Wetgeving
Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
De status, werkzaamheden en bevoegdheden van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn tegenwoordig wettelijk geregeld. In 1945 werd het Bureau nationale Veiligheid opgericht door een beschikking van de Chef Staf van het Militair Gezag. De eerste reguliere regelgeving dateert uit 1946 toen er een Koninklijk Besluit kwam dat het BNV verving door de voorloper van de BVD, de Centrale Veiligheidsdienst. In 1949 werd dit vervangen door een, toen geheim, Koninklijk Besluit. Bij dit besluit werd de BVD, alsmede de militaire inlichtingendiensten en de buitenlandse inlichtingendienst opgericht. Dit besluit is in later jaren een aantal maal gewijzigd en in 1972 vervangen.
Eén van de overwegingen die er in het verleden toe leidde
openbaarmaking van het besluit van 1949 achterwege te laten, hield
volgens de Minister van Binnenlandse Zaken verband met de in
Hoofdstuk II vervatte taakomschrijving van de onder de Minister
van Algemene Zaken ressorterende Buitenlandse Inlichtingendienst.
In het bijzonder werd toen gewezen op het tweede lid van artikel
9, waarin met zoveel woorden werd gesproken van het uitzenden van
personen naar het buitenland voor het inwinnen van geheime
inlichtingen. Gesteld werd o.a. dat deze werkzaamheden
ongetwijfeld wel bekend verondersteld werden, maar dat het
ongebruikelijk was daarop openlijk de aandacht te vestigen.
Dat lijkt vergezocht, nu het KB van 1946, waarbij de voorloper van
de BVD, de CVD werd ingesteld, ook geheim was. In dat besluit
wordt in het geheel niet gesproken over een dienst die taken in
het buitenland had.
Pas in 1987 kwam er een formele wet die de werkzaamheden van de
diensten regelde. In 2002 is die wet geheel vervangen door de
huidige wet, waarbij de BVD werd vervangen door de AIVD en de MID
door de MIVD. In 2017 werd deze wet nogmaals vervangen door een
nieuwe wet, die ook nieuwe bevoegdheden (onder meer op digitaal
gebied) regelde.