Contacten met
buitenlandse diensten
Bij de oprichting van het Bureau Nationale Veiligheid, later de
CVD, BVD en AIVD, waren er al contacten met een aantal
buitenlandse diensten.
In de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw werden die buitenlandse
contacten in interne notities met een codenaam aangeduid,
kennelijk om te voorkomen dat, mocht zo’n notitie bekend worden,
bekend zou worden dat de dienst over dergelijke contacten
beschikte.
Uit openbaar geworden stukken is een (onvolledig) overzicht van
dergelijke codenamen gedestilleerd:
ATILLA - Bondsrepubliek Duitsland
CAESAR - Italië
CLIPPER - Verenigde Staten
DUKE - Engeland, MI5
EXPRESSE - Frankrijk
LABILE - België, Veiligheid vd Staat - Van Frachem, diensthoofd
pol. Afdeling (Antwerpen)
MIDINETTE - Zweden
SARDINE - Engeland, MI6 - rapportages van Sardine die via de
BVD/AIVD openbaar zijn geworden zijn hier te vinden
SPIL - België, Veiligheid vd Staat - Dierick, diensthoofd pol.
Afdeling (Brussel)
TRIO - Zwitserland
ZWARTJAN - Denemarken
Ook was er een contact met de codenaam REGE, maar het is niet
zeker of dit een buitenlandse zusterdienst was.
De contacten met de Belgische diensten liepen via Berend Wijlhuizen uit Breda. Wijlhuizen was oud-marechaussee en na de oorlog medewerker van het BNV/CVD.
In een aantal dossiers komen ook wat andere codenamen voor, maar
dezen zijn afkomstig van Cees Fock, oud-hoofd van de Buitenlandse
Inlichtingen Dienst en oud-secretaris-generaal van het Ministerie
van Algemene Zaken:
Bahama - Veiligheid vd Staat – Brussel
Lou – België.
Informatie werd tussen verschillende diensten uitgewisseld. Dat waren onder meer periodieke rapportages, zoals maandoverzichten, maar ook specifieke gegevens, waarvan gedacht werd dat ze voor de zusterdienst van belang konden zijn, of als antwoord op vragen van zo’n zusterdienst. Een aantal rapporten die de BVD van Sardine (de Engelse MI6) heeft ontvangen, is door de dienst openbaar gemaakt en hier te vinden.
Club de Berne
In 1965 werden de contacten geformaliseerd. De diensten van een negental Europese landen, Nederland, België, Luxemburg, Groot Brittannië, Frankrijk, Italië, Denemarken, Zweden en Zwitserland richtten een overleggroep op, de Club van Berne. De hoofden van de inlichtingendiensten komen sindsdien twee keer per jaar bij elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen. Naast de bijeenkomsten van de diensthoofden vinden ook werkgroepbijeenkomsten en expertmeetings plaats van ‘lagere’ medewerkers van de diensten en worden trainingen georganiseerd. In de loop van de jaren is het gezelschap uitgebreid. Het bestaat nu uit de hoofden van de diensten van alle EU-landen en Zwitserland en Noorwegen.
In 1971 werd door de leden van de Club de Berne, in samenwerking met de Israëlische diensten Shin Bet en Mossad, een versleuteld telexsysteem opgezet om waarschuwingen uit te wisselen in de strijd tegen het Palestijnse terrorisme door bijvoorbeeld de PFLP en Zwarte September. Van begin af aan deed ook het neutrale Zwitserland hieraan mee en later werden nog een reeks andere landen op dit systeem aangesloten. In 1974 werd aan het eerste systeem een tweede aangesloten, speciaal gericht op het bestrijden van terrorisme door extreem-linkse groepen als de RAF en de Rode Brigades.
Na de aanslagen van 11 september 2001 werd vanuit de Club de Berne de meer gespecialiseerde Counter Terrorism Group (CTG) ingesteld.
De CTG is opgezet door de hoofden van een aantal Europese
veiligheidsdiensten na de aanslagen op 11 september 2001. De CTG
is uitgegroeid tot een informeel samenwerkingsverband van de
veiligheidsdiensten van de EU-landen alsmede Noorwegen en
Zwitserland. Europol en de diensten van de Verenigde Staten hebben
waarnemers bij de CTG.
De doelstelling van de CTG is het intensiveren van de samenwerking
en de uitwisseling van informatie op het gebied van
contraterrorisme tussen de veiligheidsdiensten van de deelnemende
landen.
Binnen de CTG wordt informatie uitgewisseld op het gebied van
contraterrorisme, worden (dreigings)analyses – waaronder een
gemeenschappelijk Europees dreigingsbeeld – opgesteld en wordt
operationeel samengewerkt. Eveneens heeft er veelvuldig
informatie-uitwisseling plaatsgevonden over de (verijdelde)
aanslagen in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en
Denemarken.
Binnen de CTG komen de hoofden van de veiligheidsdiensten
halfjaarlijks bijeen. Bijeenkomsten tussen de directeuren op
contra-terrorisme terrein vinden vaker plaats.
De CTG is bewust, in een meer informele setting, buiten het
EU-systeem van raadswerkgroepen gehouden. Hierdoor functioneert de
CTG als zelfstandig forum op het niveau van diensthoofden en
directeuren terrorismebestrijding en wordt de samenwerking tussen
de veiligheidsdiensten vergemakkelijkt. Ook wordt elke vorm van
controle door de Raad of door burgers onmogelijk gemaakt omdat er
geen wettelijke openbaarheidsbepalingen gelden.
Zelf geeft de AIVD aan dat een terugkerend vraagstuk blijft hoe de
Europese diensten de samenwerking binnen de CTG zichtbaarder
kunnen maken zonder daarbij de onafhankelijkheid en het informele
karakter te moeten prijsgeven, maar uit niets blijkt dat dat is
wat de AIVD wil. In de meest recente jaarverslagen wordt hier
helemaal niets meer over vermeld en ook anderszins doet de AIVD
helemaal niets aan enige vorm van transparantie hierin.
Momenteel worden de geheime analyses die de CTG produceert
gedeeltelijk in de werkgroepen van de Europese Raad gebracht.
Eveneens worden regelmatig vertrouwelijke presentaties gegeven in
het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER) in
Brussel.
In 2004 is een koppeling gemaakt tussen de CTG en het Joint Situation Center (SitCen, zie verderop). De CTG levert op specifieke onderwerpen collectieve informatie en heeft een halfjaarlijks wisselende vertegenwoordiger bij het SitCen.
Joint Situation Centre (SitCen)
Het SitCen, opgericht in 2002, is een onderdeel van het EU
Raadssecretariaat waarbinnen 20 Europese inlichtingen- en
veiligheidsdiensten samenwerken en valt onder de
verantwoordelijkheid van de Secretaris-generaal van de Raad van de
EU.
Het SitCen fungeert als een alerteringscel ten aanzien van
internationale crisissituaties en biedt (informatie)ondersteuning
in het kader van internationale operaties. Daarnaast maakt het
SitCen inlichtingen- en dreigingsanalyses ten behoeve van het
EU-beleid, met name het gemeenschappelijk buitenland- en
veiligheidsbeleid in de tweede pijler. Het SitCen verstrekt
informatie aan diverse beleidsmakers zowel binnen de EU als binnen
de lidstaten.
Zo worden de analyses van het SitCen onder meer gebruikt in
verschillende onderdelen van de Raad zoals de Political and
Security Committee (PSC), het Comité Terrorisme (COTER) en de
Working Group on Terrorism (WGT). Eveneens deelt het SitCen de
opgestelde terrorismerapportages grotendeels met Europol. Het
SitCen is (mede) afhankelijk van de toevoer van informatie van de
betrokken inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Het SitCen heeft
de mogelijkheid informatie samen te brengen, verschillende
perspectieven naast elkaar te leggen en de specialismen van de
verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten te benutten.
Midden Europa Conferentie (MEC)
De MEC is een multilateraal samenwerkingsverband van een aantal
West- en Midden-Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De
MEC is opgericht na de val van de Berlijnse muur in 1989 met het
oog op het verlenen van hulp en bijstand aan de diensten van de
Midden-Europese landen. De MEC fungeert als platform voor overleg
en de uitwisseling van informatie en draagt bij aan het onderlinge
vertrouwen tussen de aangesloten inlichtingen- en
veiligheidsdiensten.
De AIVD is vanaf medio 2005 steeds minder actief betrokken bij de
MEC. Met de meeste diensten die bij dit forum zijn aangesloten
werkte de AIVD in het kader van andere informele verbanden al
samen.
Onduidelijk is of dit verband nog bestaat.
Forum
Forum is een samenwerkingsverband van de civiele inlichtingendiensten van de EU-landen. Binnen Forum wordt informatie uitgewisseld over veelal strategische belangen als veiligheid van energievoorziening en de oorlogen in Irak en Afghanistan.
Liaisons
Sinds 1991 beschikt de BVD/AIVD over liaisons op Nederlandse
ambassades in het buitenland. De eerste was in Washington DC, een
jaar later werden twee reizende liaisons aangesteld voor Europa en
weer een jaar later werd een liaison gestationeerd op de
Nederlandse ambassade in Caracas (Venezuela). In de tweede helft
van de jaren ’90 van de vorige eeuw waren er liaisons in
Washington DC, Ankara, Caracas en Singapore. De vertegenwoordiger
in Ankara werd in 1998 verplaatst naar Amman (Jordanië). In 1999
kwam er een liaison bij in Moskou, in 2003 eentje in de Verenigde
Arabische Emiraten. Vanaf 2002 waren er ook twee reizende
liaisons, eentje voor Midden-Europa en eentje voor het
Middellandse Zee-gebied en Noord-Afrika.
Vanaf 2004 werden tijdelijke liaisons gestationeerd bij grote
gebeurtenissen, zoals Olympische Spelen (bijvoorbeeld Athene,
Turijn, Beijing), WK-voetbal (bijvoorbeeld Duitsland) of een
NAVO-top (Istanbul). In 2005 werden nieuwe liaisons gestationeerd
in Jakarta, Islamabad, Riyad en Rabat, een jaar later in
Oranjestad (Aruba) en weer eentje in Ankara.
In 2007 had de AIVD in totaal dertien liaisons in het buitenland
gestationeerd. Sinds die tijd worden geen mededelingen meer gedaan
over aantallen en standplaatsen, vanwege
“veiligheidsbelangen”.
Niet alleen Nederland heeft liaisons in het buitenland,
buitenlandse diensten hebben ook hier liaisons. In het jaarverslag
van 2002 schreef de AIVD dat op dat moment een dertigtal
buitenlandse diensten liaisons in Nederland hadden gemeld (een
enkeling woont/werkt in een buurland) en dat dat aantal stijgende
was. In totaal werden met meer dan 100 buitenlandse diensten
contacten onderhouden. In 2007 waren dat er al meer dan 170
buitenlandse diensten.