid,
onkunde en bekrompenheid, welke ons zouden ingeven dat er alleen één enkel en
zaligmakend rituaal zou bestaan en al de andere vervalst of onecht zouden zijn.
Er bestaan Christelijk-georiënteerde R\C\ritualen,
Alchemistische, Kabalistische, Hermetische, Gnostische, enz. en allen hebben
zij hun goed recht van bestaan, mits... het Centrale Mysterie inderdaad wordt
ontsluierd en door de Candidaat voor deze prachtige graad ook werkelijk wordt
ervaren.
Kabalistisch geïnterpreteerd is de Sephira
Tiphareth het Centrum van Straling, Pracht en Schoonheid. Theosofisch verklaard
is het Atma, de hoogste Geest, het Zelf, het aspect van de Goddelijke Wil in het
Universum en in ons menselijk wezen. Alchemistisch is het de Zonne-Geest,
vloeibaar Goud, de ,,Steen der Wijzen”, Lapis Philosophorum en het
Levenselixer. Astrologisch is het de Centrale Zon, brandpunt van de Logoïsche
Wil. Christelijk opgevat is het de Christus-graad met zijn boodschap van Genade
en Offering. dit wordt alles verzinnebeeld in het Juweel van de Graad, hetwelk
een Adelaar (Phoenix) vertoont als embleem van Goddelijke Genade en een
Pelikaan, die met zijn hartebloed zijn jongen voedt, als symbool van opofferende
liefde. In het rituaal zouden alle boven-opgesomde gezichtspunten, welke het
onnaspeurlijke Mysterie allen even dicht benaderen, tot uitdrukking moeten
worden gebracht.
Hoe is dit verwezenlijkt?
Het is een Rituaal van Opstanding, van Licht
en Bevrijding. Door onwetendheid, onzekerheid en misschien wel onder onbewuste
invloed van Rooms en Calvinistisch Zonde-begrip, is er vaak een sombere
ondertoon ingeslopen, welke een dissonant geeft in de overigens zo stralende
riten. Dan wordt de Candidaat binnengeleid in een bijeenkomst van treurenden,
die - zoals de Zeer Wijze hem bekent - in zak en as zitten, omdat het Heilige
Woord wederom verloren gegaan is.
In de oorspronkelijke riten blijken er 3
vóór-Tempels te zijn geweest. De 1ste, die waar de Cand\
bij aankomst binnengeleid wordt en die de Zaal van Voorbereiding wordt genoemd,
is een schemerduistere ruimte en een toonbeeld van verwarring. Omgevallen zuilen
en brokken metselwerk liggen over en door elkaar heen, her en derwaarts
verspreid. De zoldering stelt een met zware en sombere wolken bedekt zwerk voor,
nauwelijks verlicht door een zwak schijnsel in het Westen, als van de
ondergaande zon.
De Candidaat moet ergens op een brok steen
plaats nemen en zijn geleider verzoekt hem te peinzen over de chaotische
toestand welke in de wereld heerst. Na enige tijd met zijn gedachten alleen te
zijn gelaten, komt de geleider hem afhalen en leidt hem de 2de Tempel binnen,
welke symbolisch de Berg Golgotha voorstelt en waar eveneens een schemerduister
heerst, slechts door één fakkel verlicht. Op een altaar ontwaart de candidaat
een voorstelling van de Calvariën-berg waarop 3 kruizen staan.
De Candidaat verneemt, dat hij in deze
duisternis ontvangen wordt, omdat het Woord, dat hem tot dit punt in de
Mysteriën der Vrijmetselarij heeft gebracht en hem een Licht is geweest op
zijn pad en een Lamp voor zijn voet, hem niet verder als gids kan dienen, nu hij
de Wereld van de Geest zal binnentreden. Zonder het Licht van de Geest blijft
de wereld toch altijd een chaos en een onoplosbaar probleem. De wereld, die hij
tot nog toe heeft leren kennen en beheersen is vergankelijk en voor deze wereld
geldt hetgeen de Vrijm\ Johann Wolfgang
von Goethe schreef in het slotgedicht van de Faust: ,,Alles Vergangliche ist nur
ein Gleichnis”. In de wereld van de Geest zijn gelijkenissen van geen waarde
meer. Nu moet men de Werkelijkheden vinden en daarnaar leven en streven.
Het Heilige Woord, de verborgen Naam, welke
de Candidaat gevonden heeft in het negende Gewelf van Henoch, dat door drie
Meester-Vrijmetselaren moest worden uitgesproken, heeft drie aspecten in zijn
karakter tot ontwikkeling gebracht:
Geloof, Hoop en Naastenliefde.
Hoe schoon en onmisbaar, in de Wereld van de
Geest is ,,geloven” evenwel niet meer toereikend. Thans moet de volgende stap
worden gedaan en moet men Weten uit eigen ervaring en eigen aanschouwing.
Geloven doet men op gezag van leiders of leraren. Dit uiterlijk gezag moet nu
plaats maken voor innerlijke overtuiging. Het Goethe-woord uit het Chorus
Mysticus van de Faust moet nu verwezenlijkt worden: ,,Das Unzulängliche, hier
wird’s Ereignis” (Het niet-genoegzame komt hier tot vervulling).
Zo is het ook met het tweede aspect. Men kan
niet blijven ,,hopen”. Onze religieuze hoop is gericht op het deelachtig worden
in de uiteindelijke Genade van een Unio Mystica, de vereniging en totale
versmelting met het Ene, een mystieke ervaring, welke elke beschrijving tart,
waarvoor alle woorden tekort schieten. In de Wereld van de Geest is voor dit
verlangen echter geen reden meer. De hoop moet vervuld worden in de mystieke
daad van veréénzelviging met de Bron van alle Leven. Hopen is een passief
afwachten, een uitzien naar Genade; maar nu moet een positieve, scheppende
houding worden ingenomen en het hopen moet worden getransformeerd tot een
actief Willen. In het Chorus Mysticus komt deze stap tot uitdrukking in de
strofe: ,,Das Unbeschreibliche, hier wird’s getan” (Het onbeschrijfelijke wordt
hier tot stand gebracht).
Wanneer deze beide facetten zijn
weggevallen, omdat men ze overwonnen heeft, blijft ons nog het derde, de
,,naastenliefde”. Dit is niet de hoogste, noch de edelste expressie van Liefde.
De Engelse Loges spraken (terecht) van Charity en dat is nog geen Love. Gods
Liefde is niet tot Zijn schepselen. Dat kan zelfs logisch al niet zo wezen,
omdat in het God-bewustzijn (wat dat dan ook moge wezen, want voor ons is het
onvoorstelbaar) de ,,andere” of wel de ,,naaste”, dat is dus eventueel Zijn
schepsel, als zodanig niet bestaat. God is in hem en hij is in God; zij zijn
beiden Eén, er is geen ,,andere” meer. Het liefhebben van ,,de andere” is in een
Absoluut bewustzijn, een God-bewustzijn, zinloos geworden.
Toch is voor ons, zelfs in het Geestelijk
Leven, dat zo Godvervuld is, Liefde de Weg, ook al is het dan nog onmogelijk
die Allerhoogste Liefde, de God-Liefde, die niet uit gaat tot wat buiten Hem is,
de Vader-Liefde. Voor ons kan het alleen nog zijn de gelouterde, verheerlijkte
en vergoddelijkte Moeder-Liefde. Deze legt schakels, bindt tesamen, heft ons op
tot een geestelijk niveau, stuwt ons omboog naar de Ene, naar God-de-Vader.
Liefhebben op deze geestelijke wijze is een voortdurend offeren. De hoogste Eros
is een mystiek sterven in het gelukzalige offer van zich-zelven en de gewone,
alledaagse mens schrikt daarvoor terug. Het eist veel liefde om dit liefdesoffer
te brengen, maar men moet ook Durven liefhebhen, dan zal het spontaan en vanzelf
gebeuren. Een moeder overlegt nooit of het nuttig zal zijn zich voor haar kroost
te offeren. Zij doet het als iets volkomen vanzelfsprekends, iets volkomen
natuurlijks. Er is - voor haar althans - niets heldhaftigs of verhevens in. Het
is louter Geluk, Moeder-Vreugde. Zelfs moederdieren gehoorzamen aan deze
Eros-drang.
Het Chorus Mysticus in de Faust zingt nu:
,,Das Ewig-weibliche zicht uns hinan” (Het eeuwig-vrouwelijke, de moederliefde,
trekt ons daarheen).
Ook Charitas moet dus voor iets hogers en
geestelijkers geruild worden. Nochtans blijft het liefde en deze Liefde, nog
onbestemd, blijft het enige Licht, dat onze schemering verlicht.
De Z\W\S\
vertelt nu aan de candidaat, dat de Ridders van het Rozekruis inderdaad een
nieuw Woord hebben, doch dat zij dat niet kunnen openbaren, doch alleen kunnen
,,delen” met een broeder, die het door eigen inspanning zelf gevonden heeft. Het
Mysterium Magnum kan slechts in diep Zwijgen worden ontvangen. Zo ontstaat en
treedt in de plaats van de Driehoek: Geloof - Hoop – Liefde, thans het Mystieke
Kruis: Weten – Willen – Durven – Zwijgen.
In de rite wordt de candidaat getoond hoe de
lichten van Geloof en Hoop zijn uitgeblust en alleen het Licht der Liefde nog is
gebleven. Dan brengt de Geleider hem naar de 3de Tempel, een Graf-gewelf, waarin
een lege sarcophaag is opgesteld, waarvan het deksel terzijde is geworpen,
alsof de dode is opgestaan uit het graf. Om uit dit gewelf te komen, waarin de
candidaat eerst heeft moeten ronddolen, moet een trap of ladder met 7 treden
bestegen worden. Op elke trede vindt de candidaat een symbool. De eerste 3 komen
overeen met de 3 Lichten, welke hem geholpen hebben om zo ver te komen, doch die
nu achtergelaten moeten worden: een Kruis, een Anker en een Hart. Dit laatste in
de vorm van een Gouden Doos, welke evenwel verzegeld is. Hij neemt alleen het
Hart mede op zijn verdere tocht. Daarna vindt hij 4 nieuwe Lichten, welke hem
van nu aan verder moeten leiden. Deze symbolen dragen namen, waarvan de
beginletters tesamen het nieuwe Woord vormen.
Natuurlijk mogen te dezer plaatse de namen niet worden gegeven. Men spreekt ze
in het Latijn uit, in verband met de sfeer, waarin het rituaal plaats grijpt.
Wel mag ik mededelen, welke symbolen op de 4 hogere treden (eventueel) door de
candidaat gevonden zouden kunnen worden. Zij (kunnen) zijn: een wit zijden doek,
een ledige kristallen vaas, een stalen staaf en een brandende kaars. Bij elk
symbool treft de candidaat een letter aan, welke hij eveneens meeneemt op zijn
reis. Hij vindt daarmede, zij het onbewust, het Woord, dat hij evenwel niet
begrijpt en alleen als vorm met zich voert. Zijn taak in de schemerduistere
tempels is hiermede volbracht en nu mag hij binnentreden in de Tempel van
Vreugd, Vrijheid en Verrukking, de stralende Licht-Tempel van het Rozekruis.
Daar wordt de Neofiet plechtig tot Ridder geslagen en verklaart de Z\W\
Athirsata hem de mystieke betekenis van het gevonden Woord en - indien de ritus
ook in occultesoterische zin zou worden voltrokken - leert hem een zeer schone
en diepzinnige handeling, waarin zijn Inwijding geresumeerd wordt. De nieuwe
Ridder gaat het leven van de Geest in, hij is opgestaan uit het Graf der lagere
werelden en wedergeboren in de Geest.
De Vrijmetselaar is thans aangekomen in de
Roos van het gehele stelsel; hij is de Sephira Tiphareth, de stralende
Licht-drager, de Phreh-Messen (Licht-brenger of Licht-boodschapper). Achter hem
verrijst het Kruis, dat hem gedragen heeft, hem steeds steunen en schragen zal
en steeds verder opwaarts stuwen. Hij is een Ridder van het Rozekruis van
Heredom, een Ridder van de Adelaar en de Pelikaan.
Thans wacht de nieuwe Uitverkoren en Volmaakte Ridder van het Rozekruis nog -
als een Kroon van Glorie op het mystieke werk - een groots en machtig Mysterie.
Hij zal met zijn mede-Ridders mogen deelnemen aan het mystieke Broedermaal, dat
in de Broederkring gecelebreerd zal worden, waarbij allen om het Offer-Altaar
staan. Onnodig te zeggen, dat dit mystieke maal de Centrale gedachte is van álle
Mysteriën, van álle Religies, van álle Heilige Questen. De oude Mysteriën, die
de Zonne-mythe tot basis hadden en het Centrale Leven als de Zonne-Godheid
aanbaden, gewaagden van het nuttigen van het Lichaam van de verslagen LichtGod:
Mithras, Adonis, Baldur, Tammuz, en alle Anderen. Ook het Katholieke Christendom
heeft dit mysterie tot het hoogtepunt van haar eredienst verheven in de
Communie van het Heilig Misoffer, de Eucharistie.
Het Joodse Mysterie-wezen, dat op een
Maan-mythe is gefundeerd, want Jahwè is duidelijk een Moeder-God, een God van
vruchtbaarbeid, kent dit mystieke maal evenwel niet. Daar is het Pascha-maal een
dank-feest, gewijd aan de herdenking van de Uittocht onder Jahwès leiding uit
Egypte. Als een herdenkings-maal viert ook de Protestantse Christenheid het
Avondmaal. Er is derhalve een hemelsbreed verschil tussen de Eucharistie of het
Heilig Misoffer der katholieke eredienst en het Avondmaals-feest van de
protestantse gemeenten.
Het prototype van de Eucharistie moet men
dus waarschijnlijk zoeken in het oude Mysterie-wezen; doch er is nochtans een
Evangelische rechtvaardiging voor dit Offerfeest te vinden. Er wordt nl. in de
Evangeliën gewag gemaakt van het Wonder van de Vermenigvuldiging der broden en
vissen. Opvallend is, dat dit ,,Wonder” het enige is, dat in al de vier
Evangeliën voorkomt en dat zelfs de aantallen der broden, de vissen, de
deelnemers, de korven met overgeschoten brokken, in alle vier verslagen
volkomen met elkander overeenstemmen. Wij weten, dat de auteur van het Vierde
Evangelie tamelijk onverschillig was t.a.v. de feitelijke gebeurlijkheden. Hem
boezemde veel meer belang in, de geestelijke lering van de Leraar en hij geeft
uitvoerige verslagen van de redevoeringen, welke Jezus gehouden zou hebben.
Daarom wordt dit Evangelie - in onderscheiding van de 3 anderen - het
pneumatische, d.w.z.: het geestelijke, genoemd. Toch vermeldt de schrijver ook
het Brood-wonder en geeft uitvoerige details. Misschien is dit dan ook op te
vatten als een Eucharistie, want Johannes plaatst het op een zeer markante en
buitengewoon betekenisvolle plaats in zijn Evangelie.
Wanneer men - hetgeen kabalistisch en
gnostisch voorgeschreven is - dit Evangelie van 20 Hoofdstukken (het 2lste is
veel later daaraan toegevoegd, zij het dan vermoedelijk door dezelfde schrijver)
verdeelt in een Involuerend en een Evoluerend gedeelte, elk van 10 Hoofdstukken,
dan kan men ze plaatsen op de Kabalistische Levens-Boom. De eerste 10
nederdalend als een ,bliksemschicht’, de laatste 10 opstijgend als een omhoog
geheven ,vlammend zwaard’. Doet men dat, dan blijkt het 6de Hoofdstuk, waarin
het bedoelde Wonder is beschreven en de diep-geestelijke betekenis daarvan door
de Leraar in 10 stadia aan Zijn discipelen wordt verklaard, samen te vallen met
de Sephira Tiphareth, de Centrale Fontein: Heerlijkheid, Glorie, Volmaaktheid,
Straling en Schoonheid.
Nog groter betekenis krijgt het Mysterie,
wanneer blijkt, dat bij de plaatsing van de 2de helft van het Evangelie als de
opgaande boog op de Levens-Boom, de Sephira Tiphareth coïncideert met Jezus’
rede over de mystieke Wijnstruik. Daar is het Wijnmysterie, het mysterie van de
Geest, het centrale gebeuren; zoals op de neergaande boog het Brood-mysterie,
het mysterie van de Materie of ook van de Vorm, het Middelpunt moest wezen.
Nog dieper wordt ons inzicht in dit
probleem, wanneer wij overgaan tot een bestudering van de overeenkomstige
Hebreeuwse lettertekens, welke immers mystiek-magische hiëroglyphen zijn. Men
kan deze altijd op 2 wijzen interpreteren.
Het Brood-mysterie wordt aangeduid door de
6de letter, die Vau en het Wijn-mysterie met de l5de letter, de Sameck. Op
autoriteit van prof. Fabre d’Olivet van het Collège de France, in zijn
standaard-werk: ,,La langue hébraïque restitude”, betekent de Vau: ,,...
zinnebeeld van het allerdiepste en meest ondoorgrondelijke Mysterie, het symbool
van de Knoop welke tesamen bindt, en tevens van het Punt waar het Niets en het
Al uit elkander gaan. Het is de letter, waardoor alle transformatie van
begrippen tot stand komt, waardoor de ene betekenis in de andere overgaat.”
In esoterische zin wordt het letterteken
opgevat als een hiëroglyphe voor het gehoor, want geluid is die overbrenger van
het Woord, nl. de boodschap van het Goddelijk Mysterie; terwijl in exoterische
zin hetzelfde teken staat voor het gezichtsvermogen, dat, verblind door de
schittering van de wereld, het vergankelijke verkeerdelijk houdt voor het
werkelijke. De getalswaarde van Vau is 6 en het figuur-symbool daarvoor is de
Dubbele Driehoek, het David’s schild, het Salomonische Zegel waarin de beide
aspecten van Licht en Duister, van Geest en Vorm eveneens tot uitdrukking komen.
Dezelfde dualiteit vinden wij ook in die
letter Sameck. Als het lagere en exoterische symbool betekent het de slang van
verleiding, waarvan haar uitspraak het sissend geluid nabootst. Dan is die
letter Sameck het teken van Satan, die Weerstrever, die de mens benevelt in
dronkenschap, waartoe een overmaat van ,geestrijk’ vocht ons brengt en waardoor
die mens wordt gedompeld in de misere van zondige onbeheersdheid, vernederende
immoraliteit en brandend berouw, wanneer het bacchanaal voorbij is. Anderzijds,
dus esoterisch opgevat, is deze letter het symbool van de Boog met de
strakgespannen boog-pees, waarmede de pijl van de menselijke geest wordt
afgeschoten op het Doel, het trefpunt, waarin die mystieke éénheid in de Roos
wordt beleefd. De getalswaarde van Sameck is 60 en betekent dit dus hetzelfde
als de 6 van de Vau, doch op een hoger plan van bewustzijn. Wat de geestelijke
en esoterische Vau is op het neergaande Pad: die Boodschap van de Schepper aan
Zijn schepsel, dat is de geestelijke en esoterische Sameck op het opgaande Pad:
het Antwoord van het schepsel aan zijn Schepper.
Het Pascha-maal, dat de Here Jezus met Zijn
apostelen celebreerde en dat Zijn ,,Laatste Avondmaal” werd, is inderdaad een
Dankmaal en als zodanig een Agapè, een Liefdesmaal, waarbij vooral aan de
armen, wezen en weduwen, behoeftigen en aan de dieren - onze jongere broeders -
gedacht moest en moet worden. Dit Liefdesmaal is een dank- en herdenkings-feest
waarop de dankbaarheid voor God’s Genade ons zó vervult en bezielt, dat wij deze
willen uiten in het brengen van liefdesgaven aan minder-bedeelden en
ongelukkigen.
In de Rozekruiser-Mysteriën is het mystieke
Broedermaal evenwel géén herdenking, maar een echt Mysterie, een Eucharistisch
feest. Het wordt genoemd: de Volmaking der Vrijmetselarij, het Centrale
Geheimenis, die Bekroning van het Werk. Hierin wordt het hoogste bereikt wat de
mens als verlossing en bevrijding kan nastreven. Van dit hoogste punt gaat nu de
Weg als ‘t ware weer omlaag, naar de wereld, naar de mensheid, als een Dienaar
in het Werk, als een Strijder Gods, als een Israël naar de Geest. Zoals uit een
diep in de duistere aarde verborgen bron, het water van een fontein opwelt, zich
verheft in de klare licht en zijn hoogste top bereikt, waar dan de waterkolom
zich als een bloemkelk openvouwt in het stralend zonlicht, zo is de
ontwikkelingsgang van een Vrijmetselaar door de riten en ceremoniën der
Maçonnieke graden, tot op het moment, dat dit Volmaakte Mysterie met hem wordt
gecelebreerd en hij met zijn broeder het heilige brood breekt en uit de kelk het
gewijde druivensap drinkt, ter Verheerlijking van die Allerhoogste en in de
Dienst aan de Ene Ware Inwijder.
Maar, is de graad van Ridder van de Adelaar
en de Pelikaan enerzijds een eindpunt, anderzijds is het ook een beginpunt. Als
een geestelijke Adelaar heeft de Ridder zich verheven, nu moet hij het Pad van
de Pelikaan betreden. De Pelikaan is de mythologische vogel, die zich het hart
uit de borst pikt, teneinde met zijn levensbloed zijn kinderen te voeden. Het is
het symbool van offering; het zinnebeeld van de boodschap, welke de Here
Jezus-Christus aan zijn discipelen gaf: ,,Wie zijn leven offert om
Mijnentwille, die zal het Eeuwige Leven beërven... Al wat gij aan den minste
uwer broeders gedaan hebt, dat hebt gij Mij gedaan”. Ons zelf-offer moet dus aan
onze medemensen gebracht worden. Pas wanneer dit zelf-offer is gebracht, kan de
Vrijmetselaar een waarlijk Ingewijde genoemd worden, want dan pas zal hij
volledig kunnen beseffen, wat het Geheim van de Vrijmetselarij inderdaad is. Er
zijn, helaas, nog altijd ,formeel’ ingewijde Ridders van het Rozekruis, die om
de een of andere reden menen, dat deze graad zó hoog en zó verheven is dat zij
geen verlangens meer hebben naar nog hogere graden. Maar zij vergeten, dat alle
stilstand stagnatie betekent en dat in een stilstaande poel het water bederft en
gaat stinken. Bij een fontein blijft het water ook niet op de hoogste plaats
staan, maar het valt terug en misschien is een fontein in deze terugval wel
op zijn allerschoonst. Het is, praktisch gesproken, welhaast een
consequentie van de opname in de heilige graad van, het Rozekruis, dat de
Vrijmetselaar Zijn weg zal vervolgen in de hogere graden. Deze zijn nl. de
vervulling van het Centrale Mysterie, dat hij in de 18de graad heeft
mogen beleven.
Wat derhalve nu aan Hogere Graden nog volgen zal aan Mysterie-riten, is dan ook
in zekere mate te beschouwen als een ,Val’, een teruggaan naar de Wereld. Zoals
het fonteinwater terugvalt op de aarde, die dorre en dorstende bodem drenkt en
tot vruchtbaarheid en tot overvloed wekt, zo moet die Uitverkoren en Volmaakte
Ridder van het Rozekruis zich nu omwenden en zijn schreden naar die lijdende
mensheid richten. Misschien is dit de reden dat de Hoogste graden wat ,profaan’
aandoen, na de ontegenzeggelijke climax van die Rozekruis-Mysteriën. Misschien
is dit ook de reden, dat men er (ook nu nog steeds) geen goed rand mee wist en
er niet goed mee over weg kon, weshalve men deze hogere graden grotendeels bij
communicatie, d.w.z.: zin- en betekenisloos, verleende. Velen verwachten een
Excelsior, een steeds hoger, een steeds stralender Mysterie.
Wie evenwel nog
op deze wijze verwacht of wenst, nadat hij in de 18de graad werd opgenomen, zal
bitter ontgoocheld worden en heeft nog niets van de innerlijke strekking van
het Mysterie begrepen. De bevrijding, welke in deze graad bedoeld wordt te zijn
bereikt, is een bevrijding van alle wensen, van alle verlangens, van alle
verwachtingen, van alle geloven van alle hopen op iets nóg hogers. Geloof en
Hoop zijn uitgeblust, zij hebben ons geleid en omhoog gestuwd, maar nu zijn zij
krachteloos geworden. Alleen die Liefde bezielt ons nog en deze doet ons
terugkeren tot Dienst aan die medemens. Een Ridder van het Rozekruis beseft tot
in die diepste diepten van zijn wezen die woorden van het Boek van de Goddelijke
Wijsheid: ,,Wie die hoogste is onder U-lieden, die zij uw aller dienaar” en ook:
,,Niemand heeft meerder liefde dan deze, die zijn leven stelt voor zijn
broeder”.
Rituaal voor de Graad van Souverein Prins van het
Rozekruis (nederlands,
2e helft 19e eeuw).
Souvereign Prince of the Rose Croix of Heroden (Amerikaans, 1835).
Souvereign Prince of the Rose Croix of Heredom (Engels,
1995).